Yves Van Damme
‘Vaardigheid boven inhoud: mag er nog geschiedenis zijn?’
‘Vindt men geschiedenis echt belangrijk of is men gestart aan de afbouw van het vak?’, schrijft geschiedenisleerkracht Yves Van Damme over de voorstellen van het GO! om te schrappen in het aantal uren in het secundair onderwijs. ‘Welke wereldoorlog gaan we nog behandelen?’
Mei luidt de laatste rechte lijn van het schooljaar in. Plots diende het snel te gaan met de onderwijshervorming. Na een stellingenoorlog kwamen politiek en koepels triomfantelijk tot een akkoord over de nieuwe minimumdoelen. Directies puzzelen op dit moment aan een ongelooflijk ingewikkelde curriculumpuzzel. En de leerkracht? Hem of haar wordt zelden iets gevraagd. Al lang heeft wat er in Brussel wordt beslist weinig uitstaans met de onderwijspraktijk.
De eindelijk goedgekeurde eindtermen laten de vakkenstructuur los door uit te gaan van sleutelcompetenties. De focus op wiskunde, Nederlands en wetenschappen ten spijt dienen die twee laatste vakken het met minder lestijd te stellen. En hoewel minister Weyts verzekerde dat de lat ook voor geschiedenis en aardrijkskunde zeker niet omlaag gaat, komen ook zij op het kapblok van de onderwijshervorming terecht. Voor geschiedenis stelde het Gemeenschapsonderwijs (GO!) voor om een kwart van de uren weg te snoeien in de voormalige ASO-richtingen. In plaats daarvan duiken kleinere vakjes op als burgerschap en artistieke expressie. Die moeten een gezicht geven aan enkele nieuwe sleutelcompetenties, maar dreigen op zichzelf onvoldoende tijd te krijgen om de leerlingen écht te introduceren in een bepaald vakgebied.
Voor de leerkracht geschiedenis was het een koude douche. Al jaren zijn we vragende partij voor méér uren, zeker in de (vroegere) TSO richtingen. Ons vak wordt dan ook ontzettend druk bevraagd. In tegenstelling tot vroeger ligt de nadruk in de les geschiedenis veel meer op het kritisch analyseren van bronnen, in deze tijden van fake news meer dan ooit cruciaal. Daarnaast gaat de leerkracht ook aan de slag met actuele thema’s en de historische wortels ervan en is het in onze superdiverse samenleving relevant om ook niet-Europese samenlevingen te belichten.
Met actie verleg je de loop van de geschiedenis en dus lanceerden we een petitie, schreven een open brief, kregen steunbetuigingen van een indrukwekkende lijst aan prominente academici, journalisten en politici.
Harde keuzes maken
Na overleg met het GO! werd het duidelijk dat die brede kritiek terzijde wordt geschoven. Men wees erop dat het vak geschiedenis met een kwart minder uren, nog steeds ruim werd bedeeld. Volgens het GO! had zelfs een halvering van de uren nog genoeg tijd overgelaten om de minimumdoelen rond historisch denken te bereiken.
(Lees verder hieronder.)
Daarmee wordt duidelijk waar het echt om gaat: de vraag wat het vak geschiedenis nog mag zijn. Er is namelijk slechts één manier waarop het bereiken van de nieuwe erg ambitieuze vaardigheden rond historisch denken te rijmen valt met een drastisch inperken van de uren: het GO! streeft naar het verregaand schrappen in de geschiedenisinhouden.
“Leerkrachten zullen hier harde keuzes in moeten maken.” Met die visie pleit men voor het einde van de geschiedenisles zoals we het kennen. Leerlingen hoeven niet perse een overzicht meer te krijgen, slechts een beperkt referentiekader volstaat. Is er nog tijd voor de Amerikaanse én Franse revolutie? Voor de Guldensporenslag én de Bourgondiërs? Voor Keizer Karel én Napoleon?
De leerkracht die met beide voeten in de praktijk staat weet dat wat het GO! voorstelt gebaseerd is op een aantal verkeerde aannames.
Bouwen op drijfzand
De nieuwe doelen zetten terecht zwaar in op historische vaardigheden. De inhouden werden echter niet geschrapt, maar geclusterd onder één noemer, wat verkeerdelijk het beeld kan geven dat daar minder aandacht naartoe moet gaan. Vaardigheden kunnen niet worden bereikt zonder degelijke referentiekennis uitgebouwd door uitleg, lezen en studie. Dat toch proberen doen, is bouwen op drijfzand. Dan wordt een bronnenoefening al gauw een verplicht nummertje waarbij leerlingen passages kopiëren uit een tekst die men eigenlijk niet begrijpt en dus niet inhoudelijk verwerkt. En doordat leerlingen steeds vaker onvoldoende taalvaardig blijken om alle nuances in de bronnen te onderscheiden, loopt de tijd die nodig is voor begeleiding hierbij ook nog eens op.
Geschiedenis zal burgerschap zijn, of niet zijn
Van nature zijn heel wat verbindingen mogelijk tussen geschiedenis en de competenties rond burgerschap waarop men nu wil inzetten. Want hoe laat je jongeren een politieke mening ontwikkelen, zonder de bestaansreden van politieke ideologieën uit te leggen? Hoe behandel je de oorlog in Oekraïne op kritische wijze zonder verbanden te leggen met eerdere gebeurtenissen zoals de Koude Oorlog en de afloop ervan?
(Lees verder hieronder.)
Tegelijk blijft burgerschap best gegrond in wetenschappelijk onderbouwde vakgebieden die een waarheidsclaim formuleren. Dat loskoppelen zet de deur open naar een inhoudelijke vrijblijvendheid die leerlingen doorgaans snel doorprikken. En dus zal de leerkracht geschiedenis snel bereid worden gevonden mee te werken aan burgerschapscompetenties. Maar ook dan geldt: er moet meer in minder tijd. En wie gelooft werkelijk dat beide competenties in zo’n krappe tijd écht kwalitatief bereikt worden?
Verlies op alle fronten
Alles samen zijn de voorstellen van het GO! dus een aanslag op het historisch inzicht van onze jongeren én hun vermogen geïnformeerd, kritisch en actief burger te kunnen worden. Inhouden zullen versnipperd worden aangereikt, actuele thema’s minder goed vastgehaakt aan historische fenomenen en bronnenanalyse dreigt een steriele oefening te worden.
De vraag moet dus gesteld worden: Vindt men geschiedenis echt belangrijk of is men gestart aan de afbouw van het vak? Binnen enkele jaren zal men immers vaststellen dat we de doelen binnen de huidige toegemeten lestijd niet hoogstaand kunnen behalen. Gaat men ons dan wel weer de nodige tijd gunnen, of integendeel het vak helemaal afserveren?
Hopelijk geeft het GO! haar leerkrachten eenduidig het vertrouwen dat “geschiedenis geven” wel mag, en dat ook zij verwacht dat leerlingen minstens twee uur geschiedenis per jaar verdienen. Tot zolang blijft actie nodig. Met een collectief aan leerkrachten blijven we ons vak verdedigen, hierin gesterkt door een brede waaier aan maatschappelijke groepen, individuele leerkrachten en directies. Intussen zijn die laatsten aan zet. Zij kunnen nog steeds de keuze maken af te wijken van de suggesties van bovenaf. Doen zij dat niet, dan bereiden we ons maar beter voor op de harde keuze: Welke wereldoorlog behandelen we wel nog, in de tijd die ons rest?
Yves Van Damme is geschiedenisleerkracht.
Deze bijdrage werd mee ondertekend door de andere leden van het collectief Zoveel geschiedenis, zo weinig tijd, een groep leerkrachten geschiedenis uit het GO!. Dat collectief wil graag weten wat de plannen zijn in de verschillende scholen in Vlaanderen. Wordt er minder of juist meer tijd voorzien voor het vak geschiedenis? Op deze website kan je laten weten hoe het vak er volgend jaar voorstaat.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier