Bram De Ridder

‘Soepelere taalregels aan universiteit? Waarom net historici internationalisering vrezen’

Bram De Ridder Postdoctoraal onderzoeker KU Leuven

‘Elke voorzet richting meer internationalisering is dus, ironisch genoeg, tegelijk een voorzet richting meer ‘woke’ in de geschiedenisopleidingen’ schrijft Bram De Ridder naar aanleiding van de discussie over de internationalisering van opleidingen aan de Vlaamse universiteiten.

Met zijn pleidooi voor een versoepeling van het universitaire taalbeleid wist rector Luc Sels dat hij een gevoelige snaar zou raken. Nauwelijks een dag later formuleerde UGent-historica Marie-Gabrielle Verbergt inderdaad enkele stevige bedenkingen in De Standaard, om snel bijgetreden te worden in De Morgen door drie andere Gentse historici, waaronder Bruno De Wever.

Misschien is het niet toevallig dat net historici zich ongemakkelijk voelen bij de voorstellen van de rector, hoe constructief die ook bedoeld zijn. Niet zozeer omdat internationalisering per se een slecht idee is, maar wel omdat die sommige opleidingen – zoals geschiedenis – voor grotere uitdagingen stelt dan andere.

Zo is het voor historici, zowel bachelors als masters, onontbeerlijk om in het archief te leren werken. Zeker wie een wetenschappelijk carrière ambieert, moet uitgebreid aan de slag met echte archiefdocumenten. Alleen: België heeft nauwelijks Engelstalige archieven. Dat maakt het volgen van een internationale bachelor of master in Vlaanderen sowieso minder aantrekkelijk voor buitenlandse studenten. Die studenten moeten ofwel met een zekere voorkennis van het Nederlands of Frans naar hier komen, of zij moeten zich beperken tot gedigitaliseerde bronnen – iets wat de opleiding helaas aan kwaliteit en diepgang doet inboeten.

Zo begeleidde ik recent een Australische masterstudente met doctoraatsambities, die zich met veel enthousiasme over de zeventiende-eeuwse verkenning van Australië wilde buigen. Zij kon modern Nederlands lezen en zag het volledig zitten om in de Belgische en Nederlandse archieven te werken. Maar na weken zwoegen bleken die oud-Nederlandse documenten toch te moeilijk en moest ze voor haar archiefonderzoek uitwijken naar Londen. Achteraf vroeg ze zich af of ze niet beter haar studie daar was gestart – het gebrek aan leesbaar archiefmateriaal heeft haar wetenschappelijke kansen eigenlijk meer kwaad dan goed gedaan, de Engelstalige lessen ten spijt.

Ten tweede vraagt internationalisering meer inhoudelijke aanpassingen in de humane wetenschappen dan in de STEM-opleidingen. Enkele jaren geleden werd ik na de les aangesproken door een student met een migratieachtergrond. Waarom waren alle middeleeuwse wetenschappers die als voorbeelden werden aangehaald, westerlingen? Was dit niet net de periode van de grote moslimwetenschappers? Waren dat dat dan geen betere voorbeelden geweest? Die student had gelijk – een perfect voorbeeld van hoe internationale perspectieven een opleiding inderdaad kunnen verrijken. Maar dergelijke vragen zal een professor chemie of ingenieurswetenschappen niet snel krijgen. De achtergrond van de studenten bepaalt bij STEM-opleidingen veel minder de verwachtingen tegenover de lesinhoud, gewoon omdat die culturele component niet relevant is.

Internationale verrijking betekent dus voor geschiedenis onvermijdelijk een inhoudelijke verschuiving. De departementen zijn historisch opgebouwd om een (steeds diverser) publiek van Vlaamse studenten aan te trekken, maar buitenlandse studenten komen niet naar hier om met een ‘Vlaamse’ blik naar het verleden te leren kijken. Integendeel: ze verwachten lessen die hun eigen achtergrond en interesses serieus nemen, liefst gedoceerd door mensen die vertrouwd zijn met hun ‘andere’ blik op het verleden. Zelfs wanneer je de Nederlandstalige opleidingen ongemoeid laat, zoals de rector voorstelt, zal je dus historici met een uitgesproken internationaal perspectief moeten aanstellen om buitenlandse studenten te kunnen werven.

Zo’n verschuiving is voor de geschiedwetenschap op zich geen probleem. Maar dat is het nadrukkelijk wel voor een groot deel van politiek Vlaanderen. Al in 2011 schreef Bart De Wever dat de Vlaamse geschiedwetenschap overdreven globaal was geworden. Professoren waren niet langer bezig met de ‘eigen’ geschiedenis, maar vooral met buitenlandse perspectieven op het verleden. Dat hij misschien ergens een punt had, bewees het succes van Het verhaal van Vlaanderen: die reeks sprong precies in het gat dat de geglobaliseerde academische geschiedschrijving heeft laten vallen.

(Lees verder onder de preview.)

Dankzij de ‘woke’-discussie dreigt dat spanningsveld tussen wetenschap en politiek nu te escaleren. Toen rector Sels in zijn openingsrede van twee jaar geleden waarschuwde voor extreem woke-denken, werd er op gewezen dat die thematiek vooral binnensijpelt via de voortschrijdende internationalisering van de humane en sociale wetenschappen. Steeds meer buitenlandse geschiedenisstudenten verwachten inderdaad een (strikt) gedekolonialiseerde opleiding. Ze verwachten (uiterst) kritische aandacht voor westerse slavernij en kolonialisme. En ze verwachten dat hun docenten (proactief) standpunt innemen over historisch activisme, zoals het verwijderen van standbeelden.

Wie een competitieve internationale bachelor of master geschiedenis wil inrichten, moet dus in meer of mindere mate tegemoetkomen aan dergelijke vragen. Maar net die tegemoetkomingen hebben de geschiedenisdepartementen tot de favoriete boksbal van anti-woke gemaakt. Een brede waaier aan auteurs en columnisten, inclusief de voorzitters van de twee grootste Vlaamse partijen, verwijt de Vlaamse historici met de regelmaat van de klok om te veel mee te gaan in de kritiek op ‘onze’ geschiedenis. Maar zonder die kritische beschouwingen, geen buitenlands publiek.

Elke voorzet richting meer internationalisering is dus, ironisch genoeg, tegelijk een voorzet richting meer ‘woke’ in de geschiedenisopleidingen. Dat lijkt alvast niet de bedoeling te zijn geweest van de rector, maar de uitdaging is er wel. De geschiedenisopleidingen moeten nadrukkelijk weten of ze, naast het versterken van een internationaal aantrekkelijke profiel, ook hun Vlaamse/Belgische/Europese profiel zullen kunnen behouden. Je kan elke vacature namelijk maar één keer invullen, en dus wordt de keuze voor een specialist lokale geschiedenis of voor een specialist buitenlandse geschiedenis uitermate relevant.

Daarmee komen we bij het laatste punt, dat van marktwerking en concurrentie. De rector haalt terecht aan dat Vlaamse universiteiten nood hebben aan buitenlandse connecties om competitief te blijven. Maar het beeld van een ‘war on talent’, waarbij beloftevolle wetenschappers verschillende academische aanbiedingen tegen elkaar kunnen afwegen, klopt geenszins voor historici. Integendeel, zij zien zich net geconfronteerd met een agressieve krimp in het aantal beschikbare banen.

Twee weken geleden besloot Australian Catholic University om haar opleiding middeleeuwse en renaissancestudies volledig af te schaffen. Twintig vastbenoemde geschiedenisprofessoren, waarvan verschillende weggeplukt bij buitenlandse topuniversiteiten, werden op staande voet ontslagen. Het is slechts het recentste voorbeeld van een globale trend. Zowel de Britse als de Amerikaanse historische vakvereniging melden een zorgwekkende toevloed aan verdwijnende departementen. Over de hele wereld worden onderzoekslijnen stilzwijgend afgeschaft; worden professoren die op pensioen geen niet vervangen; en worden de mogelijke specialisaties voor studenten ingekrompen.

(Lees verder onder de preview.)

In de VS, de grootste markt voor academische historici ter wereld, is het aantal vacatures dan ook totaal ingestort. Nooit eerder was het er voor historici zo moeilijk om een vaste universitaire baan te krijgen. En helaas lopen de Amerikaanse cijfers achter bij de Europese: ook in Vlaanderen zitten we op nooit geziene overschotten aan academisch getrainde historici. Het geschiedkundig talent klotst overal tegen de muren, maar vindt binnen de universiteit geen uitweg meer. 

Dat is geen pleidooi voor meer geld en meer aanstellingen (al mag het uiteraard wel). De budgettaire situatie is wat ze is en historici mogen stilaan zelf wat meer belang hechten innovatie, creativiteit en ondernemerschap buiten de universiteit. Maar vermoedelijk is de nadrukkelijke aanwezigheid van kritische historische stemmen vooral een vraag om geruststelling. Ondervang het onvermijdelijke nadeel van het gebrek aan Engelstalige archieven. Besef dat de curriculaire inspanning voor geschiedenis groter is dan bij andere opleidingen. Bied (politici) de garantie dat lokale en globale geschiedenis in evenwicht blijven. En weet dat de markt voor academische historici niet groeit maar krimpt. Doe dat, en wie weet verdwijnt het weerwerk binnen de geschiedenisdepartementen sneller dan gedacht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content