Onderwijsadvocate Myriam Van den Abeele: ‘Ook in leraarskamers wordt veel gepest’
Hoe meer ouders het C-attest of de uitsluiting van hun kind aanvechten, hoe luider de waarschuwingen voor de juridisering van het onderwijs klinken. Advocaten zouden helemaal niets te zoeken hebben in Vlaamse scholen. ‘Ik ben er nochtans van overtuigd dat mijn werk bijdraagt tot een betere onderwijskwaliteit’, zegt onderwijsadvocate Myriam Van den Abeele.
‘In conflicten tussen ouders en de school van hun kind laaien de emoties meestal hoog op’, zegt onderwijsadvocate Myriam Van den Abeele. ‘Dat is begrijpelijk, maar het helpt de zaak niet vooruit. Omdat ik als advocate van een afstand en door een juridische bril naar zo’n dossier kijk, kan ik die emotie eruit filteren. Soms is dat de enige manier om nog tot een echt gesprek te komen.’
Dat Van den Abeele zich in onderwijs heeft gespecialiseerd, is geen toeval. Haar eigen schooltijd noemt ze de mooiste periode van haar leven. ‘Wat me ook heeft geprikkeld, is iets wat mijn zus in het hoger onderwijs heeft meegemaakt’, zegt ze. ‘Bij een mondeling examen werden haar punten verwisseld met die van een studente die heel slecht had gescoord. Had ze dat niet kunnen rechtzetten, dan waren de gevolgen enorm geweest. Zoals zo vaak in onderwijszaken.’
Vandaag staat ze niet alleen studenten en leerlingen bij, maar ook leerkrachten en scholen. Heel wat mensen vinden nochtans dat advocaten niets te zoeken hebben op school. Door de juridisering van het onderwijs zouden leerkrachten zelfs gedwongen worden om elk punt, elke straf en elk attest tot in detail te boekstaven. Allemaal om hen in te dekken tegen mogelijke betwistingen of rechtszaken.
‘In ongeveer elke mens zit tegelijkertijd een pester, een gepeste en een omstaander’
Worden C-attesten, waardoor leerlingen niet naar het volgende jaar mogen overgaan, tegenwoordig niet al te snel betwist?
Myriam Van den Abeele: Nog nooit zijn hier in mijn kantoor ouders binnengestapt die een C-attest wilden aanvechten terwijl ze heel goed wisten dat hun kind gewoon niet genoeg had gestudeerd. Wie bij mij aanklopt, is ervan overtuigd dat de klassenraad iets over het hoofd heeft gezien. Ik heb al vaak gemerkt dat ouders en vooral leerlingen een sterk rechtvaardigheidsgevoel hebben. Wat niet wil zeggen dat hun claim altijd terecht is. Soms denken ze dat er grond is om een beslissing aan te vechten terwijl dat niet zo is. Dan fungeer ik als eerste rechter. Zo werd ik eens geconsulteerd door de ouders van een leerling die op school zwaar werd gepest, daardoor slechte cijfers behaalde en uiteindelijk niet naar het volgende jaar mocht overgaan. Ik begreep hun vraag wel, maar voor een A-attest moet je nu eenmaal de leerdoelen hebben behaald en dat was niet het geval. Wat ik wel voor hem kon doen, was ervoor zorgen dat de school het pestprobleem echt zou aanpakken.
‘Het klopt dat de meeste ouders die ik zie Nederlands spreken en het financieel goed hebben. Daarom nemen we met ons kantoor ook pro-Deozaken aan.’
In welke gevallen kun je een C-attest dan wel aanvechten?
Van den Abeele: Wanneer er speciale omstandigheden spelen. Ik had bijvoorbeeld een cliënt die pas halverwege het secundair onderwijs naar een methodeschool was overgestapt. In het leerplan staat zwart op wit dat zulke late instromers extra begeleiding moeten krijgen om het systeem te leren begrijpen, maar dat was amper gebeurd. Daardoor had die leerling onder meer het belang van een groot project onderschat. Gevolg: een C-attest. Ik sprak met hem af dat hij de hele zomer hard zou werken om dat project toch nog op de rails te zetten. Tegen de tijd dat we voor de interne beroepscommissie van de school verschenen, konden we dus aantonen dat hij het belang daarvan ondertussen echt wel had begrepen. De school stond daar ook voor open en hij kreeg alsnog een A-attest.
Klopt het dat ouders ook geregeld in beroep gaan tegen een B-attest, dat hun zoon of dochter van sommige studierichtingen uitsluit?
Van den Abeele: Inderdaad. Soms hypothekeert zo’n beslissing de toekomstdromen van een leerling. Dan bekijken we of er in het dossier een aanleiding te vinden is om de school te vragen minder studierichtingen uit te sluiten. Ook in dat geval moet de leerling zelf vaak grote inspanningen leveren. De meesten zijn daar ook echt toe bereid. Dan beginnen ze hard te studeren of zich bij te scholen terwijl ze niet eens zeker weten of ze uiteindelijk wel in de richting van hun keuze zullen worden toegelaten. Het is dus echt niet zo dat ik alles in hun plaats oplos.
Zo wordt de kloof tussen kinderen uit welgestelde gezinnen en klasgenoten met ouders die het niet breed hebben toch alleen maar groter? Lang niet iedereen kan zich een advocaat veroorloven.
Van den Abeele: Weet u wat alle ouders die een beroep op mij doen gemeen hebben? Ze zijn erg betrokken bij de schoolcarrière van hun kind. Vaders en moeders die zich daar niet veel van aantrekken, zie ik hier niet. Dat klassenverschillen een rol spelen in ons onderwijs kan ik natuurlijk niet ontkennen. Dat is een ongelijkheid die mijn collega’s en ik onmogelijk recht kunnen trekken. Het klopt dus dat de meeste ouders die ik zie Nederlands spreken en het financieel goed hebben. Daarom nemen we met ons kantoor ook pro-Deozaken aan – wat mij betreft nog niet genoeg. Daarnaast gebeurt het soms dat mensen uit de omgeving van die leerlingen naar ons toekomen. Spreekt de moeder geen Nederlands, dan zijn het de zussen die op consultatie komen. Maar dat kan evengoed een buurman of een vriend van de familie zijn die merkt dat een leerling op school niet rechtvaardig is behandeld.
Sinds kort is de bewijslast omgekeerd: als leerlingen of hun ouders vinden dat er onwettelijk is gehandeld, moeten zij dat met concrete argumenten aantonen. Het is niet meer aan de klassenraad om het tegendeel te bewijzen.
Van den Abeele: Nieuw is dat niet: de rechtspraak ging daar altijd al van uit. Veel zal er dus niet veranderen. Hetzelfde met het voornemen van de nieuwe Vlaamse regering om van het schoolreglement een bindend contract te maken of ouders financieel te straffen als ze hun verantwoordelijkheid niet opnemen. Die maatregelen zijn in de eerste plaats bedoeld om scholen en leerkrachten meer erkenning te geven en het lerarenberoep aantrekkelijker te maken. Dat is een legitiem doel, maar in de praktijk zullen die ingrepen volgens mij geen structurele veranderingen teweegbrengen.
Ondertussen neemt het aantal leerlingen dat tijdelijk of definitief wordt uitgesloten almaar toe. Hoe komt dat?
Van den Abeele: Doordat ons onderwijs een crisis doormaakt: de onderwijskwaliteit daalt en er is een groot tekort aan leerkrachten. Daardoor wordt sterk ingezet op het verbeteren van de kwaliteit en het aantrekken van zo veel mogelijk leerkrachten. Het probleem is dat die doelstellingen soms ingaan tegen het welzijn van leerlingen. Scholen willen er alles aan doen om ervoor te zorgen dat leerkrachten zich goed voelen en de mogelijkheid krijgen om echt goed les te geven. Daarom treden ze harder op tegen leerlingen die dat verhinderen.
‘Door het lerarentekort worden veel meer leerlingen te snel van school gestuurd.’
En dus worden die vaker van school gestuurd?
Van den Abeele: Ja, en soms ook voor alle mogelijke alternatieven zijn uitgeput. Eigenlijk is het de directeur die daarover moet beslissen, maar de laatste jaren volgt die zo goed als altijd het oordeel van de klassenraad. Ook dat heeft met het lerarentekort te maken. Botst het welzijn van een leerling met dat van leerkrachten, dan kiest de directeur sneller voor zijn personeel.
Kan een uitsluiting soms nog worden teruggedraaid?
Van den Abeele: Gelukkig wel. Op dit moment wacht ik op de uitspraak in een zaak van een jongen uit het derde middelbaar. Hij was niet echt een gemotiveerde leerling, maar verder viel hij niet op tussen zijn schoolgenoten. Tot er een groot keukenmes in zijn boekentas werd gevonden. Iedereen schrok natuurlijk enorm en er volgde – begrijpelijk – een tuchtprocedure. Al snel bleek dat incident een hele voorgeschiedenis te hebben. Een paar jaar geleden is die leerling op straat in elkaar geslagen door een groep jongeren die waarschijnlijk ook messen op zak hadden. De politie werd gewaarschuwd, maar die kon uiteindelijk niets doen. Toen er onlangs een conflict oplaaide in de sportclub van die jongen, vreesde hij dat er weer geweld aan te pas zou komen. Dat mes had hij als afschrikmiddel in zijn boekentas gestopt. Het advies om hem uit te sluiten, kwam vooral voort uit de angst dat hij dat mes op school zou bovenhalen. In zo’n zaak lopen allerlei emoties en belangen door elkaar heen. Die heb ik allemaal in kaart gebracht in een poging om tot een andere oplossing te komen dan definitieve uitsluiting. Ik heb goede hoop op een positieve uitspraak. Veel moeilijker is het om iets te doen tegen verdoken uitsluitingen, die ook meer en meer voorkomen.
Wat bedoelt u daarmee?
Van den Abeele: Soms laat een school de ouders van leerlingen met gedragsproblemen of zware zorgnoden heel duidelijk voelen dat hun kind daar niet meer gewenst is. Dat is natuurlijk heel pijnlijk en funest voor het wederzijds vertrouwen. Het gevolg is vaak dat die mensen uit eigen beweging een andere school voor hun zoon of dochter zoeken. Die praktijken blijven nog te veel onder de radar. Daarnaast wordt er ook vaak misbruik gemaakt van de zogenaamde redelijke aanpassingsplicht. Scholen moeten in de mate van het mogelijke hindernissen wegnemen zodat kinderen met speciale onderwijsbehoeften er les kunnen volgen. De meeste doen dat, maar er zijn ook scholen die de kleinste aanpassingen weigeren. Ik ken er zelfs die niet toestaan dat zo’n leerling voor het indienen van taken een latere deadline krijgt dan de rest van de klas. Meestal zit er voor die ouders niets anders op dan hun zoon of dochter van school te veranderen.
‘Ik ben soms echt onder de indruk van de menselijkheid van hogescholen en universiteiten. Daar kan het secundair onderwijs nog iets van leren.’
Is het hoger onderwijs in hetzelfde bedje ziek?
Van den Abeele: Aan hogescholen en universiteiten zijn conflicten meestal niet zo persoonlijk doordat studenten en docenten elkaar minder goed kennen. Daardoor komen er niet zo veel emoties bij kijken en wordt er doorgaans rechtvaardig geoordeeld. Ik ben soms echt onder de indruk van de menselijkheid van die instellingen. Een tijd geleden nog heb ik een student verdedigd in een zware tuchtzaak. Op het dark web had hij software gedownload waarmee hij de safe exam browser (Een beveiligde omgeving voor online examens, nvdr) kon omzeilen. Tijdens het examen gebruikte hij ChatGPT en stelde hij ook vragen aan iemand die hij daarvoor had ingehuurd. Hij kreeg een strenge sanctie, maar de onderwijsinstelling gaf hem wel een tweede kans en bleef hem omarmen. Daar kan het secundair onderwijs nog wat van leren.
U verdedigt ook leerkrachten. Met welke problemen komen zij bij u aanzetten?
Van den Abeele: Vaak gaat het om tuchtzaken of pesterijen. Je zou ervan opkijken hoeveel er in Vlaamse leraarskamers wordt gepest – en dat door degenen die onze kinderen moeten leren dat pesten onaanvaardbaar is. Wie daar het slachtoffer van wordt, kan meestal niet zomaar vertrekken. Een vaste benoeming is onlosmakelijk met een school verbonden. Met andere woorden: een leerkracht die de school definitief verlaat, verliest ook zijn benoeming. Dus blijft hij vaak waar hij is terwijl de problemen jaar na jaar escaleren. Ik vind het dan ook een goede zaak dat de Commissie van Wijzen heeft voorgesteld om vaste benoemingen niet langer te koppelen aan scholen maar wel aan schoolbesturen.
‘Ik heb in scholen ook al gevallen gezien van vergaand toxisch leiderschap dat heel lang blijft aanslepen.’
Waar komen al die pesterijen onder leerkrachten vandaan?
Van den Abeele: Soms klikt het gewoon niet tussen een leraar en zijn directie of zijn collega’s. Wil de directie van een leerkracht af, dan kan dat ook alleen door middel van een lange evaluatie- of tuchtprocedure. Ondertussen wordt de betrokkene soms letterlijk buitengepest. Dat kan echt heel lelijk worden, onmenselijk zelfs. We proberen alle betrokkenen dan zover te krijgen dat ze met elkaar praten en creatief naar oplossingen zoeken, maar soms zijn er al te diepe wonden geslagen. Daarnaast heb ik in scholen ook al gevallen gezien van vergaand toxisch leiderschap dat heel lang blijft aanslepen. Zelfs als een groot deel van het personeel opstapt, wordt er niet ingegrepen.
Vreest u soms niet dat uw werk de problemen waar het onderwijs voor staat alleen maar groter maakt?
Van den Abeele: Integendeel. Ik ben ervan overtuigd dat mijn werk bijdraagt tot een betere onderwijskwaliteit. Door altijd weer duurzame oplossingen te zoeken, kunnen leerlingen of leerkrachten soms toch in de school van hun keuze blijven. Sterker nog: elke procedure brengt het onderwijs iets bij en zet veranderingen in gang. Een paar jaar geleden heb ik trouwens zelf overwogen om schooldirecteur te worden, maar dat idee heb ik begraven nadat er een paar zware directeursdossiers op mijn bureau waren beland. Wel geef ik heel graag les en uit interesse volg ik een educatieve masteropleiding. Wie weet wat het onderwijs nog allemaal voor mij in petto heeft.
Crisis in het onderwijs: ‘Vlaamse leerkrachten zijn ontzettend bang om te mislukken’
Myriam Van den Abeele
1984: Geboren in Gent.
Master in de rechten (UGent en ULB), bijzondere opleiding ambtenarenrecht (VUB).
Sinds 2007: advocaat aan de Gentse Balie.
Sinds 2019: praktijkassistent aan de UGent.
Sinds 2020: educatieve masteropleiding.
2024: richt Collegius op, een advocatenpraktijk voor onderwijszaken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier