‘Eenmaal we bereid zijn om onze eigen vooroordelen onder ogen te zien, dan kan ook positieve verandering plaatsvinden’, schrijft Guy Malfait over het nieuws dat leerlingen uit lagere sociale klassen zich meer moeten bewijzen dan hun klasgenoten die het thuis financieel beter hebben.
Ratten en leerkrachten, het is niet de meest leuke associatie die je kan bedenken. Toch moest ik aan ratten denken bij het lezen van de resultaten van het onderzoek van Ilse Laurijssen van de VUB dat vorige week werd voorgesteld. Daaruit blijkt onder andere dat leerkrachten lagere verwachtingen hebben van leerlingen uit sociaal zwakkere milieus, zelfs als hun scores dezelfde zijn als hun klasgenoten uit gezinnen die financieel beter af zijn.
Even een sprongetje in de tijd, begin jaren zestig. Bob Rosenthal, een psycholoog van Harvard University deed zijn proefdiertjes, ratten, in twee kooien. Bij elk van de kooien stond wat informatie. Bij de ene kooi stond vermeld dat het ging om slimme en sportieve ratten. In de andere kooi zaten domme en luie ratten. Vervolgens vroeg Rosenthal zijn studenten om een experiment uit te voeren met de ratten. De studenten moesten de ratten in een doolhof stoppen en precies bijhouden hoelang de proefdiertjes er over deden om de uitweg te vinden. Wat de studenten niet wisten, was dat zij de eigenlijke proefdiertjes waren. Wat ze ook niet wisten, was dat er geen slimme, sportieve ratten waren enerzijds of domme, luie ratten anderzijds. Ze waren volledige willekeurig opgedeeld in twee kooien.
Tijd om komaf te maken met vooroordelen die leerkrachten hebben over kinderen in armoede.
Wat bleek? De ratten waarvan de studenten dachten ze slimmer en sportiever waren, bleken veel sneller de uitweg van het doolhof te vinden. De zogezegd slimme ratten waren tot bijna 2 keer zo snel als de zogezegd domme ratten. Uit het onderzoek bleek dat de manier waarop de studenten met de ratten omgingen rechtstreeks invloed had op het gedrag van de ratten. Hoe groter de sportieve en intellectuele verwachtingen van de studenten, hoe groter het sportieve en intellectuele resultaat van de ratten. Later deed hij gelijkaardig onderzoek, met kinderen, waaruit eveneens bleek dat de verwachtingen die een leerkracht heeft, of niet heeft, van z’n leerlingen van grote invloed zijn op hun onderwijskansen.
De studie van onderzoekster Ilse Laurijssen ligt ook in de lijn van van de Diversiteitsbarometer UNIA van twee jaar terug. Daaruit bleek dat de kaarten van leerlingen mee geschud zijn door de manier waarop leerkrachten naar de leerlingen kijken. Onderzoekers toonden aan dat arme leerlingen meer kans hebben op een B- of C-attest dan rijkere leeftijdsgenoten. Sterker: als die arme leerling in een zogenaamde eliteschool zit (een school met een hoger aandeel rijkere leerlingen) dan neemt die kans op een B- of C-attest zelfs spectaculair toe. Zo hebben leerlingen met arme ouders tot 14 procent meer kans om een B-attest te krijgen dan leerlingen met dezelfde resultaten van wie de ouders het socio-economisch beter hebben.
Het Rosenthal-effect, of het meer gekende Pygmalion-effect, toont aan dat aan de onderkant van de samenleving de lat hoger ligt. Leerlingen uit lagere sociale klassen moeten zich dus meer bewijzen dan hun klasgenoten die het thuis financieel beter hebben. Alsof studeren voor een kind dat opgroeit in armoede nog niet voldoende uitdagingen heeft: denk maar aan dure studieboeken, al dan niet met laptop of tablet of een rustige plek hebben om te kunnen studeren. Een gelijke kansen onderwijs moet dus niet alleen aandacht hebben voor de direct meetbare verschillen tussen kinderen van verschillende sociale achtergrond, maar evenzeer aandacht hebben voor de leerkrachten. Dat betekent dat we dringend aan de slag moeten gaan met de vooroordelen die leerkrachten hebben over kinderen in armoede.
Een belangrijke stap om aan de slag te gaan met vooroordelen is te erkennen dat die vooroordelen er zijn. Vooroordelen moeten uit de taboesfeer gehaald worden. Het moraliserende vingertje kan best wegblijven. Leerkrachten hoeven zich niet te schamen dat ze vooroordelen hebben, iedereen heeft vooroordelen. Ja, ook mensen in armoede hebben vooroordelen over hun lotgenoten. Ja, ook ondergetekende heeft na bijna 30 jaar samenwerken met mensen in armoede nog een hele resem vooroordelen.
Eenmaal we bereid zijn om onze eigen vooroordelen onder ogen te zien, dan kan ook positieve verandering plaats vinden. Het Pygmalion-effect is in wezen een heel optimistisch verhaal. De socio-economische situatie waarin kinderen opgroeien hoeft niet automatisch als een zwaard van Damocles boven hun hoofd te hangen. Wanneer leerkrachten en beleidsmakers wél in hen geloven – en in hun ouders – dan kunnen ook die kinderen excelleren. Dan hoeft de toevallige kooi waarin je als leerling ratje terecht bent gekomen niet langer mee bepalend te zijn voor je toekomstkansen. Dat hebben vele duizenden leerkrachten ondertussen met verve bewezen.
Guy Malfait is co-auteur van ‘Aan de onderkant ligt de lat altijd hoger – Verhalen uit de buik van de samenleving’ (EPO, oktober 2019) waarin vooroordelen over mensen in armoede worden ontkracht.
Lees ook:
–
–
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier