Peter Verluyten
‘Tweede zit voor Vlaamse toetsen: wat zeggen deze testen over de aanpak van een school?’
Peter Verluyten formuleert een aantal bedenkingen bij de resultaten van de eerste Vlaamse toetsen. ‘De testen willen de kwaliteit van het onderwijs meten. Maar wat omvat die kwaliteit?’
‘Als ze me dat nog één keer flikken, dan stop ik er mee!’ Dit was de uitroep van een (heel gemotiveerde) wiskundeleerkracht naar aanleiding van de resultaten van de Vlaamse toetsen van zijn leerlingen uit het tweede middelbaar. Hij had zijn leerlingen zover gekregen dat ze heel behoorlijke resultaten hadden geboekt op de examens in de school. Er kon tevreden teruggeblikt worden na het harde werk van leerlingen én leerkracht. Maar dan vielen de resultaten van de Vlaamse toetsen daar opeens uit de lucht. De meeste leerlingen behaalden een erg ontgoochelende uitslag. Het gevolg was ontmoediging bij de leerlingen en een hoop uitleg aan de ouders op het oudercontact, aangezien die resultaten toch niet overeen leken te komen met de cijfers op het rapport en het advies voor de studiekeuze naar de tweede graad.
Ik zet even een stap terug. Wat waren ook alweer die Vlaamse toetsen? Dit zijn een reeks centrale toetsen (Nederlands en wiskunde) die Vlaamse Minister van Onderwijs, Ben Weyts heeft gelanceerd in het vierde leerjaar en het tweede middelbaar. Later zal ook het zesde leerjaar en het zesde middelbaar nog aan bod komen. De bedoeling is om, naast internationale metingen als PISA en PIRLS, ook via een eigen meting zicht te krijgen op de Vlaamse onderwijskwaliteit. Ze moeten de scholen ook een spiegel voorhouden doordat ze kunnen zien hoe ze scoren in vergelijking met gelijkaardige scholen.
Over de zin en zeker ook de onzin van zo’n testen valt veel te zeggen. Ik vat het hier even samen. De testen willen de kwaliteit van het onderwijs meten. Maar wat omvat die kwaliteit? Zijn resultaten van een éénmalige test op wiskunde en Nederlands een goede waardemeter voor de kwaliteit van het onderwijs? Op zijn minst is dat eenzijdig. Het gaat hier slechts over twee (weliswaar belangrijke) vakken. Kijk even rond in de leraarskamer en constateer dat het werk van meer dan de helft van de collega’s niet van belang wordt geacht. Een onderwaardering van andere onderdelen zoals creatieve, sociale en motorische vaardigheden dreigt (en is eigenlijk nu al het geval). Ook mondelinge vaardigheden komen niet aan bod. Wat weten we trouwens over de motivatie van de leerlingen bij het invullen van zo’n test? Ik hoor van een aantal scholen dat computerproblemen er toe geleid hebben dat de test opnieuw moest worden gedaan. De tweede poging werd een lachertje doordat de leerlingen er absoluut geen zin meer hadden. Er waren trouwens nog een hoop andere problemen bij het invullen: leerlingen wisten niet dat ze niet terug konden in de vragen (wie een vraag oversloeg om ze later te doen, kreeg het deksel op de neus), ze konden ook heel moeilijk de tijd inschatten aangezien het compleet onduidelijk was hoeveel vragen er waren. Tenslotte, het gevaar van teaching to the test loert ook altijd om de hoek. Je kan het onderwijs in de toekomst zo inrichten dat het specifiek voorbereidt op deze testen. Dan zegt het zelfs niet echt meer iets over de kennis van deze twee specifieke vakken. Reken er maar op dat dit volgende keer zal gebeuren.
En misschien nog belangrijker: wat zegt deze test eigenlijk over de aanpak van de school? Een goed resultaat behaald door een klas flinke, brave kinderen/jongeren met een hoge sociaaleconomische status die beter scoort dan een klas met wat uitdagender leerlingen. Zegt dat dan iets over de school of toch eerder over de samenstelling van de klas? Zijn de testen dan eerder een aanmoediging voor scholen om de ‘moeilijkere’ leerlingen dan maar te weren? Ik weet wel dat het de bedoeling is om gelijkaardige scholen met mekaar te vergelijken, maar die nuances gaan al snel verloren naar het grote publiek.
Het invoeren van zulke testen is dus niet bij voorbaat een goed idee. Maar de testen zijn wel degelijk ingevoerd en afgenomen eind van vorig schooljaar. Het is interessant om deze resultaten even van dichtbij te bekijken.
Leerlingen ontvangen de individuele resultaten in de vorm van een vaardigheidsniveau. Er zijn 5 vaardigheidsniveaus: van E (laagste) tot A (hoogste). Ik vat de resultaten even samen door een gemiddelde te nemen van uitslagen. De exacte resultaten zijn te bekijken via de site van de Vlaamse overheid.
In het vierde leerjaar haalt 46% een D of een E op Nederlands en 1% een A. Op de wiskundige toetsen halen gemiddeld 24% een D of een E en 6% een A.
In het tweede middelbaar (A-stroom) haalt 12% een D of een E op Nederlands en 33 % een A. Op wiskunde haalt deze groep gemiddeld 25% een D of een E en 0.7 % een A.
In het tweede middelbaar (B-stroom) haalt 45% een D of een E op Nederlands en 1% een A. Op wiskunde scoren gemiddeld 51% een D of een E en niemand een A.
Met andere woorden: bijna de helft van de leerlingen komt met een dikke buis naar huis. Nog een grote groep zit in de C-categorie (Wat in vele gevallen ook een buis is, want de eindtermen niet behaald) en de B- en zeker de A-categorieën zijn de uitzonderingen. Het interpreteren van de resultaten is al een studie op zich aangezien de cesuur om te slagen soms op B ligt en soms op C. In het lager is er dan weer geen cesuur aangezien er geen eindtermen zijn. Ik geef nog één cijfer: volgens de resultaten is gemiddeld 54% van de middelbare schoolleerlingen gebuisd op wiskunde.
Deze resultaten zijn toch minstens bedenkelijk. Er wordt zogenaamd gepeild naar de eindtermen. Je kan je toch vragen stellen over de correctheid van de resultaten als de groep die niet slaagt zo groot is. Of liggen de doelen niet correct? Wat is ook de zin van de A-categorie als die nauwelijks bevolkt is?
En wat nog veel erger is: een hele grote groep leerlingen krijgt een resultaat mee met de boodschap ‘Jij bent wel erg dom’. Wat denk je dat dit doet voor het zelfbeeld en de motivatie van de leerling als meer dan de helft faliekant gebuisd is? En wat moeten de leerlingen, de ouders en de leerkracht hieruit besluiten als de resultaten op het rapport niet overeenstemmen met die van de Vlaamse toetsen? Precies wat de leerkracht hierboven meemaakte. Niet alleen de leerlingen raken ervan gedemotiveerd, ook de leerkrachten. En dat in tijden van een lerarentekort.
Los van de individuele resultaten valt te vrezen dat de scores uit deze testen ook zullen gebruikt worden als promotiemateriaal. De ‘elitescholen’ zullen hierdoor wellicht versterkt worden. Het imago van scholen die werken met wat meer uitdagendere leerlingen krijgt opnieuw een knauw.
Een laatste, misschien wat stoute, bedenking. Is het de bedoeling dat de resultaten zo slecht zijn zodat de minister een volgend en beter resultaat als een pluim op zijn hoed kan steken? Ik zou het niet durven stellen.
Ik rond af en tracht een haalbaar besluit te formuleren. Wat mij betreft kan een onderzoek naar de Vlaamse onderwijskwaliteit even goed gebeuren met een veel kleinere steekproef. Voor de meting van de specifieke scholen bestaat er al een ander instrument, namelijk de onderwijsinspectie. Als dit nog niet haalbaar is, pas dan de scores aan. Behoud je indeling maar spreek niet over A, B, C, D of E maar over AAA, AA, A, B of C. Dat zal een heleboel frustratie op het werkveld en in de hoofden van leerlingen en ouders kunnen verzachten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier