Onderwijs moet back to basics, vindt expert Tim Surma: ‘Feitenkennis is wél belangrijk’
Google of Wikipedia zijn geen excuses: het blijft belangrijk dat leerlingen op school feitenkennis opdoen, meent onderwijswetenschapper Tim Surma. Én dat de leerkracht de regie behoudt in de klas. ‘Goed lesgeven hoeft niet ingewikkeld te zijn.’
Ruim zeventien jaar heeft Tim Surma voor de klas gestaan in de Berkenboom Humaniora in Sint-Niklaas. Een lezing van de Gentse hoogleraar onderwijskunde Martin Valcke prikkelde zijn nieuwsgierigheid naar de wetenschap waarop zijn vak steunt. Hij ging zich bijscholen aan de Open Universiteit, een gerenommeerd Nederlands instituut waar hij nadien zelf modules effectieve didactiek en instructie zou mogen doceren. Twee jaar geleden ging hij voltijds aan de slag als onderzoeksmanager bij ExCEL, het expertisecentrum voor effectief leren van de Thomas More Hogeschool in Antwerpen. Het gaat hard voor deze nog jonge club: het achtkoppige team werd recent met vijf onderzoekers uitgebreid. ‘Een mix van hoogleraren, postdoc-researchers en gewezen leerkrachten’, zegt Surma enthousiast. ‘We verrichten onderzoek volgens academische standaarden, maar paren dat aan de ervaringen en inzichten van het terrein. Die combinatie is weinig gebruikelijk, maar werkt uitstekend. ExCEL wordt serieus genomen: we hebben projecten lopen met de vier grootste universiteiten van Vlaanderen.’
Goed kunnen cijferen en lezen, dát is wat kinderen gelukkig maakt.
Niet alleen de eigen lerarenopleidingen van Thomas More plukken de vruchten, de ExCEL-medewerkers zijn veelgevraagde sprekers op pedagogische studiedagen, workshops en congressen. ‘Ook buiten het katholieke net’, preciseert Surma, die voor het komende schooljaar al een paar honderd engagementen mocht inplannen. Het zegt iets over de honger naar de huisspecialiteit. ‘Effectief leren’ en ‘effectieve instructie’ zijn de gangbare termen, maar ook het Engelse begrip ‘evidence-informed teaching’ heeft bestaansrecht. Tenslotte surft ExCEL op het elan van een beweging die dik tien jaar geleden in het Verenigd Koninkrijk is ontstaan. De gedachte is: didactiek moet gebaseerd zijn op wetenschappelijke en empirisch ondersteunde inzichten over hoe mensen het best leren, begrijpen en onthouden. Die visie – ruim maar niet unaniem gedeeld binnen het onderwijsveld – werd onder meer uitgedragen door de Education Endowment Foundation (EEF), een charitatieve instelling die van bij het begin genereus overheidssteun kreeg van de conservatieve regering-Cameron.
Zonder op ons gesprek met Surma vooruit te lopen: EEF kijkt vanuit een sociale visie kritisch naar nieuwerwetse onderwijsconcepten. De voornaamste apostel van de evidence based-beweging is Tom Bennett, een leraar uit Oost-Londen die met zijn in 2013 opgerichte ResearchED in heel Europa druk congressen organiseert. Via Nederland vond evidence-informed teaching zijn weg naar Vlaanderen. Pionier ExCEL, partner van EEF, heeft nauwe banden met het Verenigd Koninkrijk. Een van de betrokken hoogleraren is Daniël Muijs, een Vlaamse onderwijsspecialist die aan verscheidene Britse universiteiten doceerde en het tot directeur-onderzoek van de Britse onderwijsinspectie schopte.
Muijs, een early adopter van evidence-informed teaching, zit samen met Surma in de Commissie Beter Onderwijs (CBO) die anderhalf jaar geleden door Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) werd opgericht. De commissie, zorgvuldig samengesteld met academici en leerkrachten uit alle netten en geledingen van het lager en secundair onderwijs, publiceert in oktober haar eindrapport. Ze kreeg een brede opdracht, tot en met personeelsbeleid en informatisering. Maar er wordt toch vooral uitgekeken naar de pedagogische en didactische aanbevelingen. Dat daarin de inzichten van evidence-informed teaching zullen doorsijpelen, lijkt een veilige gok. In de commissie zit ook de Gentse hoogleraar cognitieve psychologie Wouter Duyck, eveneens een adept. Wordt dit de consecratie van een nieuwe visie in het Vlaamse onderwijs?
Tim Surma: Ik kan of mag niet vooruitlopen op het rapport. Maar los daarvan: de belangstelling voor effectief leren is groter dan ooit. Van de acht calls voor wetenschappelijk onderzoek die het Departement Onderwijs momenteel heeft uitstaan, draaiden er zes rond effectief leren. We zien het ook in de curricula van de lerarenopleidingen. Die geven weer meer ruimte aan klassiekers zoals goede instructiemethodes, feedback- en evaluatiesystemen, en het gebruik van uitgewerkte voorbeelden. ExCEL werkt aan verschillende van die onderzoeken mee.
Wat een mens weet, bepaalt wat hij of zij denkt. De rol van ons langetermijngeheugen kan niet overschat worden.
Wat is er zo nieuw aan evidence-informed teaching?
Surma: De dynamiek komt van onderuit, vanuit de scholen. Daar maakt evidence-informed teaching het verschil: we stijgen boven de waan van de dag uit en selecteren best practices die op het terrein, in de klas, werden getest. Daarom zijn congressen of studiedagen over effectief leren voor de aanwezige leerkrachten vaak een feest van herkenning. Ik nodig mijn publiek weleens uit tot een gedachte-experiment. ‘Deel je klas op in twee groepen’, zeg ik. Groep A krijgt de stelling van Pythagoras één keer uitgelegd en ingeoefend, voor groep B lassen jullie een herhalingsles in. Wie van de twee zal op een uitgestelde toets het best scoren?’ Dan zie je al die hoofden instemmend knikken. Herhaling werkt, dat weet iedereen die een paar jaar voor de klas heeft gestaan. Ook de metafoor van het praktische rijexamen krijgt altijd unanieme bijval: je begint ook niet te oefenen de avond voor het examen. Een ander voorbeeld is het belang van voorkennis als voorspeller van succes. Als je goed ingelezen bent in bijvoorbeeld geografie, dan is de kans groot dat je met succes geografie gaat studeren.
Dat zijn toch waarheden als koeien?
Surma: En toch werden ze uit het oog verloren, misschien omdat ze zo voor de hand liggen. George Orwell zei het al: ‘Restating the obvious.’ Dat was volgens hem een teken van intelligentie.
Kunnen we het samenvatten als: back to basics?
Surma: In zekere zin wel. Goed lesgeven hoeft niet ingewikkeld te zijn. Veel leraren doen het trouwens, soms zelfs onbewust. Met de nodige herhaling, demonstratie aan de hand van goede voorbeelden, vraagstelling en doordachte evaluatiemethodes kom je al heel ver. Maar maak van ‘back to basics’ ook geen karikatuur. We pleiten niet voor ex-cathedraonderwijs met leraren die een uur lang vanaf het spreekgestoelte staan te declameren. Effectieve leermethodes zijn actief en engagerend, en dus allesbehalve saai.
Experts zoals Wouter Duyck roepen al lang dat kennis in het onderwijs centraal hoort te staan. De onderwijsvernieuwingen van de voorbije decennia zouden alleen maar tot nivellering en tanende PISA-resultaten hebben geleid. In het debat over kennis versus vaardigheden hoorde je altijd dat de slinger was doorgeslagen. Keert de slinger terug naar de kennis?
Surma: De analyse is inderdaad niet nieuw, maar ik heb de indruk dat het kwartje nu pas echt is gevallen. Ik zou de tegenstelling tussen kennis en vaardigheden trouwens willen relativeren: een vaardigheid is uiteindelijk toegepaste kennis. Of de slinger is doorgeslagen? We hoeven dat debat niet dunnetjes over te doen, maar het is duidelijk dat er vanaf de jaren zeventig, met de doorbraak van het constructivisme in het onderwijsdenken, een en ander grondig is misgelopen. Die kennistheorie is op zich waardevol, het probleem ligt bij de vertaalslag naar de didactiek. De leerkracht moest als een coach tussen zijn leerlingen gaan staan. In plaats van uitleg en richting te geven, moest hij leerlingen aanzetten om leerstof zelf te ontdekken. Er zaten goede elementen in, ook in methodes zoals freinet en montessori. Zelfsturend onderwijs kan werken, maar alleen als de leerkracht de regie behoudt in de klas. Zelfs als hij die leiding aan de klas afstaat. (lacht)
U was zelf wiskundeleraar. Hebt u de vernieuwingsdruk ervaren?
Surma: Uiteraard. Ik herinner me een omzendbrief, midden jaren 2000, waarin ons werd opgedragen om maximaal op Begeleid Zelfstandig Leren (BZL) in te zetten. Klassikale uitleg moest tot een minimum beperkt blijven, leerlingen moesten zo snel mogelijk aan de slag met werkbladen die aan het begin van de les werden uitgedeeld. Wel, dat lukte voor ongeveer één op de tien leerlingen. De anderen moest je als leerkracht individueel bijspijkeren, terwijl je heen en weer door de klas liep. Uiteraard kom je dan tijd tekort, qua efficiëntie was het een ramp. Als je de uitleg bijvoorbeeld eerst klassikaal geeft, heb je na een halfuur driekwart van de leerlingen mee. Dan kun je de rest van je lesuur gebruiken om de achterblijvers bij te werken. Toch ging ik er eerst in mee, zoals iedereen. Het was de tijdgeest, we werden constant om de oren geslagen met pedagogische en didactische vernieuwingen. Een andere constante zijn de kennisrelativerende boodschappen. Waarom zouden we de leerlingen nog feitenkennis oplepelen, vroeg men zich af, alles staat op Google of Wikipedia.
Dat is natuurlijk ook wel waar.
Surma: Dat is naast de kwestie. We weten ondertussen heel wat meer over hoe een menselijk brein werkt. En wat een mens weet, bepaalt wat hij of zij denkt. De rol van ons langetermijngeheugen kan niet overschat worden. Maar heel wat onderwijsvernieuwingen mikten op generieke vaardigheden zoals probleemoplossend, kritisch of creatief denken. Dat zijn nobele en na te streven onderwijsdoelen, maar ze vallen alleen te realiseren binnen een context van domeinspecifieke kennis. Je kunt niet kritisch denken over een materie waar je niets over weet. Een klasdebat over klimaatverandering heeft weinig zin als de leerlingen niet weten welke rol CO2 speelt.
Back to basics klinkt in het onderwijs niet progressief. Sterker nog, pleiten voor kennisgebaseerd onderwijs heeft een elitaire bijklank. Snapt u dat?
Surma: Ik zie niet in waarom effectief leren conservatief zou zijn. In onze visie staat welbevinden centraal. Goed kunnen lezen en rekenen, dat is tenslotte wat kinderen op termijn gelukkig maakt. Goed onderwijs is juist heel progressief omdat het als sociale gelijkmaker kan fungeren. Voor kansarme kinderen is de klas soms de enige leeromgeving, want ze hebben geen ouders die hen ’s avonds in bed voorlezen of hen in het weekend meesleuren naar musea of interessante hobby’s. Niemand heeft méér belang bij efficiënt leren dan zij. Voor die kinderen is iedere verspilde minuut in de klas doodzonde. De EEF, onze grote broer in het Verenigd Koninkrijk, begeleidt 36 modelscholen in het lager en secundair onderwijs. Dat zijn lang niet alleen elitaire instituten waar de klassen vol dokterskinderen zitten. Ik ben op bezoek geweest in de Charles Dickens Primary School in Oost-Londen, waar meer dan 90 procent van de kinderen een migratieachtergrond heeft. Ze levert fantastisch werk, en niet alleen met droge kennisoverdracht. Behalve academische uitmuntendheid draagt ze creativiteit hoog in het vaandel, naast sociaal en emotioneel leren. Ik heb enkele lessen bijgewoond en was onder de indruk van de schitterend onderbouwde en doordachte didactiek. Voor plastische opvoeding kregen kinderen eerst les over het impressionisme, en daarna konden ze zich uitleven met pointillistische creaties. We gaan hun voorbeeld volgen. Vanaf september begeleidt ExCEL vier scholen, waaronder één zogenaamde concentratieschool.
Laptops aan alle leerlingen uitdelen kan een goed idee zijn, maar alleen als er een visie achter schuilt.
Helpt ‘effectief onderwijs’ echt om beter om te gaan met ADHD’ers in de klas? De claim komt van Gert Verbrugghen, een Vlaamse leerkracht op een Nederlandse middelbare school in Noord-Brabant waarmee ExCEL samenwerkt.
Surma: Gert is daarvan overtuigd. Sinds ze effectieve didactische methodes toepassen, vallen zorgleerlingen zoals ADHD’ers en dyslectici volgens hem nauwelijks op in de les. Zijn hypothese moet natuurlijk wetenschappelijk worden gemonitord, maar het is vanuit wetenschappelijke literatuur bekend dat kinderen met leerstoornissen gebaat zijn bij gestructureerde, expliciete instructie.
Of het nu het Verenigd Koninkrijk of Nederland is: vallen buitenlandse recepten zomaar toe te passen in Vlaanderen?
Surma: Niet als het over onderwijssystemen gaat. Herinner je het onderwijstoerisme richting Finland van enkele jaren geleden. Iedereen trok naar Helsinki om te zien hoe die Finnen het presteerden: één school waar alle leerlingen tot zestien jaar samen werden onderwezen, zonder schotten tussen bso, tso en aso. Dat zo’n concept totaal anders werkt in een land waar de bevolkingsdichtheid tien keer lager ligt, leek van geen belang. Dergelijke systemische vergelijkingen brengen weinig bij als je de context niet in rekening brengt. Maar er valt wel veel te leren over klaspraktijken. Want of het nu om Finland, het Verenigd Koninkrijk of Vlaanderen gaat, in een klas zit altijd dezelfde mensensoort, de homo sapiens. Inzichten uit de cognitieve psychologie of neurologie zijn universeel.
Het zijn boeiende tijden in het Vlaamse onderwijs. Om met een heikel thema te beginnen: wat als het Grondwettelijk Hof op verzoek van het Katholiek Onderwijs de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair vernietigt?
Surma: Dat is een politieke kwestie waar ik me ver van af wil houden. Alleen dit: zelfs als die eindtermen worden vernietigd, stort ons onderwijs niet als een kaartenhuis in elkaar. Stap om het even welke leraarskamer binnen, en je zult gauw merken dat die discussie zich ver boven de hoofden van de leerkrachten afspeelt.
In de coronacrisis is het ergste voorbij. Tijd om de schade op te meten. De resultaten van de recente ijkingstoetsen voor burgerlijk ingenieur lagen een stuk beneden de verwachtingen. Een illustratie van de leerachterstand in het secundair onderwijs, menen experts. Maakt u zich zorgen?
Surma: Sommige collega’s doen daar panisch over, alsof ieder verloren kwartier lestijd een natuurramp is. Ik ga daar realistisch positief mee om, in het besef dat de erosie van onze onderwijsefficiëntie al lang voor corona is begonnen. Belangrijk is dat we de remedie kennen: zet in op onderbouwde methodes. Alleen al door optimaal klasmanagement kunnen we de coronaleervertraging goeddeels compenseren.
Hoe dan wel?
Surma: Vijf minuten rumoer per lesuur, dat scheelt voor een meerurenvak zoals wiskunde of Nederlands twee à drie weken lestijd per schooljaar. Om maar te zeggen: er zijn goede en minder goede manieren om bijvoorbeeld papieren uit te delen bij het begin van een les. Die routines lijken misschien details, maar details maken het verschil. Goed klasmanagement is niet voor niets een hot topic in het Verenigd Koninkrijk en Nederland.
Minister Weyts zoekt 540 extra leerkrachten om de corona-achterstand weg te werken, boven op de 2000 voltijdse krachten die voor Operatie Bijsprong worden gemobiliseerd. Waar gaat hij al dat personeel vinden? Volgens Lieven Boeve, topman van het Katholiek Onderwijs, dreigt het lerarentekort onbeheersbaar te worden. Hebt u ook daar een remedie voor?
Surma: Het is een complex probleem dat absolute prioriteit verdient. De leerkracht is de spil van ons onderwijs, de actor met veruit de grootste impact. Uiteraard moeten we de instroom in de opleidingen blijven stimuleren, zowel bij de driejarige bachelors als bij de vijfjarige masters. Maar nog urgenter is dat we wie al les geeft in de klas kunnen hóúden. Nu stapt een op de vijf startende leerkrachten binnen de vijf jaar uit het onderwijs. Een onthutsend cijfer.
Zomerscholen mogen voor mijn part een vaste waarde worden.
Hoe houdt u hen tegen? `
Surma: Ik heb in de Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement een achtpuntenplan toegelicht. Essentieel is een betere omkadering van beginnende leerkrachten, een mentoraat dat een echt verlengstuk van de lerarenopleiding wordt. In het verleden werden al initiatieven genomen: scholen konden ervaren leerkrachten vrijmaken om jonge collega’s te begeleiden. Lovenswaardig, maar te weinig gestructureerd. Zo’n mentor is maar één van de rollen die gehonoreerd zouden kunnen worden door ervaren leerkrachten, naast vakhoofd, leerlingbegeleider, zorgbegeleider, ICT-coördinator. Bij die opdrachten hoort idealiter een opleidingstraject – nog een pijnpunt in ons onderwijs. We investeren veel te weinig in bijscholing. Het Verenigd Koninkrijk spendeert in het middelbaar onderwijs omgerekend 465 euro per jaar en per leerkracht aan bijscholing, Nederland zelfs 700 euro. In Vlaanderen is dat 85 euro in het secundair en 55 euro in het lager onderwijs. Zo ontwikkel je geen cultuur van levenslang leren. Wat je wel krijgt, dat zijn vlakke loopbanen – een van de mechanismen die leerkrachten doen afhaken.
Het Vlaamse onderwijs blijft achteruitboeren in internationale rankings zoals PISA, TIMSS en PIRLS. Daar wordt heel alarmerend over gedaan, maar hoe objectief zijn peilingen waarin Aziatische landen met een pedagogische drilcultuur topscores neerzetten?
Surma: Ik zou hun belang niet relativeren, zeker niet het het drogargument van de specifieke Aziatische onderwijscultuur. PIRLS gaat over begrijpend lezen, maar PISA en TIMSS peilen naar wiskundige en wetenschappelijke vaardigheden. Als wiskundeleraar kan ik alleen maar vaststellen dat die tests verdraaid goed zijn opgesteld. Papegaaienwerk wordt niet beloond, wel inzicht en oplossingsgericht denken. Het is gewoon een feit dat onze onderwijskwaliteit de voorbije decennia is achteruitgegaan. Dat we schrikken bij iedere publicatie van een internationaal onderzoek, komt omdat we zelf te weinig meetinstrumenten hadden om de evolutie te monitoren. Gelukkig komt daar binnenkort verandering in: na decennialang discussiëren tussen voor- en tegenstanders heeft de Vlaamse regering beslist dat er vanaf 2023 in twee leerjaren van zowel het lager als het middelbaar onderwijs gecentraliseerde standaardtoetsen worden georganiseerd. Anders dan in Nederland of Frankrijk wordt de test in het zesde middelbaar niet bepalend voor de doorstroommogelijkheden. Dat hoeft voor mijn part zeker niet, het belangrijkste is dat we niet langer blind varen.
Dreigen zulke toetsten niet vooral de reputatie van elitescholen te versterken, waardoor hun aanzuigeffect op geprivilegieerde ouders en leerlingen nog groter wordt en de kloof met het peloton nog breder?
Surma: Niet als leerwinst het belangrijkste criterium wordt. Als een school met een kansarm publiek grote leerwinst boekt, dan weten ouders dat er goed onderwijs wordt geboden. Ik zie alleen voordelen. In de Verenigde Staten gebruiken ze standaardtoetsen ook voor onderzoeksdoeleinden: ze identificeren er de effectiefste scholen en leraren. Die worden dan grondig geobserveerd en geanalyseerd, zodat hun best practices over het hele onderwijsveld kunnen worden gedeeld.
Corona zorgde voor een kwantumsprong voor het digitaal leren. Zullen we het afstandsonderwijs missen nu er weer fysiek, klassikaal wordt lesgegeven?
Surma: Ik ben een groot voorstander van technologie, zolang ze geen doel op zich is. Computers en laptops aan alle leerlingen uitdelen kan een goed idee zijn, maar alleen als er een visie achter schuilt. Maar sommige innovaties zie ik graag blijven. Digitaal onderwijs is bijvoorbeeld ideaal om bijles te organiseren: een leerkracht kan een half uurtje per week online gaan om leerlingen een-op-een of in kleine groepjes bij te spijkeren. Zo trek je bijles opnieuw binnen de school, wat meteen een sociale maatregel is. Lang niet alle ouders hebben geld voor dure privéles, wat trouwens een booming business is in Vlaanderen. En als ik nog eentje mag kiezen: ook de zomerscholen mogen voor mijn part een vaste waarde worden.
Tim Surma
– 1980: geboren in Lokeren
– 2001: bachelor wiskunde (Odisee Hogeschool Sint-Niklaas)
– 2001-2018: wiskundeleraar Berkenboom Humaniora (Sint-Niklaas)
– 2017: master onderwijswetenschappen (Open Universiteit), bereidt er doctoraat voor
– 2019: onderzoeksmanager ExCEL (Thomas More Hogeschool)
– Auteur van Wijze lessen (beste onderwijsboek 2019)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier