Leni Franken en Johan Lievens
‘Ook zonder het lef om de Grondwet te herzien, is bijsturing levensbeschouwelijke vakken mogelijk’
‘Het is niet omdat de Grondwet niet gewijzigd wordt, dat we niet verder werk kunnen maken van een vak Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie (LEF)’, schrijven Leni Franken (UAntwerpen) en Johan Lievens (KU Leuven).
Vorige week stemde de Senaat over een mogelijke herziening van een aantal grondwetsartikels, waaronder artikel 24, dat zowel de vrijheid van onderwijs, als de organisatie van de levensbeschouwelijke vakken vastlegt. Officiële scholen zijn in België grondwettelijk verplicht om levensbeschouwelijk onderwijs in de erkende erediensten en in NC zedenleer aan te bieden (§1). Daarnaast stelt de grondwet dat elke leerplichtige leerling het recht heeft op “een morele of religieuze opvoeding ten laste van de gemeenschap” (§3). Dit betekent dat ook in het vrij onderwijs, dat overwegend maar niet uitsluitend katholiek is, de levensbeschouwelijke vakken door de overheid worden gefinancierd.
Omdat de meeste (maar niet alle) vrije scholen katholiek zijn, wordt er in het vrije onderwijs hoofdzakelijk Rooms-katholieke godsdienst aangeboden, een vak dat door bijna 80% van alle leerlingen in Vlaanderen wordt gevolgd. In het officieel onderwijs heeft men momenteel de keuze tussen NC zedenleer en onderwijs in één van de erkende religies: Rooms-katholiek, anglicaans, orthodox-christelijk, protestants-evangelisch, islamitisch en israëlitisch. Al deze vakken, inclusief NC zedenleer, worden door de erkende levensbeschouwelijke instanties georganiseerd. Zij zijn verantwoordelijk voor de inspectie, maar ook voor lerarenopleidingen, leerplannen en handboeken.
Ook zonder het lef om de Grondwet te herzien, is bijsturing levensbeschouwelijke vakken mogelijk.
Het levensbeschouwelijk onderwijs wordt zo niet alleen door de overheid uitbesteed; het wordt – hiermee samenhangend – ook louter confessioneel ingekleurd: het wil leerlingen socialiseren in een bepaalde levensbeschouwelijke traditie en gaat ervan uit dat leerkrachten niet enkel experts en moderators, maar ook getuigen van een specifieke levensbeschouwing zijn. Een vak over levensbeschouwingen, dat gebaseerd is op de academische studie van religie als sociaal, historisch en cultureel fenomeen (en dus niet op theologie of moraalwetenschappen) is tot nog toe onbestaande in Vlaanderen.
Het idee om zo een vak – beter gekend onder de noemer LEF: levensbeschouwing, ethiek, filosofie – in te richten, wordt nochtans al enkele jaren door een aantal politici, academici en onderwijsvertrekkers bepleit. Het zou niet enkel een aantal praktische problemen in het officieel onderwijs kunnen oplossen; het komt ook tegemoet aan het gebrek aan levensbeschouwelijke geletterdheid en aan de toenemende secularisering en diversiteit in het onderwijs. Steeds meer ouders en leerlingen identificeren zich immers niet meer met een bepaalde levensbeschouwelijke traditie, maar het huidige systeem gaat daar wel nog steeds van uit.
Geen grondwetswijziging
Tijd dus om artikel 24 aan te passen, zo meende de Kamer op 6 april. Maar de Senaat oordeelde hier op 26 april anders over, waardoor artikel 24 de komende legislatuur niet voor herziening vatbaar is. Betekent dit dan dat LEF binnen die legislatuur onmogelijk wordt? Voor de meest consequente vorm van LEF – als plichtvak, aangeboden in alle netten en voor alle leerlingen – is het antwoord op deze vraag inderdaad bevestigend. Maar dat betekent niet dat er helemaal geen manoeuvreerruimte zou zijn voor LEF binnen de grondwet. Zo hebben leerlingen in het officieel onderwijs het recht op een vrijstelling van de aangeboden levensbeschouwelijke vakken, een recht waarvan 0,3% van de leerlingen in het lager en 1% in het secundair onderwijs in 2017-18 gebruik maakte.
De twee uren die dan vrijkomen worden door de overheid echter niet ingevuld: ouders moeten hun kinderen het nodige materiaal bezorgen opdat ze zich in de eigen levensbeschouwing (die ze vaak niet meer hebben) kunnen verdiepen, maar een volwaardig inhoudelijk en door de overheid aangeboden alternatief is er niet. Deze regelgeving lijkt niet helemaal te stroken met art.24 §3: door vrijgestelde leerlingen aan hun lot over te laten, wordt er niet aan het grondwettelijke recht op levensbeschouwelijke en morele opvoeding ten laste van de gemeenschap tegemoet gekomen. Om hier verandering in te brengen zou het officieel onderwijs LEF als een extra keuzemogelijkheid kunnen aanbieden, zonder dat hiervoor een grondwetswijziging nodig is. Een andere optie is de vrijstellingsmogelijkheid meer bekendheid geven en als school – vrijwillig en op de rand van het wettelijk kader – in een LEF-aanbod voor vrijgestelde leerlingen voorzien, zoals enkele GO!-Freinetscholen vandaag al doen.
LEF in het vrij onderwijs
Dit scenario geldt echter enkel voor het officiële net – en dus slechts voor zo’n 30% van alle Vlaamse scholen. Bijna 70% van de scholen in Vlaanderen behoort niet tot dit net, maar tot het vrij katholiek onderwijs. Omdat de vrijheid van onderwijs deze scholen toelaat hun eigen pedagogisch project in te kleuren, kunnen ze er voor kiezen om een eigen levensbeschouwelijk vak (in de praktijk is dat hoofdzakelijk Rooms-katholieke godsdienst) aan te bieden. Vrije scholen verplichten dit vak optioneel te maken en een vak LEF voor iedereen aan te bieden is, vanuit dit perspectief van de onderwijsvrijheid, ongrondwettig.
De overheid moet terughoudend zijn bij het formuleren van waardengeladen eindtermen LEF omdat die het pedagogisch project van vrije onderwijsverstrekkers kunnen doorkruisen.
Toch is er ook hier enige speelruimte. Zo werd in 2016 (nota bene na een arrest van de Raad van State rond vrijstelling) een ‘cours de philosophie et de citoyenneté‘ (CPC) ingericht in de Franse Gemeenschap. In het officieel onderwijs vervangt dit vak één uur van de levensbeschouwelijke vakken: het aantal hiervan werd na een decreetswijziging teruggeschroefd van 2 naar 1. In het vrij onderwijs is het aantal uren levensbeschouwelijk onderwijs in de meeste scholen ongewijzigd gebleven, maar zijn scholen wel verplicht om ook de eindtermen CPC te behalen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door er in de lessen taal, aardrijkskunde, geschiedenis, of RK godsdienst, aandacht aan te besteden. Vertaald naar Vlaanderen zou dit scenario betekenen dat er voor alle netten door de overheid opgestelde eindtermen LEF of ‘levensbeschouwelijke geletterdheid’ komen.
In het officiële net kunnen deze dan, mits decreetswijziging, vorm krijgen in een apart vak LEF dat 1 uur per week wordt aangeboden ter vervanging van 1 van de 2 lesuren in de erkende levensbeschouwingen. Vrije scholen staat het in dit scenario vrij dit ook te doen, maar kunnen er – zoals in de Franse Gemeenschap – ook voor kiezen om de eindtermen LEF te integreren in een aantal bestaande vakken. Belangrijk voorbehoud: de overheid moet terughoudend zijn bij het formuleren van waardengeladen eindtermen LEF omdat die het pedagogisch project van vrije onderwijsverstrekkers kunnen doorkruisen. Inhoudelijk kan ze echter wel vastleggen welke kennis over levensbeschouwingen alle scholen, ongeacht het pedagogisch project, minimum moeten verstrekken.
Wie voor LEF ijvert zal niet meteen een vreugdedans maken nu is gebleken dat artikel 24 van de grondwet niet voor herziening wordt opengesteld. Maar een dodendans is, met enige grondwettelijke en decretale creativiteit, evenmin nodig.
Leni Franken is verbonden aan de Universiteit Antwerpen en Johan Lievens is verbonden aan de VU Amsterdam en de KU Leuven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier