Godelieve Laureys

‘Nederlands én Engels hebben een plaats aan onze universiteiten’

Godelieve Laureys Prof. Scandinavistiek en Noord-Europakunde (UGent)
Kries Versluys Em.prof. Engelse en Amerikaanse Letterkunde (UGent)

‘Meertaligheid is geen gratis verhaal’, schrijven Godelieve Laureys en Kristiaan Versluys, die zich de afgelopen jaren verdiept hebben in het taalbeleid aan de Vlaamse universiteiten. Ze gaan in deze bijdrage in op het hevige debat over de internationalisering van het hoger onderwijs dat de afgelopen dagen en weken is ontstaan bij de start van dit academiejaar.

Steeds weer doet het debat over het taalgebruik in het hoger onderwijs veel stof opwaaien. Het lijkt een blijvende twistappel. Deze keer was het de rector van de KULeuven die in zijn openingsrede een lans brak voor de versoepeling van de taalregeling. Hij deed dat op een goed beargumenteerde en omzichtige wijze. Luc Sels bepleit een versoepeling van de taalwetgeving en wijst vooral op het concurrentienadeel dat de Vlaamse universiteiten oplopen door de zeer strikte taalvereisten die aan niet-Nederlandstalige docenten worden gesteld.

Onmiddellijk brak er een storm van reacties los, waarin het standpunt van de Leuvense rector als onheilspellend en verraderlijk werd bestempeld. Vooral enkele historici van de UGent met een hoog academisch aanzien trokken hard van leer in opiniestukken in De Standaard en De Morgen. Eerder deze week publiceerde Ludo Beheydt een uitvoerig artikel in Knack ‘Internationalisering wordt weer verengd tot verengelsing’, waarin ook hij zijn vrees uitspreekt voor een verregaande verengelsing van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Als auteurs van het rapport ‘Language Matters. Taalgebruik en taalbeleid aan de Vlaamse universiteiten’,gepubliceerd eerder dit jaar door de Koninklijke Vlaamse Academie  Taalbeleid – Language Matters | Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (kvab.be), hebben we met belangstelling het recente debat gevolgd. We zijn ook wel geschrokken van de harde en sterk geïdeologiseerde standpunten, die volgens ons niet bijdragen tot een open dialoog. 

Laten we meteen vooropstellen: de argumenten die Ludo Beheydt, Marja Verbergt, Gita Deneckere, Bruno De Wever e.a. aanvoeren, zijn legitiem. Het academisch onderwijs moet goed aansluiting vinden bij de maatschappij en mag geen vervreemding inhouden van de taal van de gemeenschap. Dit stellen we ook voorop in ons rapport. We zijn er ons van bewust dat Vlaanderen om historische redenen een sterke bekommernis koestert voor de eigen taal en voor het gebruik van het Nederlands in alle maatschappelijke domeinen. Vlaanderen gaat nog steeds prat op de vernederlandsing van ons universitair onderwijs, die er kwam na een felle strijd in de vorige eeuw. Daar valt ook niets op af te dingen, wel integendeel. Het behoud en de verdere ontwikkeling van het Nederlands als wetenschapstaal is afhankelijk van een dynamisch en vernieuwend gebruik van onze taal in de academische context.

We moeten maar naar onze Noorderburen kijken om te zien wat er gebeurt als het Nederlands steeds meer terrein verliest aan de universiteiten en eigenlijk wordt opgeofferd aan de prioriteiten van de internationalisering. Ook dit argument “van de boze Noorderburen” komt steeds terug in het debat. We mogen echter niet vergeten dat Nederland in dit opzicht een uitzonderingspositie inneemt in het Europese hoger onderwijs. Nergens gaat men zo ver dat de eigen taal bijna wordt gebannen uit het onderzoek en onderwijs. Daar komt nu trouwens ook een duidelijke kentering op gang op initiatief van de Minister van Onderwijs. Vlaanderen zou er bij winnen meer zelfvertrouwen te hebben en niet steeds krampachtig naar Nederland te verwijzen.

(Lees verder onder de preview.)

Dat onderwijs in een andere taal dan de moedertaal meer inspanning vergt van studenten en docenten, dat het duurder en minder efficiënt is, dat er kwaliteitsverlies in de kennisoverdracht kan optreden, willen we niet betwisten. Ons rapport gaat hier uitvoerig op in. Dat Ludo Beheydt en ook andere deelnemers aan het debat hiervoor verwijzen naar een recent Zweeds onderzoek lijkt ons echter sterk overtrokken. Het betreft een onderzoek gebaseerd op de studieresultaten van 2200  IT-studenten die aan – zegge en schrijve – één digitale programmeringscursus hebben deelgenomen. Het onderzoek, waarin twee groepen studenten worden vergeleken met als enige onderzoeksvariabele de onderwijstaal, mag dan methodisch goed uitgevoerd zijn, maar het is zo summier dat het wel grotesk lijkt dit als een doorslaggevend bewijs van kwaliteitsverlies van het onderwijs op te voeren. Dan zijn er veel betere studies uit de hoek van de cognitieve psychologie, o.a. van de Amsterdamse hoogleraar Annette de Groot of van de Gentse onderzoeksgroep LEMMA o.l.v. prof. Robert Hartsuiker.

Ons rapport omvat 14 uitgewerkte en beargumenteerde aanbevelingen gericht aan de politieke besluitvormers en de universitaire bestuurders. Ook wij stellen de betuttelende en contraproductieve taalregelgeving aan de kaak, die getuigt van weinig vertrouwen in de universiteiten en een miskenning is van de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de steeds groeiende internationalisering. Vooral de puur kwantitatieve en mechanistische benadering wekt veel weerstand en frustratie bij de universiteiten. Het lijkt ons dat de oplossing veel meer ligt in een gedifferentieerde aanpak. Het zou vooral goed zijn niet alle opleidingen over één kam te scheren en af te wegen voor welke opleidingen er echt een nood bestaat aan een Engelstalig aanbod, al of niet in functie van buitenlandse studenten. Er is inderdaad een groot verschil tussen vakgebieden waarbij teksten het object vormen van het onderzoek of waarbij bronnenonderzoek cruciaal is, zoals bijvoorbeeld geschiedenis, rechtswetenschappen, taalkunde en literatuurwetenschap enerzijds en vakgebieden waarbij formules, grafieken en andere vormtalen een aanzienlijk deel van de kennisinhoud representeren anderzijds.    

Ook wat betreft het studieniveau dient er een onderscheid gemaakt te worden. Daarom bevelen we in ons rapport een zeer zorgvuldig beleid aan wat betreft de bacheloropleidingen. We moeten erover waken dat aankomende studenten uit zwakkere groepen niet geconfronteerd worden met een “dubbele taalsprong”: het hanteren van het wetenschappelijk taalregister met zijn eigen jargon en terminologie en tegelijkertijd ook nog het gebruik van een vreemde taal. Vanwege de democratisering van het universitair onderwijs lijkt het ons niet wenselijk dubbele barrières op te werpen bij de aanvang van de studies. In de masteropleidingen daarentegen is er volgens ons wel nog ruimte voor verhoging en verbreding van het Engelstalige aanbod.

(Lees verder onder de preview.)

Dat er een zeker mercantilisme schuilt in het aanbod van Engelstalige opleidingen is zeker juist. De aanwezigheid van buitenlandse studenten vormt een bron van inkomsten voor onze universiteiten. Tegelijkertijd zijn mondiale studentenstromen en internationale rekrutering ook een realiteit. Zo wordt ongeveer 30% van de doctoraten aan de Vlaamse universiteiten behaald door buitenlandse onderzoekers. Zij leveren wel degelijk een bijdrage aan Vlaanderen als kennisregio. We zijn het eens met Ludo Beheydt dat waakzaamheid geboden is, maar we vinden het wantrouwen in en de culpabilisering van de academische beleidsmakers overtrokken. Geen enkele Vlaamse rector is voorstaander van een verregaande verengelsing.

Taal is belangrijk in de overdracht van kennis en cruciaal voor de analyse van complexe problemen. Laten we onze studenten goed wapenen door van hen een professionele beheersing van het Nederlands te eisen en hen tegelijkertijd de verrijking aan te bieden van een weloverwogen en goed doortimmerd Engelstalig opleidingsaanbod. De universiteiten moeten werk maken van een expliciet taalbeleid gericht op de communicatieve competenties van hun toekomstige afgestudeerden, waarbij de zorg voor het behoud en de verdere uitbouw van het Nederlands als academische taal gecombineerd wordt met de ambitie om via het Engels een krachtige stem te hebben in de internationale academische context.

Het Nederlands is een robuuste taal, die in de huidige politieke en economische context niet zo snel in de verdrukking zal komen. De voorwaarden voor een bedreigende “verengelsing” van onze maatschappij zijn niet aanwezig. Polarisering is onvruchtbaar en leidt tot een stellingenoorlog. Wel dient er flink geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de onderwijstaal. Daar heeft elke student recht op. Meertaligheid is geen gratis verhaal.

Godelieve Laureys en Kries Versluys zijn auteurs van het KVAB-Standpunt over taalbeleid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content