Hulpverleners voor de klas: ‘Ik heb zelfs eens een leerling van de treinsporen gehaald’
Is het de job van een leerkracht om leerlingen met suïcidegedachten bij te staan? ‘Het is heel moeilijk om grenzen te stellen, maar we mogen niet vergeten dat wij geen psychologen zijn’, klinkt het.
Van lege brooddozen en schrijnende leefomstandigheden tot dyslexie, ADHD, eetstoornissen en zelfverwonding. Dag na dag worden leerkrachten in Vlaamse klassen met heel uiteenlopende problemen geconfronteerd. Vermoeden ze dat er iets scheef zit, dan spreken ze de leerling in kwestie doorgaans aan, luisteren ze naar hem en proberen ze samen een oplossing te zoeken. Maar waar stopt de taak van een leerkracht en begint die van hulpverlener? We vroegen het aan de leden van De Leraarskamer van Knack.
Ellick Geeroms (leerkracht bouwkunde): Slechte punten, rebels gedrag, onbeleefdheid of vandalisme zijn vaak indicatoren van een onderliggend probleem. Ik vind het evident dat je die signalen als leerkracht oppikt en ook op zoek gaat naar de oorzaak. Empathie is volgens mij de belangrijkste eigenschap waarover je, naast je vakkennis, moet beschikken. Vermoed je dat er een probleem is, dan ga je met de leerling in kwestie in gesprek, probeer je zijn vertrouwen te winnen en vraag je hem om zich open te stellen.
Evie De Coene (leerkracht LO): We zijn natuurlijk geen psychologen. We kunnen onze leerlingen wel een luisterend oor bieden maar geen professionele hulp. Op dat vlak verwachten ze soms te veel van ons. Al is het niet eenvoudig om een grens te trekken en te zeggen: ‘Nu kan ik jou niet meer verder helpen.’ Vaak krijgen leerlingen dan het gevoel dat je hen (ook al) in de steek laat.
Cathy Lecoutre (leerkracht geschiedenis): Ik vind het vooral hartverscheurend als ik word geconfronteerd met leerlingen die het thuis moeilijk hebben of in armoede leven. Als leerkracht sta je daar machteloos tegenover. Het is bijvoorbeeld pijnlijk om te zien dat een getalenteerd en geïnteresseerd meisje haast in slaap valt in de klas doordat ze thuis voor haar jongere broer en zus moet zorgen. Maar meer dan luisteren en haar een hart onder de riem steken, kan en mag ik niet doen.
Doordat er haast overal lange wachtlijsten zijn, is doorverwijzen in de praktijk vaak hetzelfde als afschepen.
Lode Govers (leerkracht Nederlands en Frans): Al in de tweede week van september werd een van mijn leerlingen met psychosomatische klachten in het ziekenhuis opgenomen. Dat kwam door zijn moeilijke thuissituatie, maar ook door de stress van school. Ik heb toen geen moment nagedacht of het wel mijn taak was om hem te helpen. Verschillende keren per week belde of mailde ik met zijn vader en zodra de jongen fysiek was aangesterkt, zorgde ik er als klastitularis mee voor dat de school weer in zijn leven kon worden geïntegreerd. Voor zulke situaties bestaat er geen draaiboek. Je krijgt dan wel ondersteuning van de zorgcoördinator, maar uiteindelijk ben je vooral op je eigen ervaringen en je buikgevoel aangewezen.
Henk Daels (leerkracht buitengewoon secundair onderwijs): Je kunt gewoon niet blind zijn voor hun problemen. Leerlingen kunnen in mijn praktijklessen maar vooruitgang boeken als ze zich echt op hun opleiding kunnen focussen. Heeft een van hen honger, dan is dat snel opgelost met een suikerwafel. Maar een leerling met suïcidale gedachten vergt natuurlijk meer tijd en ook een andere aanpak. Als ervaren leerkracht weet ik meestal wel wanneer ik iemand naar andere mensen binnen de school moet doorverwijzen. Het helpt ook dat ik van opleiding opvoeder ben.
Jo Smets (leerkracht lager onderwijs): Aanvankelijk vond ik het helemaal niet erg om extra aandacht en tijd in sommige leerlingen te investeren. Dat gaf me zelfs energie. In een kleine dorpsschool is het ook relatief gemakkelijk. Je voert een gesprek met een logopedist, volgt de tips van een kinderpsycholoog, maakt extra leermiddelen… Maar steeds vaker blijkt dat het eigenlijk niet de kinderen maar wel hun ouders zijn die hulpverlening nodig hebben.
Kathleen Defever (leerkracht buitengewoon lager onderwijs): Een paar jaar geleden gaf ik les in een heel diverse school waar veel kinderen zich na 11 uur niet meer konden concentreren van de honger. Hun ouders hadden geen geld voor eten of hadden andere prioriteiten. Na een tijdje ben ik dan maar zelf belegde broodjes of pannenkoeken voor ze beginnen mee te nemen. Maar is dat eigenlijk niet eerder iets wat een organisatie als Kind en Gezin zou moeten oplossen?
Nickhail Popelier (OKAN-leerkracht): Zulke problemen bespreekbaar maken is soms ook dansen op een slappe koord. In mijn klas zat ooit een leerlinge die een heel onverzorgde indruk maakte, zich de hele tijd zat te krabben en een penetrante lijfgeur had. Het gevolg was dat de andere leerlingen zich van haar afkeerden waardoor ze geïsoleerd raakte. Mijn subtiele pogingen om het er met haar over te hebben, waren geen succes. Daarbij hielp de taalbarrière natuurlijk ook niet. Uiteindelijk zat er niets anders op dan het probleem tijdens het oudercontact aan te kaarten. Toen de tolk mijn boodschap vertaalde, zag ik op het gezicht van de moeder achtereenvolgens ongeloof, schaamte, frustratie en kwaadheid. Het was voor ons alle drie een heel ongemakkelijke situatie. Achteraf was het hygiëneprobleem van de baan, maar dat gesprek is me wel altijd bijgebleven.
Zijn er op school zorgleerkrachten of andere collega’s op wie jullie terug kunnen vallen?
Sara Berckmans (leerkracht lager onderwijs): Ik ben heel blij dat ik in een school met een sterk team werk. Ik heb nooit het gevoel dat ik alles alleen moet oplossen. Er zijn bijvoorbeeld leerlingen die veel pijn hebben door een rotte tand maar niet naar de tandarts kunnen gaan. Of ze komen met een lege brooddoos of beschimmelde boterhammen naar school. Sommige ouders kunnen geen zwemkledij of schoolreis betalen – gelukkig komt onze school dan in de kosten tegemoet. En dan zijn er ook nog kinderen met suïcidale gedachten. Heel wat van die problemen gaan mijn petje echt te boven.
Fred Colman (leerkracht PAV): Mij zeiden ze aan het begin van het schooljaar dat ik de lastigste leerlingen naar de leerlingenbegeleiding moest sturen. Maar al na een week kreeg ik het verzoek om minder leerlingen door te sturen en meer problemen intern op te lossen. Ik doe wat ik kan, maar lesgeven is het niet. Gelukkig strijd ik zij aan zij met veel andere collega’s.
Geeroms: Vaak is het ook moeilijk om een leerling ervan te overtuigen dat het noodzakelijk is om er iemand anders bij te betrekken. Wij hebben een heel goede leerlingenbegeleiding, maar er is wel maar één begeleider voor 1200 leerlingen. In een nijverheidsschool als de onze kom je daar niet ver mee.
Kunnen jullie de problemen van de leerlingen na de schooluren van je afzetten?
Wendy Tiesters (leerkracht Frans): Als je van dichtbij de zelfmoordpoging van twee leerlingen meemaakt, gaat dat je natuurlijk niet in je koude kleren zitten. Bij mij heeft dat zelfs tot een burn-out geleid. Ik nam de problemen van die pubers mee naar huis, mailde vaak nog laat op de avond met hun ouders en sliep er niet goed meer van. De psychologe die me begeleidde, zei dat ik zulke jongeren naar de bevoegde diensten moet doorverwijzen. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Als leerkracht brengen wij zo veel tijd met onze leerlingen door dat er vaak een vertrouwensband ontstaat. Ik geloof echt dat het onze taak is om de signalen van jongeren op te pikken. Een paar jaar geleden heb ik zelfs een leerling van het treinspoor gehaald nadat ze een verontrustend berichtje naar twee klasgenoten had gestuurd. Gelukkig zorgde de politie toen voor opvang en kreeg ik veel steun van mijn toenmalige directrice.
Nogal wat leerkrachten hebben een groot redderscomplex.
Alex Asselman (leerkracht Engels): Ik ben op dat vlak geëvolueerd. Vroeger ging ik te ver. Leerlingen konden altijd een beroep op me doen. Nu baken ik mijn grenzen af: ‘Tot hier ga ik met je mee, maar vanaf een bepaald punt moet je door een professional worden geholpen.’ Als leerlingen voelen dat je een weg met hen wilt afleggen, vertrouwen ze je ook meer als je aangeeft dat het tijd is om hen door te verwijzen naar professionele hulpverlening buiten de school. Het probleem is wel dat er haast overal lange wachtlijsten zijn. Daardoor is doorverwijzen in de praktijk vaak hetzelfde als afschepen.
Lieselotte Theunynck (leerkracht lager onderwijs): Dat heb ik meegemaakt met een leerlinge die me had toevertrouwd dat ze boulimia had. Ik had argwaan gekregen omdat ze na elke speeltijd naar het toilet verdween. Ze drong erop aan dat het ‘ons geheimpje’ zou blijven, maar ik voelde dat ik ze professionele hulp nodig had en die kon ik haar niet bieden. Dus stapte ik naar het CLB, dat samen met haar op zoek ging naar een psycholoog. Maar de wachttijden liepen tot vier maanden op. In afwachting voerde ik elk dag een gesprekje met haar.
Ria Veris (leerkracht kleuteronderwijs): Ook meer en meer kleuters hebben al een rugzakje. Hun ouders zijn bijvoorbeeld aan het scheiden, ze komen uit oorlogsgebied, ze hebben een moeilijke thuissituatie of leven in armoede. Vaak worden ze voor extra ondersteuning naar een logopedist of kinesist doorverwezen, maar ouders gaan daar niet altijd op in omdat ze dat financieel niet kunnen.
Farah Zannouri (leerkracht kleuteronderwijs): Ook wij merken dat sommige problemen niet buiten de school kunnen worden aangepakt door de beperkte financiële mogelijkheden van de ouders. Daarom volgen sommige collega’s trainingen en workshops om te leren omgaan met zorgbehoeften die anders door externe hulpverleners zouden worden aangepakt.
Theunynck: Nogal wat leerkrachten hebben een groot redderscomplex. Daardoor zijn ze soms geneigd om zelf actie te ondernemen om leerlingen en hun familie te helpen. Dat heb ik zelf ook gedaan voor een gezin waarmee ik een paar jaar geleden een persoonlijke band had opgebouwd. In de winter kwamen de kinderen in heel dunne jasjes en op sandalen naar school. Mijn hart brak en ik ging zelf op zoek naar warme kleren voor hen. Een jaar later, toen ik door Zuid-Amerika aan het reizen was, kreeg ik plots een bericht van hun mama. Ze vroeg me of ik weer winterkleding kon regelen. Toen besefte ik dat je mensen beter kunt helpen door ze door te verwijzen naar instanties die daarvoor zijn opgericht. Hoe goed je bedoelingen ook zijn.
Denk je aan zelfmoord en heb je nood aan een gesprek, dan kun je terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via www.zelfmoord1813.be
Maak kennis met De Leraarskamer van Knack op Knack.be/onderwijssite
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier