Alexander Loengarov

‘Standpunt over het Israëlisch-Palestijns conflict? Wat de universitaire gemeenschap kan doen (of laten) om haar academische rol waar te maken’

Alexander Loengarov Instituut voor Internationaal Recht (KU Leuven)

‘Vandaag lijken universiteiten ook bij ons gedwongen om duidelijke posities in te nemen. Het valt te hopen dat ze daarbij hun eigenheid en sterktes niet verloochenen door in de val van snelle conclusies te trappen’, schrijft Alexander Loengarov naar aanleiding van de studentenprotestenaan de universiteiten in ons land.

De afgelopen zeven maanden hebben duidelijk verandering gebracht in het niet-prioritaire karakter van de Israëlisch-Palestijnse kwestie voor de Belgische politiek en publieke opinie.  Kort na de aanslagen van Hamas van 7 oktober 2023 en het eropvolgende Israëlische offensief was de kwestie bij ons al zichtbaar in het straatbeeld, het maatschappelijk debat en op de universiteit. 

Na een recente golf van campusbezettingen in de Verenigde Staten zijn nu echter ook aan Vlaamse universiteiten tentenkampen opgezet, met als voornaamste eisen het stopzetten van universitaire samenwerking met Israëlische partners en het bestempelen van Israël als een apartheidsstaat die zich aan genocide schuldig maakt.

In een lang aanslepend vraagstuk met ontelbare vervlochten verantwoordelijkheden zijn er veel aan te pakken kwesties, waardoor het zeker noodzakelijk is ze ter sprake brengen.  De intensiteit en hevigheid waarmee dit momenteel gebeurt, kan een grondige en “duurzame” benadering echter bemoeilijken. 

Net daarom zijn er een aantal zaken die de universitaire gemeenschap kan doen (of laten) om haar academische rol waar te maken en een positieve bijdrage te leveren. Een haastige beslissing om banden te verbreken kan namelijk niet alleen contraproductief werken, maar is ook in strijd met de plaats van universiteiten in het maatschappelijke landschap én metde wetenschappelijke methode, waarop universitair onderzoek en onderwijs gebaseerd zijn.

Eigen aan deze methode is de afstand waarmee de werkelijkheid wordt benaderd en die vereist zo veel mogelijk feiten te verzamelen, deze te contextualiseren, en de nodige verbanden te leggen.  Dit alles is van cruciaal belang in de Israëlisch-Palestijnse casus. 

Deze decennialange kwestie heeft al dermate menselijk leed veroorzaakt dat veel rechtstreeks betrokkenen – de meeste Palestijnen en Israëli’s ter plaatse – niet in staat zijn om andere feiten onder ogen te zien dan degene die samenhangen met hun eigen werkelijkheid.  Wat je nationale, etnische of religieuze identiteit ook is, als je het gevoel hebt dat je dagelijks leven bedreigd wordt, is het allesbehalve eenvoudig om feiten die erbuiten liggen, in ogenschouw te nemen. 

Hetzelfde geldt voor verbanden: als politieke, militaire en socio-economische ontwikkelingen een ingrijpende impact op je leven hebben, worstel je daar in eerste instantie mee, en ben je veel minder geneigd om mogelijke samenhangen te zien. 

Binnen zowel de Israëlische als de Palestijnse maatschappij zijn hierdoor structuren gegroeid die via onderwijs, media, taalpolitiek en herdenkingsactiviteiten een bepaald deel van de werkelijkheid verankeren, maar een ander uitsluiten. Het is precies hier dat voldoende afstand een toegevoegde én noodzakelijke waarde kan betekenen.

Om een voorbeeld te geven: een buzzwoord in de recente protesten is “educide”, waarmee gedoeld wordt op het ernstig bemoeilijken of onmogelijk maken van onderwijs – een mensenrecht – voor Palestijnse kinderen en jongeren. 

Het lijdt geen twijfel dat Palestijnse scholen in de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en Jeruzalem door Israëls optreden kampen met problemen die men zich in onderwijssystemen elders ter wereld niet eens kan voorstellen. Daarentegen is de impact van het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk op het onderwijs breder dan dat. Zo hebben recente (o.m. via de EU gefinancierde) rapporten aangetoond dat uitingen van haat tegenover Israëli’s (en soms Joden) in Palestijnse schoolboeken geen uitzondering vormen of vormden, terwijl ook aan Israëlische kant de verschillende schoolsystemen bijdragen tot het in stand houden van min of meer eenzijdige visies op nationale en historische kwesties.  Net een benadering die dergelijke feiten samenbrengt en de nodige verbanden ertussen legt, kan een meerwaarde betekenen voor het debat ter zake.  Dit is iets waar binnen een academische context plaats voor zou moeten zijn.

Dit is ook het geval met betrekking tot concepten die ogenschijnlijk eenvoudig lijken, maar waarvan wetenschapstakken aantonen dat ze complexe werkelijkheden kunnen verhullen.  Zo is het alom in hashtags aanwezige begrip “genocide” rechtstechnisch lang niet simpel te ontleden, laat staan toe te passen. 

Volgens het Internationaal Gerechtshof is er hier vooralsnog geen sprake van, al heeft het zelf meer tijd nodig om een onderzoek ten gronde te voeren. Om van volkerenmoord te kunnen spreken moet je immers niet alleen een groot aantal slachtoffers kunnen aantonen, maar ook kunnen staven dat ze gevallen zijn door optreden dat dit doelbewust voor ogen had (hier komt de hele discussie rond onschuldige burgerslachtoffers naar boven, die altijd een moeilijk uit te maken feitenkwestie is).  Bovendien moet een bedoeling worden bewezen om via het maken van slachtoffers de andere als bevolkingsgroep te vernietigen (“genocidal intent”).  Dit is tot nog toe niet gebeurd en een onderzoek in die richting vereist sowieso het in aanmerking nemen van wat er zich binnen de Israëlische samenleving en politiek afspeelt.

Bekendheid met de situatie aan Israëlische kant lijkt ook eerder tot de conclusie te leiden dat een academische boycot contraproductief kan werken met betrekking tot de meeste doelen die de studentenprotesten zich stellen. 

De Israëlische maatschappij en politiek, die al voor 7 oktober 2023 een ernstige crisis kenden, verkeren nog in schok en beginnen vaak nog niet eens het trauma van de aanslagen te verwerken. Daarentegen biedt de Israëlische academische wereld, door de bijzondere plaats die universiteiten in de maatschappij innemen, een soort reflectiekamer om met de werkelijkheid aan de slag te gaan, die kritisch te benaderen en te verbeteren. 

Zonder concreet aangetoonde reden Israëlische academici internationale contacten ontzeggen is als zuurstof voor dit proces afsnijden. De Israëlische maatschappij kan er enkel meer verstikt en intellectueel armer door worden, wat haar mogelijkheid om met ingewikkelde vraagstukken om te gaan alleen maar verder aantast. 

Dit is allesbehalve in het belang van de Palestijnse bevolking, die de protestbeweging beoogt te steunen.  Overigens is het erg onwaarschijnlijk dat geboycotte academici de Israëlische regering momenteel onder druk kunnen zetten: niet alleen worden ze al langer met argwaan bekeken (tot en met “zwarte lijsten” toe), in het huidige maatschappelijke en politieke debat over de aanslagen en de oorlog in Gaza maakt een dergelijk argument bijna geen kans om opgepikt te worden.

Bovendien dienen de plaats en functie van de academische wereld ook correct ingeschat worden: noch bij ons, noch in Israël maken universiteiten deel uit van het staatsbestel of vervullen ze een geïnstitutionaliseerde rol in het politieke beslissingsproces. Hoewel ze in zekere mate met overheidsmiddelen worden gefinancierd, bestaat hun taak er ook net in het optreden van die overheid kritisch te benaderen. 

In hun autonome beslissingen, over internationale samenwerkingsakkoorden bijvoorbeeld, doen Vlaamse universiteiten in ieder geval wat nodig is om niet betrokken te zijn bij het voor kritiek vatbare optreden van de Israëlische overheid, door projecten via ethische commissies te screenen, onder meer op mogelijke militaire toepassingen en zogenaamd “dual use” (zowel burgerlijke als militaire toepasbaarheid).

Het is jammer genoeg al langer geweten dat Palestijnen en Israëli’s er zelf niet uit schijnen te geraken.  Vandaag lijken universiteiten ook bij ons gedwongen om duidelijke posities in te nemen. Het valt te hopen dat ze daarbij hun eigenheid en sterktes niet verloochenen door in de val van snelle conclusies te trappen, door enerzijds het pro-Palestijnse studentenprotest zomaar af te wijzen, of door anderzijds zonder gedetailleerd debat het standpunt van de actievoerders publiekelijk te onderschrijven en alle contacten met Israëlische universiteiten te verbreken.  

Ook bij ons bestaat het gevaar dat het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk polarisering in de hand werkt: als de kwestie voor de politiek, het maatschappelijk debat en de mediaberichtgeving een harde noot om kraken vormt, is het aan de academische wereld om zijn expertise in te zetten om uiterst moeilijke en delicate kwesties voor iedereen zo duidelijk mogelijk te kaderen.

Dr. Alexander Loengarov is verbonden aan het Instituut voor Internationaal Recht (KU Leuven) en werkte voor het Europees Economisch en Sociaal Comité van de EU. Hij schreef deze bijdrage in eigen naam.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content