Luc Sels en Lieven Boeve over onderwijscrisis: ‘Bindende toelatingsexamens mogen geen taboe meer zijn’
Als baas van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en rector van de KU Leuven zagen Lieven Boeve en Luc Sels de onderwijscrisis van mijlenver aankomen. Een politiek falen? Slechts ten dele. ‘De onderwijskoepels zeggen de hele tijd wat de overheid moet doen. Maar negen van de tien maatregelen kunnen ze perfect zelf uitvoeren.’
Op de kast achter het bureau van Lieven Boeve staat een opvallend mooi Mariabeeld. Het is de sedes sapientiae, de zetel der wijsheid, uit het logo van de KU Leuven. ‘Dat heb ik gekregen toen ik afscheid nam als decaan om directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen te worden. Ze waren waarschijnlijk bang dat ik de universiteit anders zou vergeten’, lacht Boeve. ‘Alsof dat zou kunnen’, antwoordt Luc Sels. De rector van de KU Leuven is afgezakt naar de Guimardstraat, het hoofdkwartier van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, om het in de aanloop naar het nieuwe schooljaar over de vele beproevingen van het onderwijs te hebben.
Sels en Boeve kennen elkaar al lang. Ooit waren ze allebei decaan aan de Leuvense universiteit. Boeve van de faculteit theologie, arbeidsmarktspecialist Sels van de faculteit economie. ‘Van bij het begin konden we het heel goed met elkaar vinden’, vertelt Sels. ‘Over interne bestuurskwesties van de universiteit zaten we meestal op dezelfde lijn. We schieten nog altijd heel goed op, maar we hebben nu eerder “een samenwerking op armlengte”. Ik hecht veel belang aan de relatieve autonomie van de verschillende onderwijsnetten en -niveaus. Daarom meng ik me ook zo min mogelijk in de interne keuken van het Katholiek Onderwijs. Al wisselen Lieven en ik daarover natuurlijk wel van gedachten als we elkaar tegenkomen.’ En dat gebeurt best vaak. Zeker nu er de hele tijd moeilijkheden opduiken die zowel het leerplicht- als het hoger onderwijs aangaan. Zoals de grote uitdagingen van de lerarenopleiding en het steeds nijpendere tekort aan leerkrachten.
Ik heb geen enkel bewijs dat het niveau van onze eerstejaarsstudenten gedaald zou zijn.
Luc Sels, rector KU Leuven
Net voor het begin van het nieuwe schooljaar moeten veel directies nog in allerijl op zoek naar leerkrachten. Hoe komt het dat er nu nog vacatures bijkomen?
Lieven Boeve: Doordat er zo veel vacatures zijn, kunnen leerkrachten vaak kiezen waar en wanneer ze willen lesgeven. Het gevolg is dat ze nu ook beginnen te jobhoppen. Sommigen zeggen hun directie plots de wacht aan omdat ze, bijvoorbeeld, de kans krijgen om dichter bij huis te werken. Er zijn zelfs mensen die ontslag nemen uit een vaste benoeming om in een andere school aan de slag te gaan – wat tot voor kort haast nooit gebeurde. Zelfs nu, in de laatste dagen voor het nieuwe schooljaar, haken er nog mensen af. Dat is op dit moment misschien wel het grootste probleem voor onze directies: ze zijn niet zeker dat al hun leerkrachten er op 1 september zullen zijn.
Luc Sels: Het lerarentekort is een heel ernstig probleem. Uit de internationale PISA-studie blijkt dat scholen die ermee worden geconfronteerd lager scoren in wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid en leesvaardigheid.
Boeve: Dat is natuurlijk dramatisch voor de kwaliteit van ons onderwijs.
Sels: Zeker. Toch vind ik het een slechte zaak dat we de hele tijd op dat lerarentekort focussen. De indruk dat het allemaal kommer en kwel is, komt het imago van het onderwijs echt niet ten goede. Potentiële leerkrachten worden er eerder door afgeschrikt dan aangetrokken. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat het lerarentekort een gevolg is van de krapte op de hele arbeidsmarkt. Het onderwijs is niet eens de zwaarst getroffen sector. De ICT, de zakelijke dienstverlening en de horeca delen nog veel meer in de klappen. Alleen valt het daar minder op als vacatures niet ingevuld raken. Als er geen bekwame leerkracht voor de klas staat, dan merkt iedereen dat meteen. Ik ben ervan overtuigd dat het lerarentekort vanzelf zal inkrimpen zodra de arbeidsmarkt weer ontspant.
We krijgen een ander beeld als we het onderwijs met andere sectoren vergelijken?
Sels: Natuurlijk. Een derde van de startende leerkrachten stapt al na vijf jaar weer uit het onderwijs. Tel daar de mensen bij die een lerarenopleiding hebben gevolgd maar meteen daarna voor een andere sector kiezen en je kunt stellen dat na vijf jaar maar de helft van de professionele bachelors (afgestuurd aan een hogeschool, nvdr) en een vijfde van de mensen met een educatieve master (afgestudeerd aan een universiteit, met een lerarenopleiding, nvdr) in het onderwijs aan de slag is. Daar wordt dan geregeld alarm over geslagen, maar in andere sectoren is dat echt niet anders. In de eerste vijf, zes jaar van een loopbaan komt jobhoppen nu eenmaal veel voor.
Typisch voor het onderwijs is wel dat weinig mensen aan het begin van hun loopbaan van een andere sector naar het onderwijs overstappen. Dat gebeurt doorgaans pas later. Handelsingenieurs met een educatieve master beginnen hun carrière ook zelden in het onderwijs. Ze hebben keuze zat en ze krijgen in andere sectoren vaak een hoger startloon. Maar die handelsingenieur heeft vaak wel de ambitie – of toch de interesse – om later les te geven. We moeten ervoor zorgen dat we ze vasthouden voor de langere termijn.
Boeve: Dat is net waarom we willen dat zij-instromers tot twintig jaar anciënniteit vanuit een andere sector naar het onderwijs kunnen meebrengen. Met de tien jaar anciënniteit die vandaag in rekening mag worden gebracht, kunnen we wel dertigers aantrekken, maar geen veertigers en zeker geen vijftigers. Het is belangrijk dat het onderwijs op dat vlak meer marktconform wordt. In andere sectoren is anciënniteit ook een belangrijke factor bij loononderhandelingen.
Zou het in tijden van lerarentekort ook geen goed idee zijn dat alle scholen van het Katholiek Onderwijs leerkrachten toelaten om een hoofddoek te dragen?
Boeve: In een katholieke dialoogschool zou een lerares met een hoofddoek geen probleem mogen zijn. Er zijn ook al een aantal katholieke scholen waar vrouwen met een hoofddoek welkom zijn. Sommige van onze congregaties zijn zich er maar al te goed van bewust dat ze ooit door mensen met een hoofddoek zijn opgericht. Andere schoolbesturen wachten nog af. Daar heb ik ook begrip voor. Kinderen en jongeren zijn nu eenmaal gevoelig voor sociale druk. Niet alleen wat een hoofddoek betreft, maar voor alles wat met kleding te maken heeft. In een opvoedingscontext moet je ook daar rekening mee houden.
U, als baas, zou kunnen zeggen: ‘Leerkrachten met een hoofddoek moeten op elke katholieke school welkom zijn.’
Boeve: Ik ben niet de baas van al die scholen. Het zijn de schoolbesturen die daarover beslissen. Wel steun ik elke school die hoofddoeken toelaat. Ik merk dat het onderwerp steeds meer bespreekbaar wordt en dat meningen aan het verschuiven zijn. Daar ben ik heel blij om.
Sels: Het zou toch mooi zijn als Katholiek Onderwijs Vlaanderen een krachtiger signaal zou geven. Eigen aan de katholieke achtergrond van de KU Leuven is dat je vrij je eigen religie kunt beleven zolang het met respect en in dialoog met andere religies gebeurt. De hoofddoek is dus geen punt. Bij de traditionele eucharistieviering aan het begin van het nieuwe academiejaar zal het altaar ook weer door verschillende religies worden gedeeld.
Ondertussen zetten heel wat scholen leerkrachten in die niet het juiste diploma hebben. Moeten we ons daar zorgen over maken?
Boeve: Het komt geregeld voor dat iemand die niet over de juiste vakbekwaamheid beschikt zich met veel enthousiasme aanmeldt voor een job die anders niet ingevuld raakt. Ik vind dat zulke mensen de kans moeten krijgen om te beginnen terwijl ze ondertussen een aantal didactische vakken volgen aan een universiteit of hogeschool.
Sels: Vandaag verdienen mensen die de juiste vakbekwaamheid nog niet hebben minder dan andere leerkrachten. Dat is geen goede zaak. Toen Shell in 2019 honderden banen schrapte in Nederland, werd meteen een traject uitgetekend om boventallig personeel, meestal sterke technische profielen, naar het onderwijs te leiden. Die mensen konden heel snel op een school aan de slag en kregen er het normale startloon voor iemand met hun anciënniteit. Ondertussen volgen ze ook een educatieve opleiding zodat ze na drie jaar lesgeven de vereiste vakbekwaamheid hebben. Een heel sterk model vind ik dat.
Boeve: Daarbij is het natuurlijk ook belangrijk dat er verkorte opleidingstrajecten worden opgezet zodat het doenbaar is om tezelfdertijd les te geven en te studeren.
Sels: Dat is zo. Vandaag lijkt onze opleiding voor een zij-instromer met twintig jaar ervaring in een andere sector nog te veel op die voor een twintigjarige student zonder enige werkervaring. Om meer mensen uit andere sectoren aan te trekken, is overal in het onderwijs een grotere flexibiliteit en meer maatwerk nodig. Zo zie ik ook veel potentieel in hybride loopbanen. Veel professionals zouden best een paar uur per week in het onderwijs willen staan, maar dan wel in combinatie met een job in een andere sector. Nu wordt dat heel erg bemoeilijkt en daardoor missen we een groot potentieel.
Een lerares met een hoofddoek zou geen probleem mogen zijn. Sommige van onze congregaties beseffen maar al te goed dat ze ooit door mensen met een hoofddoek zijn opgericht.
Lieven Boeve, directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen
Er zijn andere spelregels nodig?
Boeve: Het regelgevende huis van het onderwijs is gewoon uitgewoond – van de schoolorganisatie en de financiering tot de lerarenloopbaan. In de loop der jaren zijn er zo veel koterijen bijgebouwd dat niemand er nog wijs uit raakt. Ik denk dat er in heel Vlaanderen maar vijf mensen rondlopen die écht weten hoe alles in elkaar zit. Door de regels die de overheid oplegt, wordt een modern personeelsbeleid in scholen dat de vergelijking met andere sectoren kan doorstaan zo goed als onmogelijk.
Daarom hebben we echt een soort New Deal nodig. In juli hebben de onderwijsverstrekkers aan Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) gevraagd dat er sociale onderhandelingen kunnen komen over de schoolorganisatie en de manier waarop we leerkrachten inzetten. Eigenlijk zouden we van een wit blad moeten kunnen beginnen. Wat zijn de onderliggende principes? Hoe brengen we die het best in de praktijk? Het zal natuurlijk niet lukken om helemaal van nul te vertrekken – dat besef ik ook wel – maar we moeten toch proberen zo veel mogelijk naar de basis terug te keren.
Sels: In de jaren negentig heb ik onderzoek gedaan naar taak- en functiedifferentiatie in het onderwijs. De suggesties die we toen formuleerden, hoor ik nu nog altijd terugkomen. Goed 25 jaar later is daar dus bitter weinig van in de praktijk gebracht.
Boeve: Dat is net mijn frustratie! Veel van de voorstellen die we nu naar voren schuiven, stonden al in het memorandum dat we in 2019 hebben opgesteld. We zijn daar toen mee naar de regeringsonderhandelingen getrokken, maar in het Vlaamse regeerakkoord is er niets van terug te vinden. Toen kampten we nog niet met zo’n groot lerarentekort en dus lag niemand wakker van de organisatie van het onderwijs. Politici zijn de urgentie pas beginnen inzien toen het huis al in brand stond.
Sels: Nu moet ik toch even streng voor je zijn, Lieven. Alle onderwijskoepels zeggen de hele tijd welke initiatieven de overheid zou moeten nemen. Maar negen van de tien maatregelen die jullie voorstellen, kunnen jullie perfect zelf in de praktijk brengen. Onlangs nog pleitte Koen Pelleriaux van het GO! gemeenschapsonderwijs voor de mogelijkheid om in het secundair onderwijs aan grotere klasgroepen les te geven. Zo zou er meer tijd vrijkomen om leerlingen die dat nodig hebben in kleine groepjes bij te staan. Nu vind ik dat helemaal geen verstandig voorstel, maar als hij er echt in gelooft, zouden ze daar in het gemeenschapsonderwijs morgen al mee kunnen beginnen. Daar hoef je echt geen decreet voor aan te passen. De koepels en de scholen dragen zelf ook verantwoordelijkheid.
Boeve: Ik neem je kritiek zeker ernstig. Het ís zo dat er meer zou kunnen gebeuren. Maar we hebben wel al vaak initiatieven genomen – bestuurlijke schaalvergroting, bijvoorbeeld – die binnen de kortste keren om politieke redenen werden getorpedeerd. Dat is toch wel een probleem.
Onlangs hebt u dan weer de plannen van de overheid getorpedeerd. Eerst vernietigde het Grondwettelijk Hof de eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs nadat Katholiek Onderwijs Vlaanderen die had aangevochten. En nu wilt u ook van de eindtermen voor de eerste graad af.
Boeve: Dat is echt geen nieuwe stap in onze strijd voor vrijheid van onderwijs. Ze hebben ons simpelweg geen andere keuze gelaten. In de eerste graad zijn de nieuwe eindtermen nu al drie jaar van kracht. Wij hebben ze vertaald in leerplannen die door de leerkrachten van het Katholiek Onderwijs worden gebruikt. Maar onlangs hebben we de boodschap gekregen dat die leerplannen volgend jaar niet meer worden goedgekeurd omdat ze niet genoeg op de eindtermen afgestemd zouden zijn. Als we nu alternatieve eindtermen indienen is dat dus om ervoor te zorgen dat onze leerkrachten met dezelfde leerplannen kunnen blijven werken en hun voorbereiding en materiaal kunnen behouden. Wat is het alternatief? Dat die leerplannen in mei worden vernietigd en er aan het begin van volgend schooljaar chaos heerst in alle katholieke scholen, die nog altijd 70 procent van het Vlaamse onderwijs uitmaken?
Sels: Ik sta erbij, ik kijk ernaar en ik slaak een diepe zucht. Ik begrijp de logica wel, maar die heisa over de eindtermen in de eerste graad is wel het laatste wat we nu nodig hebben. Al dat gekissebis komt het imago van het onderwijs echt niet ten goede. De eindtermen voor de eerste graad zijn onder minister Hilde Crevits (CD&V) door iedereen goedgekeurd. Ook door Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Dat daar nu op wordt teruggekomen, vind ik droevig. Ik zeg niet dat jullie een in- schattingsfout maken. Want de onderwijsinspectie had zich tijdelijk wat soepeler kunnen opstellen. Zo hadden jullie tijd kunnen kopen en konden leerkrachten de huidige leerplannen blijven gebruiken tot de discussie over de eindtermen in de tweede en derde graad zijn afgerond. Hoe dan ook heb ik maar één boodschap voor alle onderwijsspelers, van het beleid tot de koepels en de inspectie: get your act together.
Boeve: Ik vind die hele situatie ook intriest. Na de uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de eindtermen voor de tweede en derde graad heb ik de inspecteur-generaal van de onderwijsinspectie gevraagd of de inspectiedaar rekening mee zou houden bij het beoordelen van onze leerplannen voor de eerste graad. Tevergeefs. Dus hebben we voor de veiligste weg gekozen en laten we ons nu juridisch ondersteunen. Door de KU Leuven trouwens.
Sels: Door professoren van de KU Leuven! (lacht)
De eindtermen in het secundair onderwijs hebben ook impact op de instroom in de universiteiten en hogescholen. Hoe is het met het gesteld met het niveau van de eerstejaarsstudenten?
Sels: Ik heb geen enkel bewijs dat het niveau van de studenten gedaald zou zijn, al zal een achteruitgang in de PISA-resultaten zich ongetwijfeld ook bij ons laten voelen. De slaagcijfers in onze bacheloropleidingen verschillen ook niet zoveel van die van dertig jaar geleden. De problemen waar wij aan de universiteit mee te maken krijgen, hebben eerder met mismatchen te maken. Te veel jonge mensen kiezen na het secundair onderwijs voor een studie die onvoldoende bij hun capaciteiten aansluit. Op zich is het prachtig dat iedereen om het even wat kan studeren. Maar als we op basis van iemands voortraject weten dat hij of zij in een bepaalde opleiding nauwelijks kans van slagen heeft, lijkt het me legitiem om die keuze wat meer te sturen.
Op zich geloof ik wel dat iedereen recht heeft op zijn mislukking, maar het totale volume aan verloren jaren wordt zo wel erg groot en dat kost de samenleving veel geld. In sommige opleidingen in de menswetenschappen slaagt vandaag maar 6 tot 10 procent van de eerstejaars meteen voor alle vakken. In mijn domein, de economie en bedrijfswetenschappen, is dat 9 procent. Nu al hebben we aan de KU Leuven de regel ingevoerd dat studenten die in het eerste jaar geen 30 procent van hun studiepunten hebben verworven het jaar niet mogen overdoen. We weten namelijk dat wie onder die grens blijft, ongeveer nul procent kans heeft om ooit zijn diploma te behalen. In sommige opleidingen geldt dat voor 40 procent van de eerstejaars. Door die studenten wat vroeger richting te geven, hadden we hen die mislukking kunnen besparen.
Hoe wilt u de studiekeuze van jonge mensen dan sturen?
Sels: Op dit moment worden er gestandaardiseerde proeven uitgewerkt die de leerlingen van alle Vlaamse scholen, over alle koepels en netten heen, zullen moeten afleggen. Daarop zouden wij dan onze systemen voor toegang tot het hoger onderwijs kunnen bouwen.
Boeve: Op zich ben ik niet tegen gestandaardiseerde proeven. Binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen hebben we zelf al zo’n systeem: de interdiocesane proeven. Alleen gebruiken we die louter om de kwaliteit van de scholen te meten. Er worden geen stringente gevolgen aan gekoppeld voor de leerlingen zelf. Ik zie niet in waarom er één systeem voor de scholen van alle netten moet komen. Bovendien vind ik het geen goed idee om de resultaten ervan te gebruiken om jonge mensen in hun studiekeuze te beperken. Hoe meer directe gevolgen je aan toetsresultaten geeft, hoe meer de resultaten worden scheefgetrokken, dat leren we van ons omringende landen. Uit onderzoek blijkt dat klassenraden doorgaans wel heel betrouwbaar studieadvies geven. Die raden bestaan dan ook uit leraren die de leerling langere tijd hebben opgevolgd.
Sels: Ik ontken niet dat het oordeel van de klassenraad erg belangrijk is, maar ook dat oordeel zou mee gevoed kunnen worden door de resultaten van gestandaardiseerde proeven. Als én de klassenraad ontraadt, én de resultaten van de gestandaardiseerde proef tegenvallen, én ook de ijkingstoets niet goed was, dan zou een leerling nog veel krachtiger de boodschap moeten krijgen: ‘Het spijt ons, maar met al deze informatie is het een slecht idee om, bijvoorbeeld, aan een opleiding tot burgerlijk ingenieur te beginnen.’ Dat is een gewaagde uitspraak – dat besef ik – maar we moeten volgens mij echt naar een dergelijk systeem evolueren.
Boeve: Nu al gebeurt het geregeld dat een klassenraad een leerling afraadt om aan een bepaalde studie te beginnen. Het enige minpunt is dat scholieren en hun ouders dat advies perfect naast zich neer kunnen leggen. De vraag is dan: zijn we bereid om op de vrije keuze van onderwijs in te boeten omdat een aantal mensen daar misbruik van maakt?
Sels: Voor een aantal opleidingen aan de universiteit mogen bindende toelatingsexamens geen taboe zijn. We hebben die nu al voor geneeskunde. Naargelang we over meer informatie beschikken en over valide toetsen, moeten we dat ook voor andere opleidingen durven te bespreken.
Deze week begint het nieuwe schooljaar. Wordt het even woelig als het vorige?
Sels: We moeten echt ophouden met zo veel nadruk te leggen op de problemen in ons onderwijs. Er gebeuren ook heel veel mooie dingen. Ik heb zelf nog jonge kinderen. Acht en twaalf zijn ze. Elke dag weer sta ik in bewondering voor wat de leerkrachten op hun school allemaal doen. Die zijn niet alleen bijzonder gemotiveerd, ze nemen ook heel wat taken op die eigenlijk bij de gezinnen thuishoren. Ik wilde dat ik in de lagere school het onderwijs had gekregen dat mijn kinderen vandaag genieten. Dat moeten we blijven benadrukken, want anders maken we het probleem almaar erger.
Boeve: Ik erger me mateloos aan die dramatisering. Als je de berichtgeving mag geloven, lijkt het soms alsof niemand in het onderwijs zijn werk nog naar behoren doet. Onzin, natuurlijk. In Vlaanderen hebben we nog altijd heel degelijk onderwijs. Wel is de maatschappelijke realiteit veranderd. Er zijn steeds meer leerlingen die extra zorg nodig hebben – om maar iets te noemen. Vandaag zitten er in het buitengewoon onderwijs alweer evenveel leerlingen als voor de invoering van het M-decreet, maar toch blijft de zorgvraag in andere scholen exponentieel toenemen. Als ik dan de zoveelste analyse lees van iemand die vindt dat de nadruk in ons onderwijs te veel op welzijn ligt en te weinig op leren, denk ik: ‘Ja jongens, ga zelf maar eens voor de klas staan.’ Ik ben het dus helemaal met Luc eens. In plaats van de hele tijd uit te leggen wat er allemaal misgaat, zouden we beter benadrukken dat er in onze scholen prachtig werk wordt verricht. Dan zullen misschien ook meer mensen zin krijgen om er daar te werken.
Luc Sels
– 1967: geboren in Merksem
– 1995: doctor in de sociale wetenschappen (KU Leuven)
– 2002: Francqui-leerstoel aan de Universiteit Antwerpen
– Sinds 2004: gewoon hoogleraar economie (KU Leuven)
– 2009-2017: decaan van de faculteit economie en bedrijfswetenschappen (KU Leuven)
– Sinds 2017: rector KU Leuven
– Directeur van het Steunpunt Werk en lid van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid
– Lid van de algemene vergadering van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen
Lieven Boeve
– 1966: geboren in Veurne
– 1995: doctor in de godgeleerdheid (KU Leuven)
– Sinds 2004: gewoon hoogleraar theologie
– 2008-2014: decaan van de faculteit theologie en religiewetenschappen (KU Leuven)
– 2012-2014: voorzitter van het Academisch Vormingscentrum voor Leraren (KU Leuven)
– Sinds 2014: directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen
– Lid van de inrichtende overheid van de KU Leuven