Dirk Berckmans

‘Laat leerlingen niet langer het slachtoffer zijn van het succes van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel’

Dirk Berckmans Licentiaat (master) in de Handels- en bestuurswetenschappen. Voormalig gemeenteraadslid in Sint-Jans-Molenbeek

‘Regeringsonderhandelaars, maak werk van verplichte examens Nederlands voor Nederlandstalige scholen in Brussel’, stelt Dirk Berckmans. Hij geeft voorbeelden van wat er fout loopt, en biedt de Vlaamse regeringsonderhandelaars oplossingen.

Wanneer men het heeft over het grote succes dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel bij anderstaligen al zoveel jaren kent, zou kunnen worden verwacht dat ik mij hierin, als taal- en cultuurflamingant, verheug.

Natuurlijk vind ik het positief dat vele Frans- en anderstalige ouders hun kinderen zo graag naar het Nederlandstalig onderwijs sturen – het is ooit wel anders geweest. Al die anderstalige ketten zullen na hun loopbaan in het Nederlandstalig onderwijs geen Vlamingen worden, en dat is ook niet nodig. Wel zullen ze op zeer grondige wijze kennis hebben gemaakt met de Nederlandse taal en de Vlaamse cultuur.

Maar het is precies op dat punt waar het schoentje in de praktijk stevig knelt.

Met de boutade ‘het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is het slachtoffer van het eigen succes’ heeft men vooral het gebrek aan capaciteit voor ogen dat te wijten/te danken is aan het toenemend aantal – ook anderstalige – leerlingen dat op zoek is naar een plaatsje in een Nederlandstalige school in Brussel.

Mede hierdoor is er in datzelfde onderwijs ook een gebrek aan leerkrachten die de vele klassen moeten bemannen en bevrouwen. Meestal blijft het bij die twee vaststellingen en dat is helemaal niet terecht. Er zijn nog andere slachtoffers dan het onderwijs an sich. Met name heel wat leerlingen zijn de eerste en belangrijkste slachtoffers van het succes van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en verdienen meer aandacht, om niet te zeggen de meeste aandacht.

Enkele voorbeelden uit het leven gegrepen:

  • Een jongen uit een volledig Franstalig gezin volgde het lager onderwijs in wat (destijds?) een gereputeerde Nederlandstalige school in de Vlaamse Rand is (was?). Vervolgens ging hij naar een andere, eveneens Nederlandstalige, middelbare school. Op het einde van het eerste jaar kreeg hij daar te horen dat hij niet langer op die school kon blijven, wegens zijn onvoldoende kennis van het Nederlands.
  • Een Franstalig koppel vroeg een vriend van mij om hun zoon, in het eerste middelbaar in een Nederlandstalige school, wat te helpen voor het vak Nederlands. Zeer snel kwam hij tot de vaststelling dat het niet alleen om het vak Nederlands ging. Immers, alle andere vakken (behalve andere talen) worden in een Nederlandstalige school nu eenmaal ook in het Nederlands onderwezen … Zijn onvoldoende kennis van het vak Nederlands als dusdanig leidde vanzelfsprekend ook tot problemen, onder andere wat de verstaanbaarheid betreft, met de andere vakken. Het volstond dus helemaal niet de kennis van het Nederlands van de jongen even bij te spijkere. Ook deze jongen had het lager onderwijs volledig in een Nederlandstalige school gelopen.
  • Gedurende het voorbije schooljaar gaf ik als deeltijdse zij-instromer gedurende enkele maanden les in een Nederlandstalige school in Brussel. Benevens het feit dat ik deze boeiende en zeer leerrijke ervaring kan aanraden aan alle critici die het gemunt hebben op de weinige uren die leerkrachten wekelijks zouden werken en de vele en lange vakanties die ze er op de koop toe bijkregen, stelde ik vast hoe erg het bij een aantal leerlingen wel gesteld is met hun kennis van het Nederlands. Ook hier laat de onvoldoende kennis van het Nederlands haar negatieve invloed gelden wat de andere in het Nederlands gegeven vakken betreft. Ik schrijf bewust ‘een aantal’ omdat het niet mijn gewoonte is te veralgemenen, laat staan te verabsoluteren

Paper zonder fouten

Dit betekent helemaal niet dat wij als Nederlandstaligen hoog van de toren moeten blazen: ook bij te veel leerlingen uit volledig Nederlandstalige gezinnen is de kennis van het Nederlands vandaag van een vaak bedroevend laag niveau.

Daarbij komt dat ouders, zowel Nederlands- als Franstaligen, ervan uitgaan dat hun kinderen in het Nederlandstalig onderwijs zowel goed Nederlands als Frans zullen leren. Ook op dit punt moeten we als Nederlandstaligen in eigen boezem kijken: het kennisniveau van de Franse taal is vandaag bij heel wat Nederlandstaligen ondermaats.

Voor leerlingen die na een volledige loopbaan in het Nederlandstalig lager en middelbaar onderwijs nog steeds een onvoldoende kennis van het Nederlands hebben, ogen de gevolgen niet echt fraai: wij leveren hen immers een diploma af dat geacht wordt ervoor garant te staan dat zij goed Nederlands kennen en, bij uitbreiding, ook de andere vakken goed beheersen. De gegeven voorbeelden maken duidelijk dat de diploma-vlag de kennis-lading niet (altijd) dekt. Als Vlaamse Gemeenschap bewijzen wij de leerlingen helemaal geen dienst bij het behalen van een dergelijk diploma:

  • Wanneer die leerlingen gaan solliciteren en de eventuele toekomstige werkgever stelt vast hoe pover het gesteld is met de kennis van het Nederlands is het begrijpelijk dat die werkgever zich ook vragen gaat stellen wat er van de kennis van de andere vakken is overgebleven. Waar het voor het – mondelinge – sollicitatiegesprek misschien nog enigszins kan meevallen, is het alvast een ander paar mouwen voor het aan aanwerving voorafgaand schriftelijke gedeelte betreft (motivatiebrief, curriculum vitae, eventuele schriftelijke proef). Welke werkgever zal ervan gediend zijn dat zijn in het Nederlandstalig onderwijs geschoolde bediende geen twee volzinnen foutloos kan neerschrijven?
  • Het probleem stelt zich evenzeer voor leerlingen die na het secundair onderwijs verder studeren: zo herinner ik me enkele jaren geleden in Knack een artikel te hebben gelezen waarin een universiteitsprofessor zijn beklag deed dat eerstejaarsstudenten – ja, ook zij die uit het aso kwamen – er niet meer in slaagden een paper van enkele bladzijden in behoorlijk Nederlands en zonder al te veel fouten in te leveren.

‘Verloren tijd’

Is de situatie nu hopeloos en uitzichtloos? Helemaal niet. Vooreerst zijn er – ja, ook vandaag – nog steeds leerlingen die de Nederlandse taal meer dan behoorlijk of zelfs zeer goed machtig zijn. En, bij voortduur, hebben die leerlingen ook weinig problemen met de verstaanbaarheid voor de andere vakken die ook in het Nederlands worden onderwezen. Vervolgens zijn er ook voor de minder talige leerlingen oplossingen waarvan ik er hierna een aanreik.

Maar eerst nog deze kanttekening: de leerlingen die het Nederlands goed beheersen zijn eveneens slachtoffer. Immers, wanneer er meer tijd moet worden besteed aan het herhaaldelijk uitleggen van de leerstof aan de groep leerlingen die moeilijkheden heeft met de Nederlandse taal, leidt dit ook tot ‘verloren tijd’ voor de leerlingen die deze taalproblemen niet hebben.

Die situatie kan enigszins worden vergeleken met het ‘lesgeven voor het gemiddelde niveau van de klas’. Tot deze leermethode (sic) werd, inmiddels al vele jaren geleden, besloten door, al dan niet bevoegde, politici, met alle kwalijke gevolgen van dien: de leerlingen die onder het gemiddelde niveau zitten, kunnen nog steeds niet mee; zij die er boven zitten, gaan zich al snel vervelen en verliezen aldus hun nuttige tijd. Zoveel jaar na datum geeft onderwijsexpert Dirk Van Damme ootmoedig toe dat de focus op de gemiddelde leerling faliekant is afgelopen. Mocht het niet zo intriest zijn, zou het bijna ironisch klinken dat ons onderwijs vandaag nog steeds scherp stelt op gemiddelden, ditmaal op het gemiddelde taalniveau van de leerlingen.

Het feit dat heel wat leerlingen vandaag een diploma Nederlandstalig onderwijs krijgen dat niet meer voldoende het label ‘kwaliteitsvol’ reflecteert, is hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid van de bevoegde politici. Het is nu, tijdens de formatie van de Vlaamse regering, het momentum om hieraan iets te doen.

Iedereen het taalbad in

Een oplossing bestaat erin om anderstalige leerlingen bij hun inschrijving in het Nederlandstalig lager onderwijs in Brussel te verplichten een examen Nederlands (geen kleine, vrijblijvende test) af te leggen waarbij de lat om te slagen voldoende hoog ligt.

Wie niet slaagt moet gedurende een volledig schooljaar, en voltijds, Nederlands leren (woordenschat, spraakkunst, lezen, schrijven, spreken, …) vooraleer het eigenlijke eerste leerjaar te kunnen aanvangen. Aangezien een aantal van die leerlingen buiten de school weinig of helemaal niet in contact komt met de Nederlandse taal, kunnen buiten schooltijd bijkomende taken worden opgelegd: Nederlandstalige krantenartikelen en boeken lezen, naar Nederlandstalige tv-programma’s kijken, enzovoort. Ook die taken mogen niet vrijblijvend zijn en moeten op school worden getoetst.

Een gelijkaardige procedure moet worden herhaald bij de inschrijving in het Nederlandstalig secundair onderwijs. De Franstalige jongens uit mijn twee eerste voorbeelden hadden het lager onderwijs immers volledig in een Nederlandstalige school gevolgd, maar dit volstond niet om ook de secundaire school  in het Nederlandstalig onderwijs met succes te kunnen doorlopen. Vanzelfsprekend moet de lat voor het ’toelatingsexamen’ Nederlands voor het secundair onderwijs hoger liggen dan die voor de ‘ingangsproef’ Nederlands voor het lager onderwijs.

Terloops, een school zou ook moeten kunnen beslissen om dit examen en, indien nodig, het bijkomende jaar immersie Nederlands eveneens op te leggen aan Nederlandstalige leerlingen. Iedereen gelijk voor het decreet, en in voorkomend geval, iedereen in het taalbad.

Het graf van Vondel

Is dit een sanctie voor de betrokken leerlingen? Is een jaar dat wordt besteed aan het grondig leren van een taal een ‘verloren jaar’? De vragen stellen is ze beantwoorden. Door de goede kennis van het Nederlands die ze tijdens dit extra jaar verwerven, vergroten hun slaagkansen in het lager respectievelijk secundair Nederlandstalig onderwijs aanzienlijk. Op het einde van hun schoolloopbaan zullen ze dan wel een diploma behalen dat de weerspiegeling is van het kwaliteitsvolle onderwijs dat ze hebben gevolgd. In het bijzonder zal dit voor de betrokken leerlingen in het hoger onderwijs en tijdens hun latere beroepsleven een stevig pluspunt zijn. Meer in het algemeen zal dit ook positief uitstralen voor de latere rol die zij zullen spelen in de maatschappij.

Ook voor het Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen is een dergelijk voorstel het overwegen waard.

Ik richt mij tot de politici die vandaag werken aan de vorming van een nieuwe Vlaamse regering: laat leerlingen niet langer het slachtoffer zijn van het succes van het Nederlandstalig onderwijs. Maak dat leerlingen opnieuw een door het Nederlandstalig onderwijs afgeleverd diploma die naam waardig zullen krijgen. Dan zullen zowel Joost van den Vondel als Molière, geboren Jean-Baptiste Poquelin, zich opnieuw met genoegen kunnen omdraaien in hun graf zonder dat we hun respectieve taal nog langer zoveel geweld aandoen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content