‘Laten we het onderwijsdebat niet verengen tot de thuistaal’
Wat we al te vaak zien als het over taal en taalonderwijs gaat, is een verkrampte houding waarbij alle nuance zoek is, zegt Elke Peters.
Ergens begin jaren ’90 in een secundaire school in Genk tijdens de eerste les Latijn van het schooljaar. Onze leerkracht Latijn begint de les met de vraag: ‘Wie spreekt er thuis een andere taal?’. De thuistalen zijn Pools, Grieks, Italiaans, en Frans. ‘Maar vier talen’, reageert hij enigszins teleurgesteld. ‘Dat is jammer want dan kunnen we Latijn met minder andere talen vergelijken’.
Het waren andere tijden. Tijden waarin thuistalen veel minder een thema waren. Andere thuistalen werden tijdens de les aangegrepen om taalverwantschappen te bespreken en om aan te tonen hoe boeiend talen wel niet waren.
Maar dat was toen. Vandaag is het moeilijk om niet in zwart-wittegenstelingen te vervallen als het over taal gaat, zoals ook bleek uit de reacties op het voorstel van Elisabeth Meuleman (Groen) om de thuistaal wettelijk in het Vlaams onderwijs te verankeren.
Wat zegt onderzoek?
Voorstanders van het gebruik van de thuistaal in het onderwijs verwijzen vaak naar onderzoek over dual language learning (tweetalig onderwijs) in de VS dat aantoont dat leerlingen die ook onderwijs in de thuistaal krijgen beter presteren op vlak van zowel kennisverwerving als de onderwijstaal dan leerlingen die enkel in de onderwijstaal les krijgen. Een sterk ontwikkelde moedertaal en vooral geletterdheid in de moedertaal ondersteunen het leerproces in de onderwijstaal. Kortom, de thuistaal heeft geen negatief effect op het leren van de onderwijstaal. Positieve resultaten met andere woorden.
Laten we het onderwijsdebat niet verengen tot de thuistaal.
Waarom doen we dat dan niet gewoon? Om de eenvoudige reden dat deze vorm van onderwijs niet zomaar geïmplementeerd kan worden in Vlaanderen. Welke talen gaan we aanbieden? Wie gaat die lessen geven? En wat als je de enige leerling bent die thuis bijvoorbeeld Ests spreekt? De resultaten van dual language learning zijn inderdaad positief maar niet zomaar generaliseerbaar naar de superdiverse context die Vlaanderen is.
Tegenstanders van het gebruik van thuistaal in het onderwijs beklemtonen vooral het belang van blootstelling aan en interactie in de onderwijstaal. We weten dat contact met de te leren taal cruciaal is voor het taalverwervingsproces. Veel taalinput in verschillende contexten met verschillende sprekers is noodzakelijk voor de taalontwikkeling. Positieve resultaten met andere woorden.
Waarom maximaliseren we dan het taalcontact met Nederlands niet? Moeten we de thuistaal dan niet net bannen? Wel, we kunnen onze moedertaal nooit helemaal uitschakelen. Bovendien is de moedertaal ook een hulpmiddel; het helpt namelijk om soms even naar de moedertaal over te schakelen om iets sneller te begrijpen en te leren. Dat geldt trouwens ook voor de lessen Frans en Engels, waar men ook wel eens denkt dat een woord naar het Nederlands vertalen niet mag.
Meertalige realiteit
Sommigen pleiten ervoor om thuis enkel Nederlands te spreken. Toch is ook dat geen oplossing. Integendeel. Het is net essentieel om een goed ontwikkelde moedertaal te hebben. Het is ook niet realistisch. Het is ieders recht om thuis eender welke taal te spreken.
We reduceren taalachterstand en leerprestatie al te vaak tot de thuistaal, terwijl het niet alleen de thuistaal is, maar ook geletterdheid, cultureel kapitaal en een taalrijke omgeving die zo die cruciaal zijn voor kennisverwerving en schoolse taalvaardigheid. De uitdagingen overstijgen dus de discussie over thuistaal.
Het is vanuit die redenering dat onderzoekers bijvoorbeeld aanraden om de thuistaal te blijven voeden door veel te lezen en een taalrijke thuisomgeving te creëren waarin de taalvaardigheid en geletterdheid in de thuistaal kunnen bloeien.
Laten we pragmatisch zijn
Wat we al te vaak zien als het over taal en taalonderwijs gaat, is een verkrampte houding waarbij alle nuance zoek is. Het is dus niet nodig om te waarschuwen voor de ‘warboel’ die zal ontstaan als al die kinderen hun ‘eigen thuistaal mogen hanteren’, zoals de minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) stelt. En leerkrachten hoeven ook niet bang te zijn dat ze plotseling twintig talen moeten spreken. Dat vraagt niemand.
Maar meertaligheid is nu eenmaal een gegeven. Laten we van meertaligheid dus een positief verhaal maken door ook op de troeven te wijzen. Laten we zoals mijn leraar Latijn de thuistalen gebruiken om leerlingen warm te maken voor de rijkdom van talen. Laten we op een pragmatische manier met meertaligheid omgaan, zoals ongetwijfeld al veel leerkrachten dat doen.
Als nieuwkomers aan een vriendje vragen wat een woord betekent en dit helpt het leerproces, laat hen dan vooral leren. Laten we leerkrachten die zich onvoldoende voorbereid voelen op meertalige en diverse klassen meer ondersteunen. Laten we ouders aanmoedigen om een taalrijke thuisomgeving te creëren en geletterdheid in de thuistaal te stimuleren. Laten we kinderen met een andere thuistaal aanmoedigen om ook buiten de schoolmuren met Nederlands in contact te komen, via sportverenigingen, boeken of tv. Maar laten we ook de discussies over onderwijs niet alleen tot thuistaal reduceren als we weten dat de werkelijkheid zoveel complexer is. De thuistaal is niet de enige oorzaak maar ook niet de enige oplossing.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier