De Leraarskamer vs. Dirk Van Damme: ‘Het M-decreet heeft een ravage aangericht in ons onderwijs’
Nu het einde van een woelig schooljaar nadert, gaan de leerkrachten van De Leraarskamer van Knack in gesprek met onderwijsexpert Dirk Van Damme. ‘Het is een illusie dat je al je leerlingen even goed kunt bedienen’, is zijn advies. ‘Als leerkracht moet je jezelf beschermen door een beetje pragmatischer te zijn.’
Een druilerige zaterdagochtend vlak voor het begin van de examenperiode. Tien leerkrachten van De Leraarskamer van Knack zijn naar onze redactie afgezakt om er in gesprek te gaan met onderwijsexpert Dirk Van Damme.
Dat ze net hem zo graag wilden spreken, komt vooral door zijn voorzitterschap van de Commissie van Wijzen, die op verzoek van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) voorstellen heeft uitgewerkt om hun beroep te professionaliseren.
Tegen het rapport van die commissie werd vorige maand nog driftig gestaakt en betoogd. Ook door sommige leerkrachten die aanschuiven voor het rondetafelgesprek. Toch verloopt de confrontatie, die uiteindelijk meer dan twee uur zal duren, met open vizier.
Er wordt veel toegelicht, genoteerd, gelachen en gezucht, maar vooral ook geluisterd. ‘Ik begrijp heel goed dat jullie werk erg complex is geworden’, zegt Dirk Van Damme bij de aftrap. ‘Ik weet niet of ik het zelf zou kunnen.’
De Leraarskamer van Knack: 8 opdrachten voor de opvolger van onderwijsminister Ben Weyts
Alex Asselman (leerkracht Engels): Als leerkracht heb ik constant het gevoel dat ik niet genoeg ben. Er zijn zo veel leerlingen met de uiteenlopendste zorgnoden dat ik ze nooit allemaal kan geven wat ze nodig hebben. Hoe goed ik me ook voorbereid, aan het eind van de dag is er altijd wel een leerling die ik niet heb kunnen helpen. Dat is verschrikkelijk, want ik wil mijn job zo graag goed doen.
Dirk Van Damme: Dat begrijp ik. Dertig, veertig jaar geleden gaven leraren nog les op het niveau van een imaginaire middenmoot, tot ze de opdracht kregen om veel meer te differentiëren. Ik vrees dat de slinger op dat vlak is doorgeslagen.
Asselman: De meeste klassen zijn ondertussen zo groot en divers dat je nooit genoeg kunt differentiëren.
Dat er zo veel anderstalige leerlingen zijn, heeft Vlaanderen voor een groot stuk aan zichzelf te danken.
Dirk Van Damme, onderwijsexpert
Katleen Defever (leerkracht buitengewoon lager onderwijs): In het buitengewoon onderwijs werken wij met kinderen met heel zware zorgnoden, maar toch heb ik meestal het gevoel dat ik ze allemaal kan helpen. Dat komt voor een stuk doordat ik acht leerlingen in mijn klas heb, terwijl dat er in een gewone school meer dan twintig zijn.
Van Damme: Hoe dan ook is het een illusie om te denken dat je al je leerlingen even goed kunt bedienen. Als je jobtevredenheid daarvan afhangt, zul je altijd gefrustreerd zijn. Al wil ik daarmee zeker niet zeggen dat je de lat lager moet leggen of dat je je niet meer om alle leerlingen hoeft te bekommeren. Wel moet je jezelf als leerkracht een beetje beschermen door een pragmatischere houding aan te nemen.
Asselman: Mijn grootste angst is dat er een categorie leerlingen zal ontstaan die achter in de klas zit en niet meer geholpen wordt. Vandaar dat ik zo enthousiast ben over het voorstel om te investeren in onderwijsassistenten, die leerkrachten in de klas kunnen ondersteunen.
Lode Govers (leerkracht Nederlands en Frans): Zelfs met die hulp zullen we niet elke leerling die het een of andere label heeft op zijn wenken kunnen bedienen. Toch is dat wat van ons wordt verwacht, want scholen beschouwen leerlingen en hun ouders tegenwoordig als klanten. Dienen zich tijdens een opendeurdag mensen aan met een kind met zorgnoden, dan zegt de directie: ‘U hebt een probleem? Kom maar binnen, wij lossen dat wel voor u op.’
Evie De Coene (leerkracht LO): De invoering van het M-decreet, waardoor veel leerlingen met zware zorgnoden in het gewoon onderwijs terecht zijn gekomen, heeft daar zeker geen goed aan gedaan.
Van Damme: Het M-decreet heeft zelfs een ravage aangericht in het onderwijs. Jarenlang heeft de Vlaamse inclusiebeweging zwaar gelobbyd voor de invoering van inclusief onderwijs. Tot op vandaag gebruiken ze daarbij het VN-verdrag over de rechten van personen met een handicap als stok achter de deur. Het gevolg is dat er in Vlaanderen een radicale variant van het inclusiedenken ingang heeft gevonden. Dat resulteerde uiteindelijk in het M-decreet, dat te snel en met te weinig middelen is ingevoerd. De politiek onderschat nog altijd de impact daarvan. In naam van heilige principes heeft men tienduizenden leerkrachten iets opgedrongen wat het systeem simpelweg niet kon dragen en dat heeft tot een algemeen gevoel van mislukking geleid. Dat verwijt ik de inclusiebeweging nog altijd.
Henk Daels (leerkracht buitengewoon secundair onderwijs): Dat heeft ook grote gevolgen gehad voor het buitengewoon onderwijs.
Van Damme: Het buitengewoon onderwijs is een van de parels van ons onderwijssysteem. Daar hadden we inderdaad zorgvuldiger mee moeten omspringen.
Daels: Tot op vandaag schreeuwt het buitengewoon onderwijs om meer geld zodat alles weer vlot kan worden getrokken.
Van Damme: Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) heeft er ondertussen wel wat extra middelen in geïnvesteerd, maar ik denk dat hij wil vermijden als ‘minister van exclusie’ weggezet te worden.
Mijn grootste angst is dat er een categorie leerlingen ontstaat die achter in de klas zit en niet meer geholpen wordt.
Alex Asselman, leerkracht Engels
Naast kinderen met speciale zorgnoden zitten in Vlaamse klassen ook heel wat leerlingen met een andere thuistaal dan het Nederlands.
Van Damme: Dat heeft Vlaanderen voor een stuk aan zichzelf te danken. In andere West-Europese landen werd al veel sneller een duidelijk beleid uitgetekend om de taalverwerving van nieuwkomers te bevorderen. Dat wij daar te lang mee hebben gewacht, zie je vandaag in de statistieken: in vergelijking met de rest van Europa hebben wij opvallend veel ouders met een migratieachtergrond van de derde of vierde generatie die thuis geen Nederlands spreken. Het onderwijs betaalt dus de prijs voor het feit dat Vlaanderen decennialang heeft nagelaten om een verstandig beleid te voeren op het vlak van migratie en inburgering.
Ria Veris (leerkracht kleuteronderwijs): Ik geef les in Lint, waar een van de oudste asielcentra van ons land is gevestigd. 7 van mijn 23 kleuters hebben een migratieachtergrond, van Afrika tot Azië en Oekraïne. De meesten spreken thuis geen Nederlands en sommigen hebben heel traumatische dingen meegemaakt. Ik moet dus ook veel tijd uittrekken om hen op hun gemak te stellen.
Nickhail Popelier (OKAN-leerkracht): Bij ons in het OKAN-onderwijs (onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers, nvdr.) hebben we heel wat leerlingen uit Afghanistan en ook veel niet-begeleide minderjarigen. Sommigen zijn nooit eerder naar school geweest en moeten nog gealfabetiseerd worden. Toch wordt van ons verwacht dat wij hen in één jaar zo veel bijbrengen dat ze hun weg kunnen vinden in ons land. Dat baart mij echt zorgen.
Van Damme: Anderstalige leerlingen zouden een intensief traject moeten doorlopen waardoor ze in relatief korte termijn voldoende kennis van het Nederlands verwerven om een succesvolle schoolcarrière aan te vatten. Maar vooral bij progressieve partijen is daar veel weerstand tegen omdat zij dat als een vorm van segregatie of zelfs apartheid beschouwen. Het gevolg is wel dat we kinderen ertoe veroordelen om te blijven aanmodderen en keer op keer te mislukken.
Dirk Van Damme: ‘Herwaardeer het Standaardnederlands in het onderwijs’
Ellick Geeroms (leerkracht bouwkunde): Leerlingen die het Nederlands nog niet genoeg beheersen, hebben ook problemen met andere vakken. Snappen ze de opdracht niet, dan kunnen ze bijvoorbeeld geen wiskundeoefeningen maken. Natuurlijk moet sterk worden ingezet op taalverwerving, maar zou het geen idee zijn om hun ondertussen af en toe uitleg te geven in een taal die ze beter begrijpen? Anders lopen ze voor álle vakken achterstand op.
Van Damme: Dat is een heel delicate politiek discussie. Vooral voor de N-VA is het onbespreekbaar om andere talen – of dat nu de thuistaal of Engels of Frans is – op school toe te laten. Zelf ben ik daar nogal pragmatisch in. Wanneer je als leraar merkt dat je verder komt door een andere taal te gebruiken om een basis te leggen, waarom dan niet? Al ben ik het er wel mee eens dat de nadruk op het Nederlands moet blijven liggen omdat we anders snel op een hellend vlak dreigen terecht te komen.
Cathy Lecoutre (leerkracht geschiedenis): Zorgwekkend is dat ook de taalbeheersing van leerlingen zonder migratieachtergrond achteruitgaat. Volgens mij komt dat onder meer doordat we onze instructietaal in de loop der jaren steeds meer hebben moeten vereenvoudigen. Als je in de klas nooit moeilijke woorden gebruikt, dan leren veel leerlingen die ook niet.
‘Het resultaat van vijf jaar Ben Weyts? Het onderwijs is als de dood voor vernieuwing’
Geeroms: Wat me ook opvalt, is dat de meeste leerlingen het heel moeilijk vinden om mijn cursus samen te vatten en er de essentie uit te distilleren. Zelfs in een zesde jaar in de doorstroomfinaliteit (het vroegere aso, nvdr) die ze op het hoger onderwijs moet voorbereiden.
Van Damme: Dat komt doordat de focus van ons taalonderwijs zo’n twintig jaar geleden van klassieke taaldidactiek naar communicatie is verschoven. Dat heeft grote gevolgen. Als je de structurele kenmerken van een taal niet beheerst, kun je niet begrijpend lezen en ben je ook niet in staat om goede samenvattingen te maken. Er zou weer veel meer aandacht naar grammatica en zinsontleding moeten gaan.
Sara Berckmans (leerkracht lager onderwijs en docent lerarenopleiding): Dat zo veel leerlingen en studenten niet goed meer kunnen plannen en samenvatten, heeft volgens mij ook te maken met de digitalisering. We beginnen daar nu pas de effecten van te zien.
Het is echt niet zo dat alle jonge leerkrachten openstaan voor advies. Sommigen gedragen zich alsof ze alle wijsheid al in pacht hebben.
Cathy Lecoutre, leerkracht geschiedenis
Ondertussen blijft het lerarentekort voor grote problemen zorgen. Onlangs nog bleek dat een kwart van de leerkrachten het onderwijs binnen de vijf jaar weer verlaat.
Berckmans: Zelf heb ik het geluk gehad dat ik meteen na mijn afstuderen een eigen klas kreeg in een school waar veel ruimte is voor communicatie en overleg. In veel andere scholen verwachten ze van startende leerkrachten dat ze meteen alles zelf kunnen en zo weinig mogelijk vragen stellen.
Van Damme: Ik word echt boos van de manier waarop jonge mensen in het onderwijs moeten starten. Daarom stellen we met de commissie onder meer een inductiejaar voor, waarin starters intensief worden begeleid en ondersteund. De vaste benoemingen hebben we – ondanks de politieke druk – behouden, maar een aantal privileges moet wel worden teruggedrongen. Vandaag mag een vastbenoemde leraar, bijvoorbeeld, een paar jaar iets anders gaan doen terwijl zijn benoeming op hem blijft wachten. Ondertussen moeten starters in twee, drie of zelfs vier scholen werken om een volledige lesopdracht samen te kunnen te sprokkelen. Waanzin vind ik dat. Wie vastbenoemd is, krijgt doorgaans ook de gemakkelijkste uren en klassen, terwijl de anderen het doorgaans met de restjes moeten doen.
De Coene: Tegenwoordig is dat echt de regel niet meer. Leerkrachten die net zijn afgestudeerd stellen vaak allerlei eisen en meestal worden die ook ingewilligd. De directie wil hen zo graag houden dat ze echt worden gesoigneerd.
Veris: En vinden ze dichter bij huis ander werk, dan vertrekken ze gewoon midden in het schooljaar.
Lecoutre: Het is ook echt niet zo dat alle jonge leerkrachten openstaan voor advies. Sommigen gedragen zich alsof ze alle wijsheid al in pacht hebben.
Vorige maand trokken duizenden leerkrachten de straat op om te protesteren tegen het rapport van de Commissie van Wijzen. Bent u daarvan geschrokken, meneer Van Damme?
Van Damme: Helemaal niet. Wel heb ik me verbaasd over de manier waarop de onderwijsvakbonden sommige punten uit het rapport voorstellen. Ze doen, bijvoorbeeld, alsof de invoering van een 38-urige werkweek zou betekenen dat leerkrachten allemaal 38 uur op school moeten zijn. Dat is helemaal niet zo. De essentie van het rapport is net dat we scholen en leerkrachten meer ruimte en mogelijkheden willen geven.
De Coene: Als ondervoorzitter van ACOD Onderwijs Oost-Vlaanderen voel ik me toch wel aangesproken. Ik zeg zeker niet dat alles wat in uw rapport staat slecht is, maar ik vind het onaanvaardbaar dat het te nemen of te laten is. Er staat haast letterlijk in dat het plan in zijn geheel moet worden overgenomen en dat er niet aan cherrypicking mag worden gedaan.
Van Damme: Wat we bedoelen, is dat de voorstellen in het rapport niet los van elkaar kunnen worden gezien. Er was veel politieke druk om nog voor het eind van de regeerperiode een paar voorstellen te realiseren, maar met de commissie vonden we het bijzonder onverstandig om alleen het laaghangende fruit te plukken en de moeilijkere voorstellen op de lange baan te schuiven. De boodschap om niet aan cherrypicking te doen, is dus in de eerste plaats voor het beleid bestemd en niet zozeer voor de scholen en leerkrachten. Achteraf gezien hadden we dat beter anders geformuleerd, want die passage is – zoals vandaag weer eens blijkt – helemaal verkeerd begrepen.
Gezocht: 50 leerkrachten voor De Leraarskamer van Knack 2024-2025
Of het nu over het lerarentekort, de nieuwe minimumdoelen, de lerarenopleiding, de vaste benoeming of centrale toetsen gaat, tegenwoordig heeft iederéén een mening over het onderwijs.
Al te vaak vergeten we daarbij te luisteren naar degene die als geen ander weet hoe het in Vlaamse klaslokalen toegaat: de leerkracht. Daar wil Knack verandering in brengen.
Met de steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij stellen we daarom in het nieuwe schooljaar niet één maar vijf leraarskamers samen.
Daarvoor selecteren we in elke Vlaamse provincie tien leerkrachten. Zij komen drie keer per schooljaar samen om zich over een belangrijk onderwijsthema te buigen en geven tussendoor in Knack hun mening over de onderwijsactualiteit.
Iets voor u?
Stel u kandidaat voor De Leraarskamer 2024-2025 op Knack.be/oproepleraarskamer.
Dirk Van Damme
1956: Geboren in Gent.
Professor onderwijskunde.
2000-2003: Algemeen directeur Vlaamse Interuniversitaire raad (VLIR).
2004-2008: Kabinetschef van Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (Vooruit).
2008-2021: Hoofd van het Centre for Educational Research and Innovation en senior counsellor van het Directorate for Education and Skills van de OESO.
Sinds 2021: Onafhankelijk consultant.