Experts streng voor kinderopvang: ‘We laten te veel kansen liggen om kinderen te stimuleren’
Een overheid die leerlingen écht gelijke kansen wil geven, moet daar nog voor hun eerste schooldag mee beginnen. ‘In meer dan 90 procent van de peutergroepen worden de kinderen onvoldoende uitgedaagd.’
Luiers verschonen, snottebellen afvegen, tranen drogen en op tijd en stond een voedzame maaltijd op tafel zetten: dat verwachten de meeste ouders van een onthaalouder of kinderbegeleider in een crèche. Maar kinderopvang is veel meer dan dat, of dat kán het toch zijn. ‘De opvang heeft ook een pedagogische functie en kan een boost geven aan de ontwikkeling van baby’s en peuters’, zegt Michel Vandenbroeck, hoofddocent gezinspedagogiek aan de Universiteit Gent. ‘De impact daarvan kan tot na de lagere school doorwerken. Zowel op het vlak van schoolresultaten als op dat van de verstandelijke en sociaal- emotionele ontwikkeling.’
Vandenbroeck: ‘Elk kind wordt beter van goede opvang, ongeacht het gezin waarin het opgroeit. Maar kinderen uit kansarme gezinnen hebben er meer bij te winnen. In tegenstelling tot kansrijke leeftijdgenoten voldoen ze vaak niet aan de basisvereisten om mee te kunnen in de lagere school – tenzij ze naar kwaliteitsvolle kinderopvang zijn geweest: dan bereiken ze die drempel systematisch wél.’
Toch gaat de meeste aandacht nog altijd naar de economische functie van crèches en onthaalouders. Kinderopvang moet vaders en vooral moeders in staat stellen om met een gerust hart te gaan solliciteren of werken, ook als hun werkuren onregelmatig of onvoorspelbaar zijn. ‘Daarop heeft de Vlaamse overheid tijdens de twee laatste regeerperiodes veel meer ingezet dan op de pedagogische functie’, zegt Vandenbroeck.
‘De laatste regeringen hebben extra in kinderopvang geïnvesteerd door de capaciteit te vergroten en meer plaatsen inkomensgerelateerd te maken. Maar dat heeft niets veranderd aan de ongelijkheid. Nog altijd maken kinderen uit de rijkste gezinnen tweemaal zo vaak gebruik van kinderopvang als leeftijdgenoten uit de armste gezinnen. Ministers zeggen wel dat ze daar iets aan willen doen, maar dat blijkt niet uit de praktijk. Een paar jaar geleden werden de laagste tarieven zelfs verdrievoudigd. Daarop kwam er een sociaal tarief, maar door de vele drempels maakt haast niemand daar gebruik van.’
Daarbij komt nog dat nieuwe kinderopvanginitiatieven doorgaans niet in kansarme wijken worden opgezet. Uit een studie waaraan Vandenbroeck samen met armoede-expert Wim Van Lancker (KU Leuven) werkt, blijkt dat het enige criterium bij het inplannen van nieuwe opvangplaatsen economisch is: ze moeten de tewerkstelling van vrouwen bevorderen. ‘Andere factoren, zoals kansarmoede bestrijden of aan de behoeften van eenoudergezinnen tegemoetkomen, spelen niet mee. De ongelijkheid wordt dus ook nog eens versterkt als er opvangplaatsen bij komen.’
Leren onderhandelen
Wat kunnen begeleiders in de kinderopvang hun piepjonge pupillen eigenlijk bijbrengen dat zo bepalend is voor hun latere leven?
In de eerste plaats gaat het om taalkennis en taalgevoel. ‘Een kind dat in een omgeving vertoeft waar het wordt geprikkeld, heeft tegen de tijd dat het naar de kleuterschool gaat een vier keer grotere woordenschat dan anderen’, zegt Elke Decruynaere (Groen), de Gentse schepen van Onderwijs en Opvoeding. ‘Zeker voor peuters die opgroeien in een gezin waar geen Nederlands wordt gesproken, is dat een goede zaak.’ Ook kinderen die thuis weinig worden gestimuleerd, hebben daar voordeel bij. Vandenbroeck: ‘Uit een van onze onderzoeken is gebleken dat leerkrachten onbewust geneigd zijn om meer met taalvaardige kleuters te praten dan met de anderen. Kinderen die in de eerste kleuterklas al taalvaardig zijn nemen zo soms nog een grotere voorsprong.’
Op korte termijn moeten we naar maximaal 6 in plaats van 8 kinderen per begeleider gaan.
‘In de kinderopvang leren peuters ook allerlei basisvaardigheden. Nieuwsgierig zijn, bijvoorbeeld. Omgaan met mensen die anders zijn dan zijzelf. Of iets volhouden als het niet meteen lukt’, zegt Vandenbroeck. En doordat ze in de crèche met andere kinderen en met volwassenen in contact komen, doen ze er vanzelf nieuwe indrukken en ervaringen op. ‘Dat verbreedt hun leefwereld enorm’, zegt Sandra Van der Mespel, algemeen coördinator van het expertisecentrum Vernieuwing in Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen (VBJK). ‘Zeker als er zelfs voor de jongste peuters creatieve activiteiten worden opgezet. Dat is voor elk kind stimulerend, ongeacht zijn afkomst. Ook hoogopgeleide ouders hebben niet altijd tijd of inspiratie om met hun peutertje aan het schilderen te slaan.’
Matig tot zwak
Alle kinderen worden dus beter van kinderopvang. Op voorwaarde, weliswaar, dat die van hoge kwaliteit is. ‘Als er alleen aandacht is voor de medische en fysieke zorg terwijl er geen interactie of pedagogische omkadering is, kan een kind vaak beter thuisblijven’, zegt Decruynaere.
‘Hetzelfde geldt voor het kleuteronderwijs. Je leert echt geen Nederlands van een juf die amper tegen de klas spreekt omdat ze al haar energie nodig heeft om de behoeften van dertig kleuters te beredderen. Als we ouders willen stimuleren om hun kind naar de kinderopvang of de kleuterklas te sturen, moeten we hun ook goede kwaliteit garanderen.’
In de kinderopvang laat de kwaliteit op educatief vlak vaak te wensen over. Uit Meten en Monitoren van Kwaliteit in de Kinderopvang, een studie van Kind & Gezin, blijkt dat in bijna 80 procent van de babygroepen en meer dan 90 procent van de peutergroepen de kinderen onvoldoende door de begeleiders worden uitgedaagd en hun ontwikkeling te weinig wordt bevorderd. Dat strookt met de bevindingen van Michel Vandenbroeck, die met zijn collega’s onderzoek deed naar de kwaliteit van de kinderopvang in Vlaanderen door het reilen en zeilen in 400 opvangplaatsen te observeren. ‘Over het algemeen wordt goed voor de kinderen gezorgd’, zegt hij. ‘Maar wat de educatieve functie betreft, scoren we in Vlaanderen matig tot zwak. Op dat vlak laten we nog veel kansen liggen.’
Waarom spelen begeleiders of onthaalouders hun pedagogische rol niet altijd naar behoren? Om te beginnen doordat ze te veel baby’s of peuters onder hun hoede hebben. Gemiddeld staat elke begeleider voor acht kinderen in. ‘Daaraan blijven wij vasthouden, terwijl die norm in het buitenland almaar verder wordt verlaagd’, zegt Decruynaere. ‘Als organisator van kinderopvang kun je er moeilijk van afwijken, want de subsidiëring van de Vlaamse overheid is erop afgesteld. Op zich kan ik die redenering wel volgen: omdat er nog altijd een capaciteitstekort is, moet elke plaats optimaal worden benut.’
‘Baby’s en peuters voelen zich beter én leren meer in kleinere groepen’, zegt Lutgard Vrints, attaché bij de studiedienst van de Gezinsbond. ‘Daarom vragen wij dat de Vlaamse overheid investeert in kleinere leefgroepen en minder kinderen per begeleider. Op korte termijn moeten we naar maximaal zes kinderen per begeleider gaan. Op lange termijn naar vier of – als er ook baby’s bij zijn – zelfs minder.’
Onbestaande job
Daarbij komt nog dat die overvraagde begeleiders in de meeste gevallen laagopgeleid zijn. ‘Ze komen vaak uit het beroepsonderwijs’, zegt Van der Mespel. ‘Dat wil niet zeggen dat ze geen kwaliteitsvolle opvang kunnen bieden, maar het is toch beter als er in zo’n team ook hoger opgeleide mensen werken.’
Drie Vlaamse hogescholen bieden tegenwoordig de bacheloropleiding Pedagogie van het Jonge Kind aan. Jaarlijks studeren tientallen mensen af in die richting, maar de meesten gaan niet in de kinderopvang werken. Ook dat komt door de financiering van de Vlaamse overheid: opvangvoorzieningen die bachelors als begeleider inzetten en hun navenant betalen, schieten zichzelf financieel in de voet. Als mensen met zo’n diploma al in de kinderopvang terechtkomen, is dat meestal in een leidinggevende functie.
‘Dat is niet houdbaar’, zegt Vandenbroeck. ‘We kunnen niet mensen blijven opleiden voor een job die niet bestaat. Ofwel passen we de financiering radicaal aan, zodat kinderopvangvoorzieningen er niet onder lijden als ze zo’n bachelor op de werkvloer inschakelen. Ofwel zullen die opleidingen minder op kinderopvang gaan focussen.’
Begeleiders hebben ook amper tijd om zich nieuwe inzichten en methodes eigen te maken. ‘Er is een groot gebrek aan kindvrije uren’, zegt Vrints. ‘Veel voorzieningen willen wel in de pedagogische competenties van hun begeleiders investeren, maar ze kunnen hen simpelweg niet missen op de werkvloer. Meer personeel aanwerven is de enige manier om dat te verhelpen.’
In de startnota voor de Vlaamse formatiegesprekken komt het woord “kinderopvang” niet eens voor. Dat is onbegrijpelijk.
Meestal kunnen crèches dat niet. Omdat er geen geld voor is, maar ook omdat ze de grootste moeite hebben om geschikte begeleiders te vinden. ‘Het is niet omdat de diplomavereisten niet hoog zijn dat veel mensen voor de job in aanmerking komen’, zegt Decruynaere. ‘Bij ons in Gent raken weinig sollicitanten door de selectieproeven. Bovendien is het zwaar werk, waardoor nogal wat mensen na verloop van tijd afhaken.’
Wat ook niet helpt, is het bescheiden loon dat meestal tegenover dat harde werk staat. ‘Het is schrijnend hoe weinig de meeste werknemers in de kinderopvang verdienen’, zegt Van der Mespel. ‘Daardoor kampt de sector met een groot personeelsverloop, wat de kwaliteit natuurlijk ook niet ten goede komt.’
Grote stap
In veel andere landen maakt kinderopvang deel uit van het onderwijs, waardoor er vanzelf meer aandacht voor het pedagogische aspect is en de overstap naar de kleuterklas minder ingrijpend is. ‘Wij hebben een lange traditie van gescheiden systemen’, zegt Vandenbroeck. ‘Daardoor bestaan er grote verschillen tussen kinderopvang en kleuteronderwijs, bijvoorbeeld wat het vereiste opleidingsniveau van begeleiders en kleuterleerkrachten betreft.’
In de kinderopvang ligt de nadruk nog altijd op fysieke zorg, terwijl er in kleuterklasjes vooral veel moet worden geleerd. ‘De kleinere aandacht voor zorg is zeker voor de jongste kleuters een probleem’, vindt Van der Mespel. Vaak zijn ze nog niet zindelijk, hebben ze nog behoefte aan een middagdutje, worden ze overweldigd door het gejoel op de speelplaats en zijn ze amper in staat om ’s middags zelfstandig hun bord leeg te eten.
Van der Mespel: ‘De kinderopvang en het kleuteronderwijs zouden dus veel van elkaar kunnen leren. Daarvoor hoeven ze niet per se tot één systeem samen te smelten. Het zou al een enorme stap vooruit zijn als ze van een gedeeld idee zouden uitgaan. Dan zou er tenminste een lijn zitten in de zorg en pedagogie voor kinderen van nul tot zes jaar.’
Dit voorjaar heeft het Vlaams Parlement beslist om meer middelen vrij te maken voor het kleuteronderwijs. Zal de volgende Vlaamse regering voluit op de pedagogische functie van kinderopvang inzetten? De startnota die als basis dient voor de formatiegesprekken tussen N-VA, CD&V en Open VLD belooft weinig goeds. ‘Het woord “kinderopvang” komt er niet eens in voor’, zegt Decruynaere. ‘Dat is onbegrijpelijk. Een regering die zo veel mogelijk mensen op de arbeidsmarkt wil krijgen en ons onderwijs wil laten excelleren, móét wel in de kinderopvang investeren. Een andere keuze is er niet.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier