Kato De Winne
‘Of het vak godsdienst uitgehold wordt, hangt niet af van het feit of de leerkracht wel of niet gedoopt is’
‘In ons onderwijs roeien we met de riemen die we hebben, liefst met leraren met grote expertise en sterke bewogenheid. Dat geldt ook voor godsdienst’, schrijft Kato De Winne.
Afgelopen vrijdag kwam het nieuws over de mogelijkheid om als ongedoopte het vak godsdienst te mogen geven in de noodsituatie van lesuren waarvoor in het katholiek secundair onderwijs geen godsdienstleraar te vinden is. Hak de vorige zin in twee, tot na het woord ‘geven’, en dan blijkt dat velen enkel het deel tot en met dat woord hebben onthouden. Nochtans doet context ertoe, zoals steeds in het leven.
De Erkende Instantie rooms-katholieke godsdienst heeft haar verantwoordelijkheid willen nemen door haar steentje te willen bijdragen aan de organiseerbaarheid van het vak. Maar ergens maakt deze beslissing ook duidelijk dat al dan niet gedoopt zijn, niet bepalend is voor de authenticiteit waarmee een leraar voor de klas staat, of überhaupt voor het gelovig zijn. Ik ben zelf gedoopt omdat, zoals bij velen van mijn generatie, dit de gewoonte was. En dus niet per se omdat mijn ouders wilden dat ik een gelovig persoon zou worden. Dat is nu wel zo is, is geen rechtstreeks gevolg van dat doopsel.
De maatregel werd genomen om het vak godsdienst organiseerbaar te houden, wat vandaag een grote uitdaging is voor veel meer vakken dan enkel het mijne. Dat het vak godsdienst zelf uitgehold zou kunnen worden, zoals Loobuyck en Francken aangaven in een opiniestuk op Knack.be, hangt niet af van het al dan niet gedoopt zijn van de leraar, wel van de mate waarin deze authentiek en met kennis van zake voor de klas staat. Ook de keuze om 50% van de lestijden levensbeschouwing in te vullen met interlevensbeschouwelijke dialoog, is niet wat ‘besparingslogica’ of ‘iets dat visie mist‘. Het is een manier om een fundamentele verandering te brengen in de inhoud van de levensbeschouwelijke vakken en aan diepe en oprechte dialoog te kunnen doen.
Vele mensen, waaronder ikzelf, werken al jaren aan deze interlevensbeschouwelijke dialoog in het onderwijs, om dit op een zo kwaliteitsvolle manier te kunnen brengen. Dit reduceren tot een marge-maatregel, doet geen recht aan het harde en kwalitatieve werk.
Dat het spanningsveld tussen organiseerbaarheid en kwaliteit maakt dat bij maatregelen omtrent organiseerbaarheid je een debat krijgt over kwaliteit, mag een wetmatigheid heten. In ons onderwijs roeien we met de riemen die we hebben, liefst met leraren met grote expertise en sterke bewogenheid. Dat geldt ook voor godsdienst. Een godsdienstleraar die in een noodsituatie lesgeeft, moet goed omgeven zijn en ondersteund. Door de directeur en de inspecteur-begeleider godsdienst, ook door de vakwerkgroep op school en door het pedagogisch project van de scholenfamilie die Katholiek Onderwijs Vlaanderen is.
De laatste voorwaarde om godsdienst te mogen geven, met name het leerplan realiseren op de klasvloer, blijft stevig overeind. En we mogen niet doen alsof deze ene voorwaarde een laatste strohalm is waaraan men wil vasthouden in een noodsituatie. Want het is net deze voorwaarde die religieuze geletterdheid en christelijke bewogenheid of affiniteit impliceert, en niet het doopsel an sich.
Wie zegt dat de inhoudelijke kwaliteit van de godsdienstlessen moet primeren, heeft groot gelijk en bovendien getuigt dit standpunt van respect voor ons vak: de religieuze geletterdheid is belangrijker dan ooit in een maatschappij die al te vaak religie naar de huiskamer terugdringt.
De religieuze kennis van jongeren is vandaag afkomstig van, (laat ons eerlijk zijn) vaak radicale en extreme, TikTok-taal. Als leraren authentiek, vanuit hun eigen motivatie en al dan niet gedoopt, voor de klas staan, mag je ervan op aan dat ze de levensbeschouwelijke geletterdheid van jongeren voorop stellen en ze dit kippendialect een alternatief kunnen voorschotelen. Er is namelijk meer dan ooit nood aan ruimte voor levensvragen en diepe dialoog over levensbeschouwingen. En dit is jammer genoeg een ruimte die steeds kleiner wordt, waardoor je de kans niet meer krijgt om een alternatief te bieden voor de extremere visies die binnenskamers worden uitgesproken.
Laten we, volledig terecht, bezorgd zijn om te positieve en kwalitatieve invulling van ons vak, al is het maar om de negatieve woordenstroom van de laatste jaren over het vak godsdienst en levensbeschouwing te counteren. Dat komt onze leerlingen en hun ontwikkelende identiteit zeker ten goede.
Kato De Winne – leerkracht rooms-katholieke godsdienst Atheneum Lier
Ondertekend door Prof. Dr. D. Pollefeyt, hoogleraar Faculteit Theologie en Religiewetenschappen, verantwoordelijke van de Academische Lerarenopleiding Theologie en Religiewetenschappen
Ondertekend door Prof. Dr. J. Mettepenningen, bisschoppelijk afgevaardigde Onderwijs in het aartsbisdom Mechelen-Brussel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier