De Oost-Vlaamse Leraarskamer: ‘ASS, ADHD of dyscalculie? Ik weiger om nog naar die labels te kijken’

Wordt te gemakkelijk geconcludeerd dat een leerling een leer- of ontwikkelingsstoornis heeft? ‘Soms dragen jongeren jarenlang een verkeerd label met zich mee’, klinkt het in de Oost-Vlaamse Leraarskamer van Knack.
Deze week komen de vijf provinciale Leraarskamers van Knack voor de derde keer dit schooljaar samen. Allemaal hebben ze het over hetzelfde thema: de opvallende toename van het aantal leerlingen met speciale (zorg)noden. In Go! Atheneum Voskenslaan in Gent hadden de leden van de Oost-Vlaamse Leraarskamer het vooral over de zin en soms onzin van labels en diagnoses.
Zijn er bij jullie op school veel leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben?
Ann Wesemael (leerkracht zorg): Zoals alle beroepsscholen hebben wij heel veel leerlingen met zorgnoden en zware rugzakken. Dat gaat van leerstoornissen en ontwikkelingsstoornissen tot sociale problemen en taalachterstand. Voor elke leerling apart gaan we na welke zorgnoden hij heeft en wat we daaraan kunnen doen. Dat is natuurlijk een enorme opdracht.
Yves Remue (leerkracht bouw): Het aantal leerlingen met zorgnoden neemt ook almaar toe. Vaak heb ik de indruk dat nogal wat leerproblemen in de eerste plaats worden veroorzaakt door een moeilijke thuissituatie.
Peter Venneman (leerkracht sales): Jaar na jaar wordt die groep groter. Om gek van te worden. Men lijkt van ons te verwachten dat wij al die problemen opvangen, maar we zijn natuurlijk geen therapeuten.
Sam De Ridder (leerkracht wiskunde en fysica): Ik geef les in een traditioneel atheneum waar het de bedoeling is om de lat heel hoog te leggen, maar ook wij zien het aantal leerlingen met leerstoornissen gigantisch toenemen. In elke klas heeft minstens 10 procent een speciale zorgnood en in sommige richtingen loopt dat tot meer dan 50 procent op.
Is het wel zo’n goed idee om alle kinderen van dezelfde leeftijd in één groep samen te zetten? Hoog tijd dat we daar eens grondig over nadenken.’
Sofie D’Hondt (leerkracht wiskunde en filosofie): Bij ons op school is er brede basiszorg uitgewerkt voor alle leerlingen. Als leerkracht kunnen wij onder meer ook terugvallen op een herstelcoach en een time-outcoach, maar zelfs met al die steun komen we er niet meer. Daarnaast valt me op dat de zorgjuf van onze eerste graad een soort apotheek moet runnen. Ze heeft een grote bak met rilatine en andere pilletjes die ze op vaste tijdstippen aan bepaalde leerlingen moet geven. Soms vraag ik me af wat we nog meer kunnen doen. Zeker omdat ik de lat hoog genoeg wil kunnen leggen. Maar als je zo veel tijd en energie in kinderen met zorgnoden moet investeren, blijft er natuurlijk minder ruimte over om alle andere op te vangen. Vaak voel ik me een soort octopus.
Jo Van Doorsselaere (leerkracht buitengewoon kleuteronderwijs): Toen ik nog in het gewoon onderwijs werkte, had ik een peuter in de klas die ik constant in het oog moest houden. Anders bestond het gevaar dat hij – om maar iets te noemen – op de kast zou klauteren en er vervolgens af zou springen. Ook om de veiligheid van de andere peuters te kunnen garanderen, was ik de hele tijd met dat ene kind bezig. Aan het eind van de week kwam ik telkens weer tot conclusie dat ik amper was toegekomen aan alle lessen die ik had voorbereid. Soms vraag je je dan als leerkracht af wat je eigenlijk aan het doen bent.
Stef Van den Brande (leerkracht lager onderwijs): Een diverse klas kan supertof zijn, maar soms is het echt te veel. Er is altijd wel een leerling die zijn taak op de gang moet maken om niet afgeleid te worden, een andere die een koptelefoon moet opzetten en ook nog iemand die even moet kunnen gaan wandelen. Dan is er nog eentje dat bij het rekenen een tafelkaart moet kunnen gebruiken, en iemand die altijd het dagschema moet zien omdat hij structuur nodig heeft. Daarnaast heb ik leerlingen die de hele tijd hun stressniveau moeten aanduiden op een emotieregulator in de vorm van een vulkaan. En dan moet ik natuurlijk ook nog extra uitdagingen verzinnen voor hoogbegaafde kinderen. Soms kan ik die hele boekhouding amper bijhouden.
Vanessa Ruttens (leerkracht eerste leerjaar): Heel herkenbaar. Elk jaar heb ik ook kinderen in mijn klas van wie ik eigenlijk al weet dat ze uiteindelijk naar het buitengewoon onderwijs zullen moeten overstappen. Ik begrijp dat ouders eerst een gewone school willen proberen, maar ik moet me daardoor wel echt uit de naad werken. Sommigen van die kinderen kosten me wekelijks drie tot vier extra uur werk. Ik heb zelfs het gevoel dat ik de middenmoot in mijn klas daardoor niet meer kan geven wat die nodig heeft. Aan het eind van de dag moet ik soms concluderen dat ik maar een paar uur echt les heb kunnen geven. Ondertussen ben ik de hele tijd aan het nadenken over wat ik nog voor die ene leerling kan doen en hoe ik die andere zou kunnen helpen. Op een bepaald moment is dat me zelfs echt te veel geworden. Het voelde alsof ik geen adem meer kon halen. Daardoor ben ik een tijdje uitgevallen en begon ik zelfs over mijn job te twijfelen. Terwijl ik dolgraag lesgeef en mezelf een geboren leerkracht vind.
De Ridder: Ik word hier heel stil van. Wij worden in het secundair onderwijs misschien vaker met problemen geconfronteerd, maar wat jullie nu vertellen, is gewoon waanzinnig.
Venneman: Op die manier worden jonge, gedreven leerkrachten letterlijk kapotgemaakt. Wat in het basisonderwijs van jullie wordt verwacht, is gewoon onhaalbaar. Jullie kunnen onmogelijk elk kind geven wat het nodig heeft. Zeker zolang er niets aan die grote klasgroepen wordt gedaan.
Ruttens: Het hele systeem is het aan het begeven. Onze samenleving is enorm veranderd, maar het onderwijs is niet gevolgd. Is het wel zo’n goed idee om alle kinderen van dezelfde leeftijd in één groep samen te zetten? Hoog tijd dat we daar eens grondig over nadenken.
De zorgjuf heeft een grote bak met rilatine en andere pilletjes die ze op vaste tijdstippen aan sommige leerlingen moet geven.
Elke dag krijgen zestig Vlaamse scholieren een attest van het CLB dat toegang geeft tot extra ondersteuning op school. Is dat niet ontzettend veel?
Venneman: Dat is krankzinnig. Voor een stuk zit die stijging natuurlijk in het systeem ingebakken, want aan zo’n label hangen extra steun en middelen vast.
Remue: Kinderen krijgen ook vaak een label opgeplakt door iemand die daar eigenlijk niet voor bevoegd is. Wie kan met zekerheid zeggen dat een leerling ASS of ADHD heeft? Een psychiater of een neuroloog. Toch zijn het vaak andere mensen, van psychologen tot CLB-medewerkers, die ouders vertellen dat hun kind een leer- of andere stoornis heeft. Daar worden dan meteen maatregelen aan gekoppeld die soms jarenlang worden doorgetrokken. Ik heb nochtans al vaak meegemaakt dat zo’n label uiteindelijk fout blijkt te zijn.
De Ridder: Ik heb leerlingen in de klas gehad die er al sinds het begin van het secundair onderwijs van overtuigd waren dat ze dyscalculie hadden terwijl dat duidelijk niet klopte. Ze hadden dat etiket opgeplakt gekregen doordat ze op hun twaalfde niet wisten hoe ze moesten studeren. Als zulke leerlingen onderweg geen leerkracht tegenkomen die daartegenin gaat, dragen ze dat voor de rest van hun schoolcarrière mee.
Venneman: Ongelooflijk hoeveel leerlingen met dyscalculie ik al heb gezien. Aan het begin van het schooljaar komen hun ouders dan vertellen dat hun kind in mijn lessen onmogelijk een kassa zal kunnen bedienen. Maar ik neem de tijd om ze dat in alle rust te laten proberen, en velen van hen geven uiteindelijk keurig wisselgeld terug.
Wesemael: Ik kijk niet meer naar al die labels. Bij de start van het schooljaar staan al mijn leerlingen op gelijke voet. Ook als ze autisme of ADHD hebben. Gaandeweg blijkt dan wel welke extra ondersteuning ze eventueel nodig hebben. Soms zeggen ouders me in september: ‘Mevrouw, u zal mijn dochter nooit kunnen leren om een bed op te maken.’ Maar ik beslis zelf wel of mijn leerlingen iets al dan niet kunnen leren. Ik wil vooral dat ze het proberen. Lukt het ze uiteindelijk toch, dan kan zo’n succeservaring hun zelfvertrouwen een enorme boost geven. Zo heb ik een moeder omgepraat die niet wou dat haar dochter mee zou gaan op buitenlandse stage. Volgens haar kon dat meisje dat niet aan doordat ze autisme had. Maar wat bleek? Die reis zorgde voor een ommekeer. Sindsdien is die leerlinge veel zelfstandiger en zelfredzamer. Willen we kinderen zulke kansen echt ontzeggen omdat ze het een of andere label hebben gekregen?
De Leraarskamer van Knack komt tot stand met steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.
De foto’s van de samenkomsten van de Leraarskamers van Knack worden afwisselend gemaakt door drie fotografiestudenten van het KASK & Conservatorium Gent. Jonathan Verschaeve nam dit keer de Oost-Vlaamse Leraarskamer voor zijn rekening.
De Leraarskamer 24-25
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier