Nederlandstalig onderwijs slaakt noodkreet wegens ‘aanhoudende besparingen’
In de periode 2008-2022 hebben scholen hun financiële middelen drastisch zien slinken met 20 tot 40 procent. Voor 2022 gaat het in totaal om een bedrag van ongeveer 300 miljoen euro. Dat melden verschillende onderwijskoepels van het Nederlandstalig onderwijs dinsdag in een gezamenlijke nota. Samen slaken ze een noodkreet, want de uitdagingen in het onderwijs zijn nog nooit zo groot geweest.
Scholen krijgen een werkingsbudget toegekend op basis van het aantal leerlingen en hun kenmerken, bijvoorbeeld extra zorgnoden. Sinds het schooljaar 2008-2009 wordt slechts 40 procent van de werkingsmiddelen per extra leerling voorzien (de 40 procentregel). Elke regering heeft sindsdien deze besparingsmethode aangehouden, luidt het. Niet- en onvolledige indexeringen van de werkingsmiddelen versterken het effect van de 40 procentregel, klinkt het verder. Door de inflatie stijgen de kosten van scholen, maar de inkomsten zijn niet gevolgd.
Alle scholen krijgen klappen. Zo heeft het gewoon lager onderwijs nog iets meer dan 70 procent van de koopkracht die het had in schooljaar 2008-2009, maar het secundair onderwijs wordt nog harder getroffen.
De overheid kondigt regelmatig nieuwe onderwijsinvesteringen aan. Dat zijn volgens de onderwijsverstrekkers echter geen compenserende middelen voor de structurele besparingen, maar specifieke initiatieven waarbij scholen deze middelen slechts voor goedgekeurde doeleinden en onder strikte voorwaarden mogen gebruiken.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen, het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap GO!, de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) en het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers (OKO) vragen de regering daarom om structurele oplossingen. Ze stellen voor om extra werkingsmiddelen toe te kennen om de historische besparingen te compenseren, en vervolgens een kliksysteem te gebruiken, zoals in het hoger onderwijs. Daarbij wordt elke stijging of daling van leerlingenaantallen vanaf een vooraf bepaalde grens vertaald in een even grote stijging of daling van de werkingssubsidies.