Terug naar de methodeschool: waarom zorgkinderen voor freinet en steiner kiezen

© Xavier Truant
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Ook dit schooljaar trekken weer heel wat Vlaamse leerlingen naar een methodeschool. Onder hen opvallend veel kinderen en jongeren met een leerstoornis, autisme of ADHD, die in het reguliere onderwijs hun draai niet konden vinden. ‘In een freinetschool zijn zorgkinderen nooit hinderlijk’, klinkt het. Tenzij ze met te veel zijn.

‘Dit is géén school voor buitengewoon onderwijs. Kinderen met ernstige leerproblemen of leerstoornissen zijn beter geholpen met de specifieke aanpak van het buitengewoon onderwijs.’ De waarschuwing staat te lezen op de welkomstpagina van een freinetschool in de Kempen. Ook andere methodescholen maken vaders en moeders steeds vaker diets dat niet iederéén bij hen terechtkan. Toch kiezen veel (vooral witte en goed opgeleide) ouders van kinderen met autisme, ADHD, dyslexie, dyspraxie of andere problemen voor een methodeschool. In 2013 al bleek uit het onderzoek Schoolloopbanen in het basisonderwijs (SiBO) dat liefst 21 procent van de leerlingen in methodescholen een erkende diagnose had, tegenover 12 procent in het klassieke onderwijs. Scholieren met speciale noden zonder zo’n officieel etiket werden niet meegeteld.

Is een leerling op zijn zesde niet klaar om te leren lezen en schrijven, dan stellen we dat gewoon uit.

Maaike Eggermont, Sudbury School

Methodescholen, van freinet, dalton en steiner tot montessori (zie kader onderaan), zitten in Vlaanderen al jaren in de lift. Veel ervan hebben zich onder de vleugels van een officiële onderwijskoepel genesteld, en sommige zijn in de loop der jaren in de richting van het reguliere onderwijs opgeschoven. Nogal wat nieuwe methodescholen, zoals de zeven freinetscholen die vzw Keerpunt op 2 september over heel Vlaanderen heeft geopend, verzetten zich daar uitdrukkelijk tegen en grijpen terug naar de basis van hun pedagogische methode. Hoe dan ook neemt het aantal methodescholen en het aantal leerlingen dat er naar school gaat jaar na jaar toe. Freinet, vorig schooljaar in het lager onderwijs goed voor 12.900 leerlingen, is met voorsprong marktleider. Maar ook het steineronderwijs, dat vorig schooljaar 5144 leerlingen inschreef, is de voorbije jaren fors gegroeid.

Of ook de groep kinderen met een beperking, of met leer- of gedragsstoornissen er groter wordt, is sinds de SiBO-studie niet meer onderzocht. Wel zeggen de methodescholen waarmee Knack contact opnam dat er ondertussen alleen maar meer leerlingen zijn bijgekomen die behoefte hebben aan extra zorg of aandacht. In sommige gevallen gaat het over meer dan de helft van hun pupillen. ‘Toen ik in de middelbare freinetschool Da Vinci in Sint-Niklaas les begon te geven, hadden zeven van mijn achttien leerlingen een gediagnostiseerde autismespectrumstoornis’, zegt Geert Van Hout, een van de oprichters van vzw Keerpunt. ‘Daarnaast waren er ook nog met diagnoses zoals ADHD of dyslexie. In de zeven schooljaren dat ik er lesgaf, zaten er nooit minder dan drie leerlingen met autisme bij mij in de klas.’

Vluchten van het M-decreet

Er zijn natuurlijk steeds meer ouders die bewust voor een alternatieve onderwijsmethode kiezen, zonder dat hun kind leer- of andere stoornissen heeft. Maar heel wat anderen kloppen pas bij een methodeschool aan als blijkt dat hun zoon of dochter moeilijk kan aarden in het reguliere onderwijs. Uit de SiBO-studie bleek zes jaar geleden al dat in het methodeonderwijs liefst 30 procent van de leerlingen die van een andere school overkomen een officieel erkende diagnose heeft. Dat percentage ligt veel hoger dan bij degenen die al in het eerste leerjaar in de methodeschool waren ingeschreven (16 procent). ‘De helft van onze leerlingen is in het gewone onderwijssysteem uit de boot gevallen’, zegt Maaike Eggermont, oprichtster van de Sudbury School Gent, een niet-erkende en dus ook niet-gesubsidieerde methodeschool. ‘Sommigen van hen verveelden zich op hun vorige school omdat ze er de hele tijd werkblaadjes moesten invullen terwijl ze de leerstof al lang snapten. Anderen leden onder het feit dat ze zich niet uit de drukke klasgroep konden terugtrekken als ze behoefte hadden om even iets alleen te doen. En er zijn er ook die op een gewone school niet aan hun trekken kwamen omdat daar amper rekening wordt gehouden met de interesses van de leerlingen zelf. In het traditionele onderwijs is alles heel uniform, terwijl wij het belangrijk vinden dat elk kind zichzelf kan zijn.’

De helft van onze leerlingen is in het gewone onderwijssysteem uit de boot gevallen.

Schooldirecties hebben de indruk dat de moeizame invoering van het M-decreet nog meer kinderen met zorgnoden naar het methodeonderwijs heeft gedreven. ‘Over het M-decreet bestaat veel frustratie, zowel bij leerkrachten als bij ouders en leerlingen’, zegt professor pedagogie Els Consuegra (VUB). ‘Sommige ouders wijken dan naar een methodeschool uit omdat ze denken dat ze daar beter zullen worden bediend.’ Daarnaast zitten er in de meeste methodescholen ook leerlingen die het expliciete advies hebben gekregen om naar het buitengewoon onderwijs te gaan. ‘Veel ouders hebben het daar erg moeilijk mee’, zegt emeritus professor onderwijskunde Jan Van Damme (KU Leuven). ‘Vaak proberen ze dan in een methodeschool binnen te raken, omdat ze denken dat hun kind daar beter af is. Soms is dat ook zo, maar niet altijd. Dat zou eens goed moeten worden onderzocht.’

Eigen tempo

In elk geval lijken veel methodescholen meer werk te maken van inclusief onderwijs, waar álle kinderen een plaats krijgen, dan de doorsnee klassieke school. ‘Hun aanpak, die eerder op de leerling dan op de leerstof is gericht, leent zich daar beter toe’, denkt Consuegra. ‘Vaak vertrekken ze vanuit de leefwereld en de ervaringen van de kinderen, en daardoor is het makkelijker om rekening te houden met de verschillen in een klasgroep. Sommige methodescholen slagen erin om gewone kinderen en kinderen met speciale noden samen te zetten en hun toch allemaal voldoende hulp, steun en uitdagingen te bieden. Maar dat is niet overal zo, en er zijn natuurlijk ook traditionele scholen die daarin slagen.’

Inclusie staat in elk geval met stip boven aan de agenda van de meeste methodescholen. Ze gaan er prat op dat er ook plaats is voor kinderen die op de een of andere manier van de norm afwijken. ‘Traditionele scholen zijn op de middelmaat afgestemd’, denkt Geert Van Hout. ‘Wie niet kan volgen, raakt hopeloos achterop en wordt aan zijn lot overgelaten. Maar wie vooroploopt, verveelt zich vaak. Als zulke kinderen zich dan problematisch beginnen te gedragen, gaan de school en de ouders vaak op zoek naar een diagnose. Dat werkt geruststellend: het probleem heeft een naam en de school krijgt extra zorguren. Veel van die kinderen belanden uiteindelijk in een methodeschool.’

In de meeste methodescholen wordt sowieso minder belang gehecht aan een officieel erkende diagnose. ‘Meestal is het niet nodig om een kind te laten testen’, vindt Eggermont. ‘Bij ons mag iedereen in zijn eigen tempo werken en groeien. Is een leerling op zijn zesde niet klaar om te leren lezen en schrijven, dan stellen we dat gewoon uit. In klassieke scholen kan dat niet, want daar overheerst nog altijd de overtuiging dat elk kind op dezelfde leeftijd hetzelfde moet kunnen. Vandaar dat meer en meer kinderen in de problemen komen en een etiket opgeplakt krijgen.’

Een warm gevoel

Als ouders van een kind met speciale noden voor een methodeschool kiezen, is dat vaak omdat ze daar minder nadruk leggen op louter cognitieve ontwikkeling en meer aandacht hebben voor creativiteit en sociale vaardigheden. ‘In het traditionele onderwijs hebben leerkrachten soms de neiging om een kind dat zwak presteert minder respectvol te behandelen. Er wordt op een negatieve manier over zo’n leerling gesproken en men durft al eens met een overstap naar het technisch of beroepsonderwijs te dreigen’, legt Jan Van Damme uit. ‘In de meeste methodescholen, daarentegen, leiden zwakkere prestaties er niet toe dat een kind een minder belangrijke persoon is in de groep. Vandaar dat sommige leerlingen daar openbloeien.’

Het gevaar bestaat dat er concentratiescholen voor kinderen met zorgnoden ontstaan.

Els Consuegra, professor pedagogie

Een ander pluspunt in de ogen van veel ouders en kinderen is dat een methodeschool in de meeste gevallen kleinschaliger is dan een gewone school, en dat het er wat losser toegaat. ‘Doordat we een kleine middelbare school zijn, kunnen we een warme sfeer en een thuisgevoel creëren’, zegt Anne Van Zwijnsvoorde, directrice van het Gentse freinetatheneum De Wingerd. ‘Bovendien is gelijkwaardigheid hier belangrijk: leerlingen en leerkrachten noemen elkaar bij de voornaam.’ In veel gevallen zijn de regels, de organisatie en de dagindeling ook een pak minder rigide. Op sommige plaatsen wordt bijvoorbeeld niet met lesuren gewerkt, hoeven jongeren niet voor elk vak van klaslokaal te veranderen of hebben kinderen hun hele lagereschooltijd lang dezelfde juf of meester. ‘Op een traditionele school wordt het leven geritmeerd door de schoolbel, in het freinetonderwijs niet’, zegt Van Hout. ‘Door onze vakoverschrijdende aanpak (waarbij leerstof vaak niet in afgebakende vakken wordt gegeven, nvdr) krijgen de leerlingen ook een betere band met hun leerkrachten.’

Daarbij komt nog dat leerlingen in het methodeonderwijs veel meer zeggenschap hebben over de regels, de leerstof en de manier waarop ze les krijgen – al verschilt dat sterk van school tot school. Er zijn er waar leerlingen binnen keurig afgebakende grenzen mee mogen beslissen. Werken ze de komende maanden rond het thema klimaat, voeding of media? Gaan ze vanochtend knutselen en vanmiddag rekenen, of omgekeerd? Andere scholen gaan er veel verder in en laten leerlingen individueel beslissen wat ze willen doen. Ook als dat wil zeggen dat ze apart gaan zitten omdat ze de les om de een of andere reden niet willen volgen.

Die inspraak moet kinderen vooral motiveren om te leren. ‘Er is een duidelijk verschil tussen moeten en willen’, zegt Quinten Martens van OBAMA, een nieuwe methodeschool voor kleuter- en basisonderwijs in Beringen met bijzondere aandacht voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. ‘Wij vinden het belangrijk dat onze leerlingen meedoen met een activiteit omdat ze er zelf de meerwaarde van inzien en niet omdat ze bang zijn dat ze anders slechte punten zullen krijgen. We willen hen helpen om een innerlijk kompas te ontwikkelen. Daarom laten we hen zo veel mogelijk keuzes maken. Zelfs de instappers.’

Nogal wat kinderen die in het gewone onderwijs uit de boot zijn gevallen, lijken dus beter hun draai te vinden in een omgeving die zich eerder aan hen aanpast dan omgekeerd. Al geldt dat zeker niet voor allemaal. ‘Er zijn ook leerlingen met zorgnoden die net structuur, voorspelbaarheid en duidelijke verwachtingen nodig hebben’, zegt Consuegra. ‘Een methodeschool is zeker niet de oplossing voor die hele groep.’

Nieuwe segregatie

Het is maar de vraag of het methodeonderwijs de toestroom van kinderen en jongeren die veel zorg en aandacht nodig hebben de komende jaren zal kunnen blijven slikken. ‘Het gevaar bestaat dat er zo concentratiescholen voor kinderen met zorgnoden ontstaan’, zegt Consuegra. ‘Dat zou de segregatie die door middel van het M-decreet moest worden opgeheven net versterken. Als er geen goed evenwicht meer is, zullen methodescholen het op den duur ook moeilijk krijgen om hun pedagogische project te realiseren.’

In het freinetonderwijs moeten zorgkinderen kunnen aarden zonder dat ze een negatieve impact op de andere leerlingen hebben.

Daar maakt Luc Heyerick, die als topman van het departement Onderwijs en Opvoeding van de stad Gent een van de voortrekkers van het freinetonderwijs was, zich weinig zorgen over. ‘In mijn ervaring zijn zorgkinderen nooit hinderlijk. Doordat het systeem toelaat dat iedereen in zijn eigen tempo leert, vertragen ze de anderen niet’, zegt hij. Ook in de Gentse Sudbury School ondervinden ze weinig problemen met zulke leerlingen. ‘Logisch’, vindt Eggermont. ‘Bij ons krijgen ze veel meer tijd en ruimte en zijn ze ook echt deel van de groep. Iedereen wordt geaccepteerd met de eigenaardigheden die hij of zij heeft.’

Toch geven veel methodescholen toe dat ze eigenlijk te weinig mankracht en middelen hebben om alle leerlingen de hulp en zorg te bieden die ze nodig hebben. ‘Al die flexibele leertrajecten vergen grote inspanningen van onze leerkrachten’, zegt Van Zwijnsvoorde. ‘Dat wordt weleens te veel. Zeker omdat we ook veel leerlingen zonder diagnose hebben die toch extra zorg vragen omdat ze bijvoorbeeld psychosociale problemen hebben. Voor hen krijgen we geen extra zorguren.’ Ook in de Rudolf Steiner School in Lier kreunen ze soms onder het tekort aan ondersteuning. ‘Als kleine school krijgen we wekelijks gemiddeld één zorguur per klas’, zegt directeur Johannes Barkmeijer. ‘Dat is veel te weinig, want zelf hebben we natuurlijk niet alle expertise in huis om kinderen met heel uiteenlopende problemen te begeleiden.’

Geen wonder dat zo goed als elke directeur er als de dood voor is dat zijn of haar methodeschool de naam zou krijgen een vrijplaats te zijn voor kinderen met allerlei stoornissen en beperkingen. Dus proberen ze ouders weleens te ontmoedigen om hun zoon of dochter in te schrijven. ‘M-decreetkinderen kunnen we wettelijk niet weigeren’, zegt Barkmeijer. ‘Wel proberen we hun ouders tijdens het intakegesprek zo goed mogelijk uit te leggen dat we onmogelijk iederéén kunnen helpen. Bij ons op school zit een aantal kinderen met een werkbare autismespectrumstoornis, die met de nodige compromissen in de klas kunnen meedraaien. Maar in veel andere gevallen moeten we ouders van kinderen met autisme doorsturen.’

Is het dan toch een goed idee om een ontradende boodschap op de schoolwebsite te zetten? ‘Dat zou ik nooit doen’, zeg Van Zwijnsvoorde. ‘Zo stimuleer je ouders om de problemen van hun kind te verdoezelen uit angst dat het anders wordt geweigerd.’ Ook Luc Heyerick is geen voorstander van zo’n afschrikkingsstrategie. ‘Ik begrijp de bekommernis van zo’n school natuurlijk wel’, zegt hij. ‘Reputaties zijn ontzettend belangrijk in het onderwijs. De stempel van concentratieschool of verkapte school voor buitengewoon onderwijs kan ouders afschrikken. Toch is het een fout signaal om sommigen te ontmoedigen hun kind in te schrijven. In het freinetonderwijs moeten zorgkinderen kunnen aarden zonder dat ze een negatieve impact op de andere leerlingen hebben. Dat is net het mooie aan onze pedagogie.’

Alternatieve methodes in het onderwijs

Freinet

Plaatst de eigen leefwereld en ervaring van het kind centraal. Bij de methode horen projectwerk in eigen tempo en inspraak van leerlingen. Gebaseerd op de ideeën van de Franse onderwijzer en pedagoog Célestin Freinet (1896-1966).

Steiner

In de antroposofische pedagogie, bedacht door de Oostenrijkse filosoof en esotericus Rudolf Steiner (1861-1925), zijn kunst en handwerkzaamheden even belangrijk als kennisoverdracht. Lessenroosters en leerplannen proberen aan te sluiten bij het bioritme en de geestelijke ontwikkeling van het kind.

Montessori

Nauw verwant aan freinet. De Italiaanse grondlegger Maria Montessori (1870-1952) ging uit van de drang tot zelfontwikkeling van het kind, waarop de leerkracht alert inspeelt. Bestaat in Vlaanderen enkel in het lager onderwijs.

Jenaplan

Nadruk op samenwerken in projecten. Kinderen worden in stamgroepen ingedeeld, met veel ruimte voor onderlinge verschillen. Wereldoriëntatie geldt als het voornaamste vormingsgebied. In Vlaanderen enkel in het lager onderwijs.

Dalton

Ontwikkeld door de Amerikaanse pedagoge Helen Pankhurst (1886-1973), medewerkster van Maria Montessori, aan wie haar methode schatplichtig is. Experimenterend leren, waarbij jongere kinderen veel van oudere opsteken, is een van de kenmerken. Alleen lagere scholen in Vlaanderen.

Sudbury

Niet toevallig eind jaren zestig in de VS ontstaan. Sudbury staat voor anti-autoritair en radicaal- democratisch opvoeden. Tussen leerlingen en leraren bestaan geen gezagsrelaties. Leren gebeurt zelfsturend, weliswaar met intensief groepsoverleg. In Vlaanderen is de niet-gesubsidieerde Sudbury School de enige vertegenwoordiger.

De Leefschool

Ontwikkeld door de Belgische pedagoog Carl Medaer, die een synthese maakte van bestaande ervaringsgerichte methodes. Sterk coöperatief gekleurd, leerlingen van verschillende leeftijden werken samen aan projecten. Kent een groeiend succes in het basisonderwijs.

Een oud-leerlinge getuigt

Hanne Thienpondt studeert ‘nuclear fusion and engineering physics’ aan de Universiteit Gent. Als kind zat ze in het freinetonderwijs.

Terug naar de methodeschool: waarom zorgkinderen voor freinet en steiner kiezen

‘Ik ben in het derde middelbaar naar Da Vinci in Sint-Niklaas gegaan. Het was een aso-school van het GO! met een freinetafdeling. Mijn vader begon er les te geven, zo heb ik freinet zelf ontdekt. Ik had geen problemen op mijn vroegere school, al helemaal niet met de punten. Toch moet ik achteraf vaststellen dat freinet me beter lag. Ik ben nooit getest, maar volgens mijn ouders heb ik een lichte vorm van autisme. Zelf voel ik dat zo niet aan, maar het klopt wel dat ik perfectionistisch ben ingesteld en dat ik toen moeite had met sociaal gedrag in grote groepen.

‘Het grootste verschil? De vrijheid om zelfstandig, in je eigen tempo, te werken. We mochten heel veel zelf beslissen, zeker in de eerste jaren toen de klassen erg klein waren. Examen of geen examen, daarover werd gestemd. We zetten op eigen houtje geldinzamelacties op het getouw, en de bestemming voor schoolreizen kozen we zelf.

‘Als ik al eigenschappen had die aan autisme deden denken, dan ben ik daar in de freinetschool uit gegroeid. Niet dat de methode wonderen verricht, freinet kan geen autisme genezen. Op het einde van het zesde jaar zaten er leerlingen in de klas van wie je het autisme nog altijd duidelijk kon aflezen. Toch zaten ze daar op hun plaats. Freinet laat hen beter omgaan met hun autisme, en confronteert hen minder met allerlei triggers. Maar vooral: door de flexibiliteit van freinet kunnen leerkrachten meer aandacht besteden aan leerlingen die het nodig hebben.

‘Freinet heeft mijn overstap naar het hoger onderwijs vergemakkelijkt. Het universitaire systeem had ik al in de vingers. Zelfstandig werken, verslagen maken en voor groepen presenteren, dat deden we in het freinetonderwijs ook allemaal. Al moet ik toegeven dat ik vrij snel ben gestopt met het bijwonen van hoorcolleges. Tijdverspilling in mijn geval, studeren doe ik nog altijd het liefst zelfstandig. Misschien ligt dat wel aan mijn freinetverleden.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content