Leni Franken

‘Nieuwe leerplannen islamitische godsdienst: een kus van de juf en een bank vooruit’

Leni Franken Onderwijsbegeleider op het Centrum Pieter Gillis van de Universiteit Antwerpen.

‘De nieuwe leerplannen islamitische godsdienst zijn een grote stap voorwaats’, schrijft Leni Franken (UAntwerpen).

In officiële scholen in België (goed voor zo’n 30% van de scholen in Vlaanderen) wordt godsdienstonderwijs in de verschillende erkende religies en in het vrijzinnig humanisme aangeboden. Dit betekent momenteel dat leerlingen er kunnen kiezen uit katholieke, orthodoxe, protestantse en anglicaanse godsdienst, islam, jodendom en niet- confessionele zedenleer. Al deze vakken worden georganiseerd en geïnspecteerd door de erkende levensbeschouwelijke instanties. De vakken worden in Vlaanderen twee uur per week aangeboden en leerlingen worden volgens de gekozen godsdienst/levensbeschouwing in aparte klasgroepen gezet.

Vooral het vak ‘islamitische godsdienst’ kende de laatste jaren een stevige opmars: momenteel volgt ongeveer één op vier leerlingen in het Vlaams officieel onderwijs dit vak. In de Franstalige scholen van het Brussels hoofdstedelijk gewest gaat het zelfs om meer dan 52% van de leerlingen. Ondanks deze enorme stijging was het vak lange tijd niet aangepast aan de hedendaagse (onderwijs)context: de leerplannen en het lesmateriaal waren verouderd en niet representatief voor moslimjongeren in de Belgische/Europese samenleving en heel wat leraren waren onvoldoende opgeleid om deze leerlingen degelijke kennis over hun religie mee te geven. Hoewel het islamonderwijs al een lange geschiedenis kent in België (de islam werd in 1974 erkend en de eerste islamlessen werden in 1978 gegeven), is het vak, in tegenstelling tot verschillende andere godsdienstvakken, lang in de tijd blijven stilstaan.

De laatste jaren is daar gelukkig verandering in gekomen: zo werd in 2008 het Centrum Islamonderwijs, dat onder meer voor  de organisatie en kwaliteitsbewaking van het islamonderwijs in Vlaanderen zorgt, opgericht. Daarnaast  werden er in verschillende Vlaamse hogescholen opleidingen voor toekomstige islamleerkrachten ingericht. Op een actualisatie van de leerplannen en van het lesmateriaal was het echter nog wachten, maar daar is nu verandering in gekomen.

Zo lanceerde uitgeverij Van Inn dit schooljaar haar nieuwe lesmethode islamitische godsdienst (Sira) in het eerste jaar van de eerste en de derde graad en wordt er momenteel gewerkt aan een lesmethode voor de overige jaren. Wie de nieuwe leerwerkboeken naast de oude legt, kan niet anders dan concluderen dat er enorme vooruitgang is geboekt. Zo wordt er, anders dan in de vorige leerwerkboeken, sterk ingezet op de historisch-kritische methode en op diversiteit buiten, maar ook binnende islam. Via thema’s zoals social media, klimaat en natuur, en verslavingen wordt er bovendien expliciet aansluiting gezocht met de leefwereld van de leerlingen, iets dat nagenoeg afwezig was in de vorige lesmethode.

Tot slot zijn er de gloednieuwe leerplannen voor het secundair onderwijs, waar verschillende hogeschooldocenten islamitische godsdienst hun schouders onder hebben gezet. Het resultaat mag er zijn: wie de nieuwe leerplannen doorneemt, kan niet anders dan concluderen dat deze er serieus op vooruit zijn gegaan.

Net zoals in de nieuwe lesmethode staan hermeneutisch-kritische reflectie en diversiteit binnen de islam centraal. Bovendien wordt er naar gestreefd om steeds aansluiting te vinden bij de leefwereld van de leerlingen. Deze nieuwe invalshoek is onder meer zichtbaar in de herformulering van een aantal leerdomeinen. Zo werd, met het oog op de interne dynamiek en diversiteit binnen ‘de islam’ het domein “geloofsleer” vervangen door “geloofsperspectieven”. De eerder archaïsche domeinen “aanbidding” en “zedelijkheid” werden dan weer respectievelijk vervangen door de ruimere en modernere concepten “islambeleving” en “ethiek”.

Ook werden er in het nieuwe leerplan twee nieuwe – zij het optionele – leerdomeinen toegevoegd: in het domein “moslim vandaag” staan “thema’s en vraagstukken die eigen zijn aan de seculier-multiculturele context waar moslimjongeren vandaag in opgroeien” centraal, terwijl er binnen het domein “literatuur en wijsheid” aandacht wordt gegeven aan het islamitisch cultureel erfgoed.

In de 19 pagina’s tellende algemene visie, waarin onder meer naar de concepten tajdĩd (vernieuwing), islãh (hervorming) en ijtihãd (intellectuele inspanning, kritische tekstinterpretatie) wordt verwezen, wordt het leerplan toegelicht. De “centrale opdracht” van het islamonderwijs wordt er omschreven als “het voorbereiden van moslimleerlingen op de complexiteit van de wereld”. De leerplandoelen worden vervolgens ingedeeld in drie grote clusters: “kritisch nadenken over en omgaan met religieuze teksten”, “tot een persoonlijk en genuanceerd standpunt komen” en “maatschappelijk engagement bevorderen”. Om dit tijdens de lessen te realiseren, wordt er niet enkel onderwezen in de islam, maar is er ook heel wat aandacht om te leren over de (geschiedenis van de) islam. Door deze perspectieven te combineren, kunnen moslimjongeren ten slotte ook heel wat van de islamitische tradities leren.

Gezien het opzet van het godsdienstonderwijs in België, dat er vanuit gaat dat leerlingen in de eigen levensbeschouwelijke tradities worden onderwezen, hoeft het niet te verbazen dat het leerplan islamitische godsdienst nagenoeg uitsluitend op de islamitische tradities focust. Weliswaar is er ook ruimte voor andere levensbeschouwingen, maar die ruimte is beperkt. Zo wordt er in de leerplandoelen van de 1e en de 2e graad nergens expliciet verwezen naar een niet-islamitische religie of levensbeschouwing. Wel werden de “Competenties interlevensbeschouwelijke dialoog (ILD) en interlevensbeschouwelijk samenleven (ILS)” bij alle leerplannen toegevoegd. Op die manier worden alle leerkrachten, conform de Vlaamse onderwijsdecreten, aangemoedigd om met deze competenties, die onder meer inzetten op dialoog met en kennis van diverse levensbeschouwingen, aan de slag te gaan. Ook de competenties interlevensbeschouwelijke dialoog en burgerschap komen aan bod in het leerplan van de derde graad. Hiermee anticipeert het leerplan alvast op de beslissing van het Gemeenschapsonderwijs (GO!) om in de derde graad van het secundair onderwijs 1 van de 2 uren godsdienst/zedenleer te vervangen door een – nog steeds door de levensbeschouwelijke instanties georganiseerd – uur interlevensbeschouwelijke dialoog, waarin ook de eindtermen burgerschap worden geïntegreerd. 

Daarnaast is er in het leerplan voor de derde graad expliciet aandacht voor “wereldreligies en levensbeschouwingen”. Opvallend – en anders dan in de vorige leerplannen – is dat niet enkel het theïsme, maar ook humanisme, agnosticisme en atheïsme komen aan bod. Tot slot zien we dat er ruimte is voor (ethische) thema’s waarover binnen de moslimgemeenschap geen consensus is en waaraan in de vorige leerplannen zo goed als geen aandacht werd besteed. Voorbeelden zijn de verhouding tussen islam en wetenschap (o.a. de big-bang); ethische kwesties zoals abortus, euthanasie, orgaandonatie en gentechnologie;  fanatisme binnen het geloof; en seksualiteit en rollenpatronen. Centraal bij het behandelen van deze en andere thema’s staat steeds de idee dat de “oppervlakkige, gebrekkige kennis van moslimleerlingen” kwalitatief wordt aangevuld en verdiept “door hun blik the heroriënteren en hun gezichtsveld te verruimen”. Op die manier kunnen jongeren “zowel cognitief als sociaal” worden voorbereid op het samenleven.

De nieuwe leerplannen zijn zeer ambitieus en als de leerplandoelen inderdaad gerealiseerd kunnen worden, zouden toekomstige moslims in Vlaanderen wel eens erg hoog kunnen scoren op levensbeschouwelijke geletterdheid van en kritische reflectie op hun eigen levensbeschouwelijke traditie. Weliswaar zal veel afhangen van de leerkracht en van de klasgroep: het kritisch bestuderen van de Qur’ãn en de Hadĩth en het behandelen van ‘controversiële’ thema’s zal allicht niet voor alle leerkrachten en leerlingen even evident zijn en op dat punt is er nog werk aan de winkel. Met de nieuwe leerplannen wordt alvast een stevige voorzet gegeven.

Hoewel ik al langer pleit voor een hervorming van het godsdienstonderwijs, waarbij  alle leerlingen samen een door de overheid ingericht, algemeen vormend vak over levensbeschouwingen volgen, terwijl de traditionele godsdienstlessen daarnaast optioneel (en dus buiten de uren) kunnen worden aangeboden, is zo een hervorming niet voor morgen. De organisatie van het godsdienstonderwijs is in België immers grondwettelijk verankerd en de grondwet wijzigen is niet evident. Zolang het huidige systeem behouden blijft, is het maar best dat de aangeboden godsdienstlessen voldoen aan de nodige kwaliteitscriteria. Met de nieuwe leerplannen werd daar alvast voor het islamonderwijs grondig werk van gemaakt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content