
Nederlands in het lager onderwijs: ‘Soms ligt er net te veel nadruk op leesvaardigheid’
Uit nieuw onderzoek van het Vlaams Talenplatform blijkt dat de meeste juffen en meesters niet alleen behoorlijk tevreden zijn over hun taalboeken, maar zich ook gewapend voelen om zowel Nederlands als Frans te geven. ‘De kant-en-klare leermethodes die ze gebruiken, bieden vooral houvast.’
Leerkrachten uit het lager onderwijs zijn over het algemeen tevreden over hun lesmateriaal, vinden het niet erg om Frans te moeten geven en willen graag bijleren over de nieuwste inzichten op het vlak van taaldidactiek.
Dat blijkt uit een nieuw onderzoek van het Vlaams Talenplatform, een samenwerkingsverband van onder meer universitaire talenopleidingen en lerarenopleidingen aan hogescholen.
Ondanks het relatief kleine (maar wel evenwichtige) staal van 377 respondenten, levert hun enquête – bekeken vanuit de expertise van de onderzoekers en gekaderd binnen eerdere studies – boeiende inzichten op.
1. Leerkrachten zijn behoorlijk tevreden over hun lesmateriaal
De overgrote meerderheid van de leerkrachten uit het lager onderwijs werkt voor taal met een leermethode. In tegenstelling tot veel van hun collega’s uit het secundair onderwijs zijn ze door de bank genomen tevreden over de bijbehorende leerboeken en digitale leermiddelen.
‘Meestal zijn dat kant-en-klare methodes, die jaar na jaar op elkaar voortbouwen’, zegt hoogleraar Engelse taalkunde Lieven Buysse (KU Leuven). ‘Die bieden leerkrachten, van wie vandaag ontzettend veel wordt verwacht, heel wat houvast. Vandaar wellicht dat de meesten die methode zo veel mogelijk volgen.’
Toch gaat 89 procent weleens op zoek naar extra lesmateriaal. Doordat de taalmethodes doorgaans op de middenmoot van de klas zijn gericht, bieden ze leerkrachten namelijk niet genoeg differentiatiemogelijkheden.
2. De meesten weten hoe ze met anderstalige leerlingen moeten omgaan
Liefst 60 procent van de respondenten geeft aan dat ze zich gewapend genoeg voelen om leerlingen met een taalachterstand te ondersteunen. Dat geldt vooral voor leerkrachten die lesgeven in een grootstedelijke school met veel anderstalige leerlingen.
In scholen waar de meerderheid van de kinderen thuis Nederlands spreekt, is dat minder het geval. ‘De verklaring is wellicht dat scholen in grote steden al heel lang met die uitdagingen worden geconfronteerd. In de loop der jaren hebben ze met vallen en opstaan geleerd wat werkt en wat niet, en die expertise wordt ook aan nieuwe leerkrachten doorgegeven’, denkt Buysse.
Veel scholen op het platteland, daarentegen, worden nu pas echt geconfronteerd met een instroom van anderstalige leerlingen. Leerkrachten die daar lesgeven, weten vaak nog niet goed hoe ze daarmee moeten omgaan. ‘Vreemd dat we daar als samenleving niet op hebben geanticipeerd’, zegt Buysse. ‘Dat er in álle scholen leerlingen met een taalachterstand bij zullen komen, weten we al lang. Toch hebben we nagelaten om de leerkrachten daar goed op voor te bereiden.’
3. De nadruk ligt te eenzijdig op leesvaardigheid
Uit internationale onderzoeken zoals PISA en PIRLS blijkt al jaren dat de leesvaardigheid van Vlaamse scholieren achteruitgaat. Op zich is het dus logisch dat daar zowel in de leermethodes als in het taalbeleid van de meeste scholen veel nadruk op wordt gelegd.
‘Ook uit ons onderzoek blijkt dat er in het lager onderwijs heel veel aandacht naar lezen gaat. Dat is natuurlijk ook waar taalonderwijs in het eerste leerjaar mee begint’, zegt professor Duitse taalkunde Tanja Mortelmans (UA). ‘Wat wel een probleem kan zijn, is dat bijna 37 procent van de leerkrachten aangeeft dat het taalbeleid bij hen op school bijna helemaal samenvalt met het leesbeleid.’
Vaak lijkt men te denken dat andere vaardigheden, zoals spreken en schrijven, vanzelf wel zullen volgen terwijl dat niet automatisch het geval is.
‘Dat er in álle scholen leerlingen met een taalachterstand bij zullen komen, weten we al lang. Toch hebben we nagelaten om leerkrachten daar goed op voor te bereiden.’
4. In de lagere school houden leerlingen wél van Frans
In de lagere school krijgen alle leerlingen vanaf het vijfde leerjaar Frans, maar sommige scholen beginnen daar, soms facultatief, al vroeger mee. 67 procent van de leerkrachten geeft aan dat hun leerlingen gemotiveerd zijn om Frans te leren.
Best opmerkelijk, want in het secundair onderwijs is Frans – om het zacht uit te drukken – een van de minst geliefde vakken.
‘Waarschijnlijk heeft dat te maken met het feit dat Frans voor kinderen uit het lager onderwijs nog iets helemaal nieuws is. Voor velen is het de allereerste keer dat ze een vreemde taal leren. Op de een of andere manier zouden we erin moeten slagen om dat enthousiasme vast te houden wanneer ze naar het secundair overstappen’, zegt Mortelmans.
‘Ook de meeste leerkrachten zijn in de lagere school trouwens gemotiveerd om Frans te geven en twee op de drie voelen zich in staat om dat goed te doen.’
Dat geldt wel vooral voor leerkrachten met meer dan tien of zelfs twintig jaar ervaring, en dat is wellicht geen toeval. Allerlei onderzoeken tonen aan dat de kennis van het Frans er in Vlaanderen op achteruitgaat. Dat blijkt ook uit de starttoetsen die studenten moeten afleggen wanneer ze zich voor een lerarenopleiding inschrijven. Vorig jaar slaagde maar 5 procent voor Franse grammatica, 16 procent voor lezen en 41 procent voor het luistergedeelte.
‘Wie niet slaagt, moet wel zijn kennis bijspijkeren, maar de vraag is natuurlijk hoe goed die daarin slaagt’, zegt Buysse. ‘Het lijkt me in elk geval cruciaal dat we een manier zoeken om het Frans van leerkrachten in opleiding structureel te versterken.’
‘Vier voorstellen om het hoger onderwijs klaar te maken voor de demografische verschuivingen’
5. Leerkrachten hebben meer bijscholing nodig
Er is duidelijk behoefte aan meer professionalisering op het vlak van taalonderwijs. 60 procent van de leerkrachten wil graag iets bijleren over taaldidactiek, maar 28 procent heeft de voorbije drie jaar geen bijscholing over dat onderwerp gevolgd. Dat komt vooral door tijdgebrek, maar ook door het schoolbeleid en doordat er volgens hen geen geschikt aanbod is.
‘Wie al jaren is afgestudeerd, heeft doorgaans geen weet van de nieuwste inzichten die uit taaldidactisch onderzoek naar voren komen’, zegt Lieven Buysse. ‘De meeste leerkrachten steunen op de methodes uit hun handboeken, maar de vraag is of ze wel de nodige kennis hebben om die te beoordelen.’
Het Vlaams Talenplatform vraagt dan ook dat er veel meer in de professionalisering van leerkrachten zou worden geïnvesteerd. Daarnaast lanceert het begin juni zelf de campagne Klim in Taal, die leerkrachten uit het lager onderwijs de weg wijst naar effectieve tips, inspirerende praktijkverhalen en concreet lesmateriaal.
Vanaf 2 juni vindt u alle informatie over Klim in taal hier.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier