Kan dyslexie worden voorkomen? ‘Het is cruciaal om al in de kleuterklas in te grijpen’
In heel wat gevallen kan dyslexie worden voorkomen als er vroeg genoeg wordt ingegrepen. Toch gebeurt dat in ons kleuteronderwijs nog niet systematisch. ‘In Nederland is nochtans gebleken dat preventieprogramma’s de groep met ernstige leesproblemen opvallend kan verkleinen’, zegt orthopedagoog Pol Ghesquière.
‘Aanleg speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van dyslexie, maar dat wil niet zeggen dat we er niets aan kunnen doen. Toch niet als we daar vroeg genoeg mee beginnen’, zegt professor orthopedagogiek Pol Ghesquière (KU Leuven). ‘We kunnen de groep kinderen die in de eerste jaren van de lagere school leesproblemen ontwikkelen kleiner maken. Voor degenen die echt dyslexie hebben, kunnen we het proces of de last die ze ervan ondervinden een aantal jaar uitstellen.’
Bij hen kunt u wel nagaan hoe groot de kans is dat ze leesproblemen krijgen?
Pol Ghesquière: Dat in elk geval, maar tegenwoordig proberen we ook te voorspellen welke kinderen een groter risico lopen om dyslexie te ontwikkelen. Sommige onderzoekers kijken daarvoor zelfs naar baby’s van een paar maanden oud, maar ik betwijfel of predictie al op zo’n jonge leeftijd mogelijk is. Wij richten ons vooral op kleuters vanaf vijf jaar, die dus nog geen formeel leesonderwijs krijgen.
Bij hen kunt u wel nagaan hoe groot de kans is dat ze leesproblemen krijgen?
Ghesquière: We kunnen niet helemaal voorspellen of een kind dyslexie zal ontwikkelen, maar we kennen wel een aantal factoren die de kans aanzienlijk vergroten. Zo is het risico hoger als een van de ouders dyslectisch is. In sommige studies is er, vooral in mannelijke lijn, sprake van een overervingsgraad van 50 procent. Met andere woorden: krijgt een vader met dyslexie een zoontje, dan is de kans dat het ook dyslexie ontwikkelt bijna een op de twee. Een tijd geleden hebben we een groep vijfjarige kleuters gevolgd die allemaal een familiaal risico op dyslexie hadden. Wat bleek? Tegen de tijd dat ze naar het derde leerjaar gingen, had een derde van die kinderen ernstige leesproblemen terwijl dyslexie maar bij 5 à 7 procent van de gewone bevolking voorkomt.
Krijgt een vader met dyslexie een zoontje, dan is de kans dat het ook dyslexie ontwikkelt bijna 50 procent.
Welke voorspellers zijn er nog?
Ghesquière: Wie problemen heeft met het fonemisch bewustzijn, heeft ook een grotere kans om dyslexie te ontwikkelen. Dat wil zeggen dat je moeite hebt met het herkennen, manipuleren en vergelijken van de klanken in woorden. Een kind van vijf kan dan bijvoorbeeld niet antwoorden op de vraag welk woord je krijgt als je de ‘s’ uit het woord ‘kast’ verwijdert. Ook een gebrekkige letterkennis kan een voorspeller zijn, net als problemen met rapid automated naming: dingen snel kunnen benoemen.
Wat kan men ondernemen als een kleuter een hoog risico op dyslexie blijkt te hebben?
Ghesquière: Dan kunnen preventieve acties en een vroegtijdige aanpak een groot verschil maken. Er bestaan tegenwoordig programma’s die het foneembewustzijn en de letterkennis van kinderen trainen vóór ze in het eerste leerjaar echt leren lezen. Dat zijn oefeningen die eigenlijk tot de dagelijkse praktijk van kleuterleerkrachten behoren, maar dan in intensieve programma’s gegoten.
Waarom worden die programma’s niet systematisch in alle derde kleuterklassen gebruikt?
Ghesquière: Omdat degenen die het al goed doen, dan spectaculair meer vooruit zouden gaan dan zwakkere leerlingen. Als we die programma’s dus in het hele kleuteronderwijs uitrollen, zal er een mattheuseffect ontstaan: de kloof tussen sterke en zwakkere leerlingen wordt nog groter. In ons onderwijs, waar met jaarklassen wordt gewerkt, zou dat voor problemen zorgen. In schoolklassen is er vandaag al een groot verschil op het vlak van ontwikkeling doordat kinderen die in januari en december van hetzelfde jaar geboren zijn er samenzitten. Maken we de kloof tussen leerlingen nog groter, dan krijgen leerkrachten het al helemaal moeilijk om iedereen mee te krijgen. Ondertussen weten we dat differentiëren in de praktijk allesbehalve gemakkelijk is. Daarom is het beter om preventieprogramma’s alleen aan te bieden aan kinderen die een groter risico hebben om dyslexie te ontwikkelen. Op die manier geven we ze een beetje voorsprong ten opzichte van hun klasgenoten, die hen op den duur weer zullen inhalen.
Gebeurt dat vandaag al in Vlaamse kleuterscholen?
Ghesquière: Heel weinig. In Nederland is die aanpak wel al ingeburgerd. Liefst 80 procent van de basisscholen gebruikt er vanaf groep één – wat bij ons de tweede kleuterklas is – het toonaangevende preventieprogramma Bouw! Dat wil zeggen dat kinderen die zwak presteren op het vlak van fonologische vaardigheden en letterkennis, een apart programma afwerken. Uit twee proefschriften is ondertussen gebleken dat het aantal leerlingen dat in het derde leerjaar ernstige leesproblemen heeft daardoor met de helft is verminderd. Voor Vlaanderen hebben we nu een eigen versie van het Finse GraphGame gemaakt dat in de derde kleuterklas kan worden gebruikt. Ondertussen hebben we het uitgeprobeerd bij een groep van 120 kleuters, die de game thuis tien minuten per dag moesten spelen. De resultaten zijn minder opzienbarend dan in Nederland, maar we stellen toch vast dat het lukt om op die manier het foneembewustzijn en de letterkennis van kinderen te trainen.
Tot op welke leeftijd heeft interventie zin?
Ghesquière: Tegen het eind van de lagere school zet ik vooral in op het leren omgaan met leesproblemen en het gebruik van hulpmiddelen. Al vind ik niet dat we zover mogen gaan dat kinderen en jongeren dan helemaal niet meer hoeven te lezen. Dat is nochtans wat vaak gebeurt. Sinds het M-decreet en daarna het leersteundecreet zijn ingevoerd, moeten scholen redelijke aanpassingen toestaan waardoor kinderen er les kunnen volgen. Zodra een kind dyslexie blijkt te hebben, mag het dan bijvoorbeeld voorleessoftware gebruiken. Op zich is dat een goede zaak, maar jammer genoeg wordt elke vorm van remediëring dan stopgezet. De leerling in kwestie hoeft dan dus helemaal niet meer te lezen. Zeker bij jonge kinderen is dat een kwalijke zaak. Daarom zeg ik tegen scholen altijd dat het compenseren van dyslexie nuttig en nodig is, maar dat wil niet zeggen dat ze elke poging mogen opgeven om leerlingen beter te leren lezen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier