‘Leerkrachten kunnen vaak écht niet meer tot hun leerlingen doordringen’

Een beeld uit de Canvas-documentairereeks Hoe was het op school? © VRT
Ann Peuteman

De leerkrachten die in de nieuwe Canvas-documentaire Hoe was het op school? getuigen, zijn het over één ding eens: zo kan het niet verder. ‘Er is een groeiende groep leerlingen die ze gewoon niet meer kunnen bereiken.’

Als er één onderwerp is waar werkelijk iedereen een mening over heeft, dan is dat wel het Vlaamse onderwijs. Na elke nieuwe onheilstijding over de tanende kwaliteit of het nijpende lerarentekort wordt steevast een rist beschuldigingen, analyses en (wonder)oplossingen afgevuurd. Alleen zijn die – om het voorzichtig uit te drukken – niet altijd even genuanceerd.

Daarom gingen de makers van de vierdelige documentairereeks Hoe was het op school?, die vanaf dinsdag op VRT Canvas te zien is, de mosterd halen bij degenen die elke dag voor de klas staan of erin zitten. ‘Ik heb enorm veel respect gekregen voor leerkrachten die in een bijzonder moeilijke situatie manieren moeten bedenken om hun leerlingen iets bij te brengen’, zegt eindredacteur Clem Robyns, die eerder onder meer meewerkte aan Kinderen van de migratie en Wij, vrouwen.

Wat bedoelt u precies met ‘een bijzonder moeilijke situatie’?

Clem Robyns: Haast al onze leerkrachten wijzen op het feit dat de leerlingengroep onvoorstelbaar complex is geworden. Daarom hebben we de eerste aflevering ook niet aan klassieke problemen zoals de onderwijskwaliteit of het lerarentekort gewijd, maar wel aan de leerlingen. Niet alleen is de diversiteit enorm toegenomen, leerlingen brengen ook veel meer heel uiteenlopende problemen van thuis mee naar de klas. Dát is de realiteit waarin leerkrachten vandaag moeten werken. Zeker als ze lesgeven in een school met veel leerlingen die een migratieachtergrond of zorgnoden hebben. Toen we de eerste aflevering aan alle getuigen lieten zien, zei een van de oudere, wat conservatievere leerkrachten: ‘Nu pas besef ik hoe gelukkig ik mezelf mag prijzen omdat ik al die jaren wiskunde heb mogen geven in de derde graad van een aso-college (de huidige doorstroomfinaliteit, nvdr).’

Heeft het aso te lang de beeldvorming over het Vlaamse onderwijs bepaald?

Robyns: Dat denk ik wel. Als het beroepsonderwijs (nu arbeidsmarktfinaliteit) of het technisch onderwijs (nu dubbele finaliteit) al eens in de media komt, is dat meestal om een specifiek probleem van die onderwijsvormen aan te kaarten. Gaat het over grote onderwijsthema’s, zoals de kwaliteit, dan kijkt men nog altijd in de eerste plaats naar het aso. Daarom hebben we er heel goed over gewaakt om ook mensen met ervaring in het technisch en beroepsonderwijs aan het woord te laten, net als iemand die lesgeeft in een Freinetschool en een leerkracht uit het buitengewoon onderwijs.

Politici schuiven oplossingen naar voren die soms amper het niveau van cafépraat overstijgen.

Maken zij zich allemaal zorgen over de dalende onderwijskwaliteit?

Robyns: Zo goed als iedereen vindt dat het zo niet verder kan. Alleen zijn de oplossingen die ze aandragen soms heel verschillend. Wat heel vaak naar boven komt, is dat er een groeiende groep leerlingen is die ze niet meer kunnen bereiken. Ze dringen simpelweg niet meer tot hen door, en dan is het natuurlijk erg moeilijk om ze iets bij te brengen. Degenen die zich daar het meest zorgen over maken, zijn doorgaans geen leerkrachten die in een van de betere aso-colleges werken.

Hoe komt het dat sommige jongeren zo moeilijk te bereiken zijn?

Robyns: Dat heeft heel verschillende oorzaken. Wat we bijvoorbeeld veel hebben gehoord, is dat het niveau van de lessen niet aansluit bij het niveau dat de kinderen al hebben bereikt. Daarnaast liggen de interessegebieden van leerlingen vaak ver verwijderd van wat ze op school leren. Velen van hen hebben ook erg veel aan hun hoofd. Ze hebben thuis problemen, groeien op in armoede of worden constant afgeleid door de sociale media. Het gevolg is dat leerkrachten de hele tijd strategieën moeten bedenken om op zijn minst tot die jongeren door te dringen. Dat is nu eenmaal noodzakelijk om te kunnen doen wat in hun eigen ogen nog altijd hun hoofdopdracht is: leerstof overbrengen. De leerlingen proberen te bereiken, is vandaag misschien wel de belangrijkste taak van een leerkracht.

In het programma komen ook leerlingen aan het woord. Wat vinden zij van de staat van het Vlaamse onderwijs?

Robyns: Op dit moment voelen ze vooral de gevolgen van het lerarentekort. Belangrijke vakken worden soms gegeven door vervangers die daar eigenlijk niet geschikt voor zijn of vallen zelfs helemaal weg. Wel zijn de meesten ervan overtuigd dat hun leerkrachten keihard hun best doen om hen iets bij te brengen. Dat neemt niet weg dat sommige leerlingen bezorgd zijn over de daling van de onderwijskwaliteit. Allemaal geven ze aan dat ze daar zelf niets aan kunnen doen: ze leren gewoon de leerstof die ze voorgeschoteld krijgen. Maar wanneer ze keer op keer horen en lezen dat de lat te laag wordt gelegd, beginnen ze zich soms toch zorgen te maken over hun toekomst. Daarnaast getuigen ze ook over de hoge druk die ze de hele tijd voelen. Er mag dan worden beweerd dat het scholieren vandaag gemakkelijk wordt gemaakt, zelf ervaren ze dat helemaal niet zo. Zo hebben ze het vaak moeilijk met een systeem als Smartschool, dat onophoudelijk punten stuurt en opdrachten doorgeeft.

Niemand zou een leerling houtbewerking naar de richting Latijn laten overstappen, maar omgekeerd vindt iedereen dat heel normaal.

Een aantal jongeren die in het programma getuigen, is slachtoffer geworden van het zogenaamde watervalsysteem. Beseffen ze dat zelf?

Robyns: Natuurlijk. Een van de leerlingen begon in het eerste jaar van het secundair onderwijs in de richting Latijn en moest daarna elk schooljaar naar een zogenaamd lagere richting overstappen. Toen we hem spraken, zat hij in het beroepsonderwijs. Ik vind het echt ongelooflijk dat niemand ingrijpt voor zo’n jongen helemaal op de bodem van de waterval is beland. Vooral omdat dat nog altijd op zo’n grote schaal gebeurt. Dat simplistische, hiërarchische denken negeert compleet dat je ook in die ‘lagere’ richtingen dingen leert. Een leerling uit de richting Latijn die in houtbewerking wordt gedropt, mist de vaardigheden van klasgenoten die al een of twee jaar zo’n opleiding volgen. Niemand zou op het idee komen om een leerling houtbewerking halverwege de middelbare school naar de richting Latijn te laten overstappen, maar omgekeerd lijkt iedereen dat normaal te vinden. Het is echt een schandalig systeem dat compleet ingaat tegen de basisplicht van scholen om alle leerlingen op basis van hun competenties op een zo hoog mogelijk niveau te tillen.

Spelen ook de ouders daarbij geen belangrijke rol?

Robyns: Zeker. Zoals een directeur het formuleerde: ‘Het is alsof ouders met alle geweld bij de slager willen kunnen vertellen dat hun kind Latijn studeert.’ In het programma geven zelfs twee progressieve leerkrachten Nederlands toe dat ze het er destijds erg moeilijk mee hadden dat hun eigen zoon kok wou worden. Dat is een van de redenen waarom ik echt hoop dat veel ouders naar Hoe was het op school? zullen kijken. Dan zullen ze zien hoe complex het werk is dat al die leerkrachten elke dag weer met hun kinderen doen. Ik kan heel goed begrijpen dat je kind je dierbaar is, maar dat wil nog niet zeggen dat je leerkrachten mag voorschrijven hoe ze hun job moeten doen. Als je een loodgieter bij je thuis laat komen, leg je hem ook niet uit hoe hij een lek moet dichten.

Wat is voor u de belangrijkste les uit het programma?

Robyns: Ik maak nu al een tijdje programma’s waarin we de evolutie van een fenomeen, zoals migratie, vrouwenrechten en nu dus onderwijs, proberen te schetsen door de betrokkenen zelf aan het woord te laten. Daaruit heb ik vooral geleerd dat ik niet zo vaak een mening moet hebben. Vandaag zijn er veel te veel meningen en de meeste zijn niet meteen op kennis van zaken of empathie gebaseerd. In het onderwijs is dat zeker zo. Iedereen heeft wel iets te zeggen over de gang van zaken op Vlaamse scholen. Maar met sloganeske beweringen zoals ‘het is allemaal om zeep’ of ‘alles moet totaal anders’ schieten we niets op. Ook politici zouden op dat vlak wat meer bescheidenheid aan de dag mogen leggen. Als het over het onderwijs gaat, gedragen zij zich niet veel anders dan andere ouders. Ze geven kritiek en schuiven oplossingen naar voren die soms amper het niveau van cafépraat overstijgen. En dat is wel het laatste wat het onderwijs vandaag kan gebruiken.

De eerste aflevering van Hoe was het op school? wordt op dinsdag 7 november om 21.20 uur uitgezonden op VRT Canvas.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content