Engels aan Vlaamse universiteiten: de spagaat van minister Ben Weyts (N-VA)

Ben Weyts (N-VA)
Ben Weyts (N-VA) © Belga
Walter Pauli

De Leuvense rector Luc Sels wil meer Engels aan zijn universiteit, minister van onderwijs Ben Weyts zet de hakken in het zand. Cui bono? (Dat is Latijn).

De discussie over Engels in het universitair en het hoger onderwijs is in de Wetstraat stilaan de plaats aan het innemen die veertig jaar geleden nog voorbehouden was voor het gebruik van het Nederlands en het Frans in Voeren. Wie zijn geschiedenis kent: op een bepaald moment is de politieke strijd over het taalgebruik in Voeren uitgedoofd als een kaars. Uiteindelijk heeft de komst van veel Nederlanders dat debat doen verstommen – zelfs in die Limburgse uithoek was de internationalisering uiteindelijk allesbepalend.

De Vlaamse universiteiten zitten nog volop in de fase van passioneel debat en loopgravenstrijd. Sels’ betoog was nog niet helemaal uitgesproken of de beheerders van opiniepagina’s van onze kwaliteitsmedia konden overuren draaien. Daarbij viel op dat de ondertoon van de meeste reacties vooral ingegeven was door vrees voor de toekomst: angst dat meer Engels zal leiden tot (nog) minder democratisering en (nog) meer vermarkting. Alsof die twee laatste – terecht gestelde – problemen er niet zouden zijn zonder meer internationalisering.

Spagaat

Als onderwijsminister zit Ben Weyts (N-VA) in een spagaat. Als N-VA’er is Weyts koppig, zoniet obstinaat in zijn strijd voor het behoud en de vrijwaring van de positie van het Nederlands. Daarnaast is Ben Weyts, zoals elke N-VA’er, begrijpelijk zeer fier telkens iets ‘Vlaams’ internationaal excelleert – ‘excelleren’ hoort haast bij het vaste jargon van zowel zijn partij als de Vlaamse regering. Vlaamse havens, Vlaamse mode, Vlaamse industrie, Vlaamse film, Vlaamse opera, Vlaamse musea en natuurlijk onze Vlaamse universiteiten, het zou als het ware in hun Vlaamse DNA zitten dat ze permanent bezig zijn met excelleren – dat geldt zelfs voor de Belgische sport, al wringt dat wat.

Nu legt Sels uit dat zijn universiteit ook in de toekomst zal excelleren als die ook intern internationaler georganiseerd kan worden. Dan verstomt ineens het debat, dan breekt protest uit. Alsof al die Vlaamse topsectoren inmiddels niet allemaal zeer geïnternationaliseerd zijn. Zelfs de nieuwe artistiek directeur van ‘onze’ Antwerpse Modeacademie is een Amerikaan, Brendon Wen – die klopt zijn voorganger Walter Van Beirendonck zelfs in excentriciteit. En welke taal denkt minister van sport Ben Weyts dat er in de kleedkamers van Antwerp of Club Brugge wordt gesproken?

Dat een Vlaams-nationale partij als de N-VA hoog inzet op het Nederlands is niet alleen begrijpelijk maar zelfs wenselijk, ook voor het algemeen belang van Vlaanderen: in de huidige zeer mondiale context zijn er inspanningen nodig opdat het Nederlands ook in Vlaanderen de vanzelfsprekende lingua franca blijkt. Maar een lingua franca sluit verdere meertaligheid niet uit, wel integendeel. En die is er al: in onze bedrijven, en dat van de werkvloer tot de raden van bestuur, bij de pakjesbezorgers, in onze rusthuizen, in onze buurten, op onze bouwwerven, bij onze sportclubs, op onze speelplaatsen. Ben Weyts heeft tot dusver daarop slechts één reactie: verkramping.

In het beste geval pleit hij voor een standstill (ook dat is Engels), zoals in zijn reactie op de vraag van de Leuvense rector. In andere gevallen zou hij de klok zestig jaar willen terugdraaien, toen de taalgrens werd vastgelegd en men een paar jaar lang inderdaad met de illusie kon leven dat in de noordelijke helft van het koninkrijk België alleen Nederlands werd gesproken – liefst nog in de standaardnederlandse variant, en met enige clementie voor de bedienaars van een Brabants-Antwerps accent.

Verengelsing

De taalstrijd heeft België en Vlaanderen gemarkeerd tot en met de jaren zestig van vorige eeuw, met uitlopers tot in de jaren negentig. Het was een verzet tegen de verfransing en een streven naar de totale vernederlandsing van Vlaanderen. Toen werd ook de taalwetgeving in haar plooi gelegd, en wat destijds werd beslist – met het oog op het tegengaan van de verfransing in de toenmalige Belgische context – is nog altijd de basis van onze regelgeving vandaag.

Dat is een groeiend probleem, want de basis van die taalwet diende om een samenleving te regelen waar men nog naar zwartwit-tv keek. De samenleving is drastisch veranderd, maar de manier waarop Ben Weyts naar taal kijkt niet. Tegen anderstaligheid in Vlaanderen heeft hij slechts één verdedigingsreflex: de ogen sluiten, en wat niet Nederlands is verbieden, terugdringen, en in elk geval zo beperkt mogelijk houden. Terwijl dat van in het begin een achterhoedegevecht geweest is.

Toen de Vlaamse beleidsmakers dachten dat ze eindelijk de verfransing gestuit hadden, hadden ze niet eens in de gaten dat nog een veel groter ‘gevaar’ aan het opdoemen was: de internationalisering, en daarmee gepaard onder meer de verengelsing. Het is een merkwaardige cascade van gebeurtenissen. Op 8 november 1962 werd in België de taalgrens vastgelegd. In 1963 werd de eerste steen gelegd van het Berlaymontgebouw en begon de komst van de Europese instellingen naar Brussel. Op 17 februari 1964 sloten België en Marokko een bilateraal akkoord af om de Marokkaanse immigratie te organiseren. Op 16 juli van datzelfde jaar 1964 volgde een gelijkaardige overeenkomst tussen België en Turkije. Die evolutie is nooit gestopt en gaat nog altijd door.

Op de bussen in onze Vlaamse steden hoor je naast Nederlands al lang Spaans, Arabisch en Turks, en de laatste jaren opvallend meer Oost-Europese, Afrikaanse en Aziatische talen. Engels is voor de toeristen, de hogescholen en de universiteiten en de cafés rond de campussen. En vooral, laten we het niet vergeten, Engels is thuistaal nummer twee. Het is zelfs de meest beluisterde taal in echt elke Vlaamse ‘kinderkamer’, van welke afkomst de ouders ook zijn, telkens als onze minderjarigen in hun jeugdige nieuwsgierigheid tot in de uithoeken van het wereldwijde net op zoek zijn naar songs, games, chats en pics.

(Lees verder onder de preview)

Nederlands in onze woonzorgcentra

Dus terug naar dat Engels, en die meertaligheid, en hoe dat in Vlaanderen te organiseren. Wie de hele speech van Sels gelezen heeft (en die is best lang in zijn volledig uitgeschreven vorm), heeft gelezen dat hij er in de eerste plaats voor pleit dat de Vlaamse regering een breed samengestelde taskforce opricht om een model uit te tekenen voor een nieuw internationaler universitair model met behoud van het Nederlands in de bachelorjaren.

Dat zo’n taskforce straks niet precies zal uitkomen waar de Leuvense rector dat vandaag wil, weet Luc Sels ook wel, en sommige van zijn eigen voorstellen smeert hij al uit tot 2040. Eigenlijk is dat nog veel te voorzichtig.

Heeft er eigenlijk al iemand een idee hoe Vlaanderen er zal uitzien in 2040? Welke Europees migratiebeleid tegen dan gevoerd wordt? Hoe onze samenleving dan ontwikkeld is? Hoe allesomvattend tegen dan AI zal zijn, met welke gevolgen? Welk argument heeft een minister als Ben Weyts eigenlijk om zo’n taskforce niét op te richten of er als Vlaamse overheid in te zetelen?

Sels’ centrale verkoopargument luidt: ‘Als een universiteit internationaal is, komt dat ook de eigen regio ten goede’. Het decisieve woord hierin is: ‘ook’.  De rector van de Leuvense universiteit veegt namelijk in eerste plaats voor zijn eigen deur. Maar de minister van onderwijs van Vlaanderen – en bij uitbreiding de Vlaamse regering – zou deze oproep kunnen (en waarom niet moeten) zien om het héle huis in orde te zetten. De oefening die Leuven wil maken voor de Vlaamse universiteiten, zou de Vlaamse regering moeten durven maken voor de Vlaamse samenleving.

In plaats van in alle instellingen en op elke Vlaamse speelplaats nieuwe taalgrenzen te trekken, zou de Vlaamse regering best beginnen met een taalkaart op te maken. Waar in Vlaanderen spreekt wie vandaag welke taal? Dus in plaats van alle energie te besteden aan het decretaal vastleggen van hoe het zou moeten zijn, zou men dringend moeten beginnen met concreet opmeten hoe het in werkelijkheid gesteld is.

En men doet dit best ‘zonder vrees en zonder blaam’, naar dat mooie oud-Nederlandse gezegde. Men houdt zichzelf liefst geen blinddoek voor. Officieel spreekt men alleen Nederlands in onze wzc’s, onze sportclubs en onze … Maar een Vlaamse regering mag toch geen angst hebben om te weten hoe het er daar werkelijk aan toe gaat?

Men moet zich geen illusies maken. Vorige week beschreef Axel Smits, ceo van PricewaterHouseCoopers (PwC) België, in De Tijd de toestand in zijn bedrijf: ‘Met 2400 medewerkers en 49 nationaliteiten hoor je in onze kantoren alle talen tegelijk. Engels is de voertaal met ons internationale cliënteel. Frans en Nederlands hoor je tussendoor tijdens informele gesprekken. Werknemers moeten zich welkom, veilig en goed voelen in de taal die ze spreken.’

Bedreiging voor Vlaamse eigenheid?

Velen zien in zo’n model een bedreiging voor de toekomst van Vlaanderen, de Vlaamse eigenheid en Vlaamse cultuur. Zou het? Minister van Cultuur Jan Jambon (N-VA) staat bekend als een trouw bezoeker van de Vlaamse Opera. Al die jaren dat Jan Jambon de Antwerpse of Gentse schouwburg bezoekt, zal hij toch wel gemerkt hebben in de programmaboekjes dat het gros van de dirigenten uit het buitenland kwam, dat de meeste solisten geen Vlamingen of Nederlanders zijn, net als zo veel muzikanten en dansers?

Concreet: vandaag gooit de Vlaamse Opera hoge ogen met een schitterende uitvoering van Mozarts La Clemenza da Tito. De regisseur is Milo Rau (een Zwitser), de dirigent Alejo Pérez (een Argentijn), de solisten ondermeer Jeremy Ovenden (een Brit), Anna Malesza-Kuny (een Poolse), Anna Goryachova (een Russische) en Anna Warenberg (een Nederlandse), de scenograaf Anton Lukas (een Duitser), de kostuumontwerpster Ottavia Castellotti (een Italiaans-Zwitserse) en de koorleider Jef Smits (een Antwerpenaar). Is er echt iemand die denkt dat zij onderling converseren in het Nederlands?

Het is juist door die zeer internationale traditie dat Opera Vlaanderen excelleert. In 2019, toen onder leiding van de Zwitser Aviel Cahn, werd Opera Vlaanderen zelfs verkozen werd tot ‘Opera Company of the Year’, en dat voor Parijs, Wenen, Houston, Düsseldorf-Duisburg en Göteborg. De Vlaamse overheid mocht en mag terecht fier zijn op dergelijk operahuis dat vanuit Vlaanderen bijdraagt aan de mondiale muziekcultuur.

Waarom zou dat eigenlijk geen model kunnen of mogen zijn voor de Vlaamse universiteiten? Mutatis mutandis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content