Onderwaarderen we onze leerkrachten? ‘Sommige ouders lijken niet meer in onze expertise te geloven’

Alex Asselman (links) en Lieselotte Theunynck: ‘Je kunt je niet voorstellen wat ik moet doen als ik een toets wil geven. Eén toets voorbereiden volstaat allang niet meer.’ © Rebecca Fertinel
Ann Peuteman

Van de tanende leesvaardigheid tot polarisering in de klas: twee leden van de Leraarskamer van Knack blikken terug op het onderwijsjaar. ‘In mijn klas zit niet één leerling zonder speciale zorgnoden.’

‘Onze leerlingen worden almaar mondiger en hun ouders kritischer’, zegt Alex Asselman, die Engels geeft aan de tweedejaars van het Óscar Romerocollege in Dendermonde. ‘Iedereen mag ook voor zijn mening uitkomen, maar het maakt ons werk er niet gemakkelijker op.’ Dat herkent Lieselotte Theunynck, leerkracht in het vijfde leerjaar van de gemeenteschool Paviljoen in Schaarbeek, maar al te goed. ‘Ik heb heel bewust voor een baan in Brussel gekozen’, zegt ze. ‘Het is heel verrijkend om met al die verschillende culturen in contact te komen. Maar die grote diversiteit maakt het werk ook lastiger. De meesten van mijn leerlingen hebben een andere thuistaal dan het Nederlands én speciale zorgnoden.’

“Ik ben tegenwoordig al blij als er voor elke klas een volwassene staat”, zei mijn directeur.’ Lieselotte Theunynck, leerkracht in het vijfde leerjaar

Het gevolg van die grote werkdruk is ondertussen genoegzaam bekend: te weinig mensen voelen zich geroepen om in het onderwijs te stappen of er te blijven waardoor er een groot lerarentekort is ontstaan. ‘Je moet echt gepassioneerd zijn om dit werk vol te houden’, zegt Asselman. ‘Dat is volgens mij een deel van het probleem: veel jongeren beginnen niet met volle overtuiging aan de lerarenopleiding. Vaak hebben ze eerst een andere studie geprobeerd, zijn ze daar niet voor geslaagd en besluiten ze dan maar om leerkracht te worden. Dat is natuurlijk geen positieve keuze.’

Wat merken jullie zelf van het lerarentekort?

Alex Asselman: Sommige klassen op onze school hebben twee jaar lang geen Frans gekregen. De leerkracht was langdurig afwezig en onze directie vond geen vervanger. Aanvankelijk namen een paar van mijn collega’s die lesuren over, maar op termijn was dat niet houdbaar. Pas na vier maanden kwam er eindelijk iemand op de vacature af: een twintiger die alleen een diploma secundair onderwijs had. Eerst dachten we dat hij misschien Franstalig was, maar hij bleek geen woord Frans te spreken. Vanzelfsprekend hebben ze hem niet aangenomen. Het gevolg was wel dat de leerlingen drie uur per week in de studie zaten. Pas aan het begin van dit schooljaar is er een nieuwe leerkracht Frans gestart. Een grote opluchting.

Lieselotte Theunynck: Die leerkracht moet wel een grote achterstand goedmaken. Dat is ook een vriend van me overkomen. Hij geeft economie aan een klas die dat vak vorig schooljaar amper heeft gekregen. Dus moet hij niet alleen zijn eigen leerstof behandelen, maar ook nog eens het vorige jaar inhalen.

Asselman: Voor de leerlingen zelf is dat ook verschrikkelijk. Zelfs als ze een vak amper hebben gehad, moeten ze aan het eind van het schooljaar toch examens afleggen. Terwijl je hen daar natuurlijk moeilijk op kunt afrekenen.

Theunynck: Vorig schooljaar gaf ik les in het zesde leerjaar van een school in de Brusselse Noordwijk. De directeur van die school was als de dood dat een van haar leerkrachten zich ’s ochtends ziek zou melden. Dan moest ze al haar creativiteit bovenhalen. ‘Ik ben tegenwoordig al blij als er voor elke klas een volwassene staat’, zei ze. Daar mogen we toch geen genoegen mee nemen?

Asselman: Vaak is er gewoon geen andere mogelijkheid. Bij ons stond vorig schooljaar de opa van een van de leerlingen voor de klas en er komen ook weleens collega’s terug uit pensioen. Daarnaast beginnen zij-instromers steeds vaker les te geven voor ze een lerarenopleiding hebben gevolgd. Die mensen hebben heel veel coaching nodig, maar daar is meestal niet genoeg tijd voor.

Theunynnck: Het lerarentekort zorgt ook voor een groot verloop. Toen ik tien jaar geleden afstudeerde, was er amper werk. Ik fietste van school naar school om mijn sollicitatiebrief af te geven. Vandaag kunnen leerkrachten kiezen waar ze lesgeven. Het gevolg is dat velen overstappen naar een school die, bijvoorbeeld, dichter bij huis ligt. Vorig jaar kondigde mijn collega van het vijfde leerjaar net voor de herfstvakantie aan dat ze een andere school had gevonden en niet meer zou terugkomen. Er moest dus heel snel een oplossing worden gezocht voor haar klas. Uiteindelijk werd de helft van de leerlingen aan mijn klas toegevoegd. Plots had ik – in het midden van het schooljaar – een graadklas. Ik was totaal onvoorbereid. Dat je wilt overstappen naar een school die je beter ligt, kan ik begrijpen. Maar doe dat niet halverwege het schooljaar. Dat is niet eerlijk tegenover je leerlingen.

Hoe komt het volgens jullie dat zo veel collega’s uitvallen of zelfs helemaal afhaken?

Asselman: We krijgen er gewoon steeds meer werk bij. Je kunt je bijvoorbeeld niet voorstellen wat je als leerkracht allemaal moet doen als je een toets wilt geven. Tegenwoordig volstaat het niet meer om één toets op te stellen. Voor de ene leerling moet ik alles uitvergroten, voor een paar anderen moet ik een sprinttoets (een test voor leerlingen met dyslexie waarbij voorleessoftware wordt gebruikt, nvdr) voorbereiden en dan is er nog iemand die op de dag van de toets een koptelefoon bij zich moet hebben. Ik begrijp dat ouders eisen dat hun kind dat soort hulpmiddelen mag gebruiken. Maar voor ons brengt het enorm veel werk mee.

Theunynck: In mijn klas zit dit schooljaar niet één leerling zonder rugzakje. Elke dag moet ik al die rugzakjes vullen met wat het kind in kwestie nodig heeft. Een sprinttest, een koptelefoon, een aangepast leertraject, apart huiswerk, een dagelijkse time-out… Om het overzicht een beetje te bewaren, zou ik eigenlijk een supergroot schema in de klas moeten ophangen.

Asselman: Wat onze job ook moeilijker maakt, is dat veel ouders niet meer in onze expertise lijken te geloven. Ik heb constant het gevoel dat ik me moet verantwoorden. Nochtans weet ik wel hoe ik mijn job moet doen en investeer ik heel veel in mijn leerlingen. Ik kan echt kwaad worden als iemand dat ter discussie stelt.

Theunynck: De waarden en normen van sommige ouders komen ook niet overeen met die van de school. Dat bleek aan het begin van dit schooljaar heel duidelijk uit het protest tegen de invoering van Evras, de verplichte lessen seksuele opvoeding in het Franstalig onderwijs. Die ophef waaide binnen de kortste keren over naar het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Dat wij al lang seksuele opvoeding geven, bleken veel ouders niet eens te weten. ‘Jullie beginnen daar toch ook niet mee?’ vroegen ze. ‘Wij willen niet dat jullie onze kinderen porno laten zien en ze leren masturberen.’ Eigenlijk zou ik daar vanuit mijn eigen overtuiging op willen reageren, maar als leerkracht moet ik neutraal blijven. Gelukkig schermt onze directeur ons zo veel mogelijk van zulke dingen af. Wie vragen over Evras heeft, mogen we naar hem doorsturen.

Ik heb constant het gevoel dat ik me moet verantwoorden. Nochtans weet ik heel goed hoe ik mijn job moet doen.’ Alex Asselman, geeft Engels aan tweedejaars

Neemt ook de polarisering in de klas toe?

Theunynck: Al mijn leerlingen ventileren geregeld een mening die helemaal tegen mijn eigen overtuiging ingaat. Zo was er vorig jaar veel homohaat in mijn klas. Als de kinderen iets over homoseksualiteit zagen in Karrewiet, het jeugdjournaal waar we elke dag samen naar kijken, dan begonnen ze meteen homofobe uitspraken te doen. Ik was de enige in de klas die daartegen inging.

Asselman: Bij ons is er veel meer verdeeldheid onder de leerlingen. Een tijd geleden, bijvoorbeeld, was een jongen het totaal niet eens met een onvoldoende voor zijn toets. Volgens hem lag het aan mij. Als vrouw kon ik niet bevatten dat wat hij had opgeschreven wel degelijk juist was. Nog voor ik zelf iets kon zeggen, gingen andere leerlingen tegen hem in: ‘Wat zeg jij nu? Ben je niet goed wijs?’

Van de vele plannen en maatregelen om het lerarentekort in te dammen en het beroep aantrekkelijker te maken, was er één idee dat op wel erg veel weerstand botste: scholen kunnen een leerkracht die een bepaalde deskundigheid heeft, belonen met de titel van leraar-specialist én een bijkomende vergoeding.

Asselman: Dat vind ik nog niet zo’n gek idee. Ik heb me de voorbije jaren almaar bijgeschoold. Als ze me vroegen om een cursus gebarentaal te volgen, dan deed ik dat gewoon in mijn vrije tijd. Daarnaast heb ik ook een speciale opleiding gevolgd om een niet-taalvak in het Engels te kunnen geven. Daar mag best iets tegenover staan. Wel moet zo’n vergoeding op basis van objectieve criteria worden toegekend en niet louter omdat de directie vindt dat een bepaalde leerkracht die verdient. Bij ons op school is in elk geval beslist om er niet aan mee te doen.

Theunynck: Bij ons ook. Net zoals in de meeste scholen. Elke leerkracht is wel ergens expert in en doet elke dag heel erg zijn best. Waarom moet de een daar meer voor worden beloond dan de ander? Hoe helpt dat het onderwijs vooruit?

Ook het voorbije jaar bleek keer op keer dat het pover gesteld is met de leesvaardigheid van onze scholieren.

Asselman: (zucht) Ik merk dat zelf thuis. Mijn zoon van acht heeft de grootste moeite om in een tekst hoofdzaak van bijzaak te onderscheiden. Ook al groeit hij op in een Nederlandstalig, hoger opgeleid gezin. Hetzelfde zie ik bij mijn leerlingen. Die gebrekkige leesvaardigheid speelt hen echt parten bij examens, want vaak begrijpen ze de essentie van een vraag niet.

Theunynck: In mijn klas zit haast geen enkele leerling die thuis Nederlands spreekt. Hun ouders kunnen hen moeilijk bij hun schoolwerk helpen en in hun vrije tijd doen ze amper dingen die hun woordenschat verrijken. Laat staan dat ze boeken zouden lezen. Daar worstel ik ook mee. Het is de bedoeling dat we elke dag een kwartier lezen. Maar zodra ik zeg dat ze hun boek moeten nemen, zie ik de tegenzin al op hun gezicht – welk boek we ook lezen. Ik moet ze constant terechtwijzen: ‘Niet rondkijken! Hou je ogen op je boek gericht!’ Eigenlijk dwing ik die kinderen om iets te doen waar ze een hekel aan hebben. Daarbij zou ik wel wat hulp kunnen gebruiken.

Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) zei afgelopen zomer dat Nederlands op school de enige voertaal mag zijn. Heeft hij een punt?

Theunynck: Het spreekt vanzelf dat Nederlands in het Nederlandstalig onderwijs de voorkeurtaal is. Ik stimuleer de kinderen om zo veel mogelijk Nederlands te spreken. Maar een kind dat net uit een ander land is gekomen dwingen om zich alleen nog in het Nederlands uit te drukken? Daar zie ik het nut niet van in. Bij ons in het vierde leerjaar zit een nieuwe jongen die alleen Spaans spreekt. Hij krijgt hulp van een Spaanstalige leerling uit mijn klas, die dan bijvoorbeeld in het Spaans uitlegt waar de refter of het toilet is. Zo pak ik het in de klas ook aan. Als leerlingen niet goed begrijpen wat ik bedoel, dan mogen ze het in hun moedertaal aan elkaar uitleggen. Soms is dat nodig om echt tot leren te komen. Want wat is het uiteindelijke doel van een wiskundeles? Dat kinderen breuken oplossen of dat ze in het Nederlands kunnen uitleggen wat een breuk is?

Wat is het mooiste wat jullie het voorbije jaar als leerkracht hebben meegemaakt?

Asselman: Daar hoef ik niet lang over na te denken. Aan het eind van een oudercontact vroeg een vader me welke studierichting ik zijn dochter aanraadde. Toen ik antwoordde dat ze het best op haar plaats zou zijn in biotechnologische STEM-wetenschappen, zei hij zonder aarzelen: ‘Als ú dat zegt, schrijven we haar daarvoor in.’ Dat iemand mijn expertise zo openlijk erkende en respecteerde was echt een verademing.

Theunynck: Ik ben vooral heel blij dat ik dit schooljaar in een nieuwe school ben begonnen. Meer nog: ik ben gekózen om er te werken, want de directie organiseert ondanks het lerarentekort nog altijd selectieproeven. Ik ben dus geselecteerd omdat ik capabel ben en dat is een heel fijn gevoel. Mijn klas is heel divers en allesbehalve gemakkelijk, maar ik voel me wel heel erg gesteund door mijn collega’s en mijn directeur. Naar deze school overstappen was met voorsprong de beste beslissing van 2023. High five aan mezelf.

Alex Asselman

33 jaar.

Leerkracht Engels in het tweede jaar van het Óscar Romerocollege in Dendermonde.

Geeft ook godsdienst in het Engels.

Haar leerlingen volgen vooral richtingen in de doorstroom- en dubbele finaliteit.

Lieselotte Theunynck

Is 36 jaar.

Leerkracht in het vijfde leerjaar van gemeenteschool Paviljoen in Schaarbeek.

Deed jarenlang vervangingsopdrachten.

Werkte onder meer in het buitengewoon onderwijs en was zorgcoördinator.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content