De Leraarskamer van Knack: ‘Leerlingen straffen zichzelf altijd harder dan ikzelf zou doen’

© Kathleen Defever, Alex Asselman, Nickhail Popelier, Fred Colman en Cathy Lecoutre (vlnr.).
Ann Peuteman

De tijd dat scholieren in de hoek moesten staan of tientallen bladzijden straf moesten schrijven ligt ondertussen wel achter ons. ‘We straffen tegenwoordig zo weinig mogelijk’, klinkt het in De Leraarskamer van Knack. ‘Moet het toch, dan laten we leerlingen vaak zelf hun straf kiezen.’

Van driftige kleuters tot jonge pestkoppen en baldadige tieners: uit allerlei onderzoeken blijkt dat leerkrachten steeds vaker met probleemgedrag worden geconfronteerd. Hoe daarop wordt gereageerd, verschilt van school tot school en van leraar tot leraar. Al ligt de nadruk vandaag haast in elke klas meer op belonen dan op bestraffen. Is straffen nog wel van deze tijd? En welke sancties hebben echt effect? We vroegen het aan de leden van De Leraarskamer van Knack.

Wanneer straffen jullie een leerling?

Jo Smets (leerkracht lager onderwijs): Het komt weleens voor dat ik een leerling die te luidruchtig is vijf minuten uit de groep zet, maar straffen doe ik eigenlijk nooit.

Cathy Lecoutre (leerkracht geschiedenis): Ik doe dat ook zelden. Mijn grenzen zijn duidelijk afgebakend, maar ze zijn ook breed. Dreigt een leerling erover te gaan, dan kan hij zich altijd nog herpakken. En elke les begint iedereen weer met een schone lei.

Nickhail Popelier (OKAN-leerkracht): Ik hoef mijn leerlingen ook niet vaak te straffen. Dat komt voor een stuk doordat degenen die de schoolregels flagrant overtreden meestal meteen bij onze opvoeders terechtkomen. Daarnaast hangt veel af van de manier waarop je als leerkracht met je leerlingen omgaat. Daarbij is authenticiteit cruciaal. Je kunt echt wel gezag hebben zonder autoritair te zijn en je kunt ook respect krijgen zonder amicaal met je leerlingen om te gaan.

Lieselotte Theunynck (leerkracht lager onderwijs): Door een goede klassfeer te creëren, probeer ik ervoor te zorgen dat ik geen straffen hoef uit te delen. Wanneer je de hele tijd je best moet doen om ongewenst gedrag te voorkomen of onder controle te houden, ben je aan het eind van de dag kapot. Daarom zet ik sterk in op het belonen van positief gedrag.

‘Soms stapelen de ergernissen zich sneller op dan anders. Straffen is meestal een emotionele reactie.’ (Sara Berckmans)

Farah Zannouri (leerkracht kleuteronderwijs): Bij ons worden verschillende methoden gebruikt om positief gedrag te bevorderen. Kleuters die zich goed gedragen worden beloond met lof, erkenning of kleine prijzen, zoals stickers of parels. Doet er zich in de klas toch ongewenst gedrag voor, dan is het belangrijk dat we de kleuters helpen begrijpen waarom dat niet oké is.

Ria Veris (leerkracht kleuteronderwijs): Kleuters reageren vaak impulsief en beschikken nog niet over de taal om hun emoties en ongenoegens uit te drukken. Daarom uiten ze zich vaak op een ongepaste manier, bijvoorbeeld door andere kinderen pijn te doen of hun werkjes stuk te maken. Uiteraard krijgen ze dan een berisping of een waarschuwing. Helpt dat niet, dan wordt de kleuter in kwestie even uit de groep verwijderd. Nadien volgt dan een gesprek over het incident.

Farah Zannouri en Ria Veris
Farah Zannouri en Ria Veris © Rebecca Fertinel

Sara Berckmans (leerkracht lager onderwijs): Positief gedrag aanmoedigen werkt altijd beter dan straffen. Kinderen en jongeren zijn tegenwoordig ook minder gevoelig voor straffen. Een straf lokt vaak een machtsstrijd uit die zowel de goede band tussen mij en mijn leerlingen als hun motivatie onderuithaalt. Hoe beter de band is die ik met een leerling heb, hoe minder ‘moeilijk gedrag’ hij vertoont. Al is het in de praktijk niet evident om elke dag evenveel geduld op te brengen. Soms stapelen de ergernissen zich sneller op dan anders. Zeker in het basisonderwijs, waar je de hele dag met dezelfde leerlingen doorbrengt. Soms is een kleine overtreding dan de druppel die de emmer doet overlopen. In mijn ogen is straffen meestal een emotionele reactie.

Theunynck: Voor je begint te straffen of te belonen, is het in elk geval heel belangrijk dat de kinderen weten aan welke regels ze zich in de klas, in de gang, op de speelplaats of in de refter moeten houden. Aangezien ik in de derde graad van de lagere school lesgeef, probeer ik hen mee verantwoordelijk te maken voor hun eigen gedrag. Daarom laat ik mijn leerlingen, met enige bijsturing, zelf de regels opstellen.

Lode Govers (leerkracht Nederlands en Frans): Aan het begin van het schooljaar proberen veel leerkrachten samen met hun leerlingen klasafspraken te maken. Vaak worden dan lege zinnen opgeschreven, zoals ‘we zijn respectvol tegenover elkaar’. Maar wat betekent dat concreet? Dat leerlingen het antwoord op een vraag niet mogen roepen zonder hun vinger op te steken? Dat ze geen grapjes mogen uithalen met de leerkracht? Die grenzen zijn veel minder duidelijk dan vroeger.

Katleen Defever (leerkracht buitengewoon onderwijs): Een tijd geleden had ik een leerling in de klas die af en toe uitbarstingen kreeg. Dan kon hij op een rustige plek gaan zitten en mocht hij de klas weer binnenkomen als hij wat was gekalmeerd. Maar telkens als hij dat rustbankje níét nodig had, kreeg hij één punt voor de hele klas. Die punten konden de leerlingen dan inwisselen voor een minuut vrije computertijd. Het gevolg was dat de andere leerlingen hem op een heel positieve manier stimuleerden. Ik geloof echt dat je veel kunt bereiken door in je klas teamgeest te creëren.

Henk Daels: (leerkracht buitengewoon onderwijs): Om ongewenst gedrag te stoppen, volstaat het meestal om te luisteren, geduld te hebben of een waarschuwing te geven. Maar onlangs gooide iemand een bommetje in een groep leerlingen die onder het afdak stonden. Gevolg: tijdelijke gehoorschade, paniek en een leerling met een hoofdwonde. Zoiets kun je natuurlijk niet met een gesprekje oplossen.

Welke straffen delen jullie uit als het echt de spuigaten uitloopt?

Evie De Coene (leerkracht lichamelijke opvoeding): Als ik leerlingen straf, is dat meestal om hun een andere attitude aan te leren. Vergeten ze bijvoorbeeld hun turnkledij, dan trek ik twee punten af. Na vijf keer hebben ze dus een nul op tien. Storend gedrag bestraf ik met een extra opdrachtje. Uitzonderlijk straf ik ook weleens een hele klas wanneer er tijdens mijn uitleg te veel wordt gebabbeld of als de leerlingen zich niet aan de spelregels houden. Dan moeten ze bijvoorbeeld een extra rondje lopen. Zo laat ik hen ook nadenken over hun gedrag.

Alex Asselman (leerkracht lager onderwijs): Twee jaar geleden heb ik ook eens een hele klas moeten straffen toen een paar leerlingen letterlijk met vuur hadden gespeeld. Zodra ik de klas binnenstapte, rook ik een zware brandlucht. Ik heb de leerlingen eerst nog de kans gegeven om eerlijk te zijn, maar ze waren zo in paniek dat ze allemaal zwegen. Daarom heb ik hen allemaal gestraft: ze moesten in de klas blijven tot duidelijk werd wie verantwoordelijk was.

Berckmans: Belangrijk is wel dat er na een straf altijd een gesprek met de leerkracht volgt. Vaak komt de oorzaak voor dat gedrag dan ook naar boven. Dan blijkt bijvoorbeeld dat de leerling in kwestie het thuis moeilijk heeft of dat hij slecht heeft geslapen.

Daels: Ik kies in eerste instantie voor negeren, verplicht in gesprek gaan of een nota in de klasagenda. Als ze echt een grens overschrijden, wordt dat met de collega’s of de leerlingenbegeleiders besproken. Op schoolniveau wordt een wirwar aan straffen en maatregelen opgelegd. Vaak een beetje à la tête du client. Doordat er op dat vlak geen duidelijke structuur in het schoolreglement zit, worden hardleerse leerlingen in mijn ogen te veel gepamperd.

Fred Colman (leerkracht PAV): Bij schabouwelijk gedrag krijgen leerlingen bij ons op school eerst een mondelinge waarschuwing, daarna een nota in hun agenda en dan een time-out. Wanneer niets helpt, komen ze bij de directie terecht. De meesten van die leerlingen herhalen dat traject een keer of tien. Hun ouders worden ondertussen ook opgetrommeld om afspraken te maken. Uiteindelijk draaien ze bij of verlaten ze soms de school. Dan wordt ons ‘probleem’ dus naar een andere school doorgeschoven, zoals dat ook omgekeerd gebeurt. Na een halfjaar in het onderwijs kan ik al niet meer tellen hoeveel lesuren ik hoogstens een kwartier heb kunnen lesgeven omdat ik het papierwerk in orde moest maken om iemand de klas uit te zetten. Op den duur moet je kiezen: de orde in je klas bewaren of lesgeven.

Asselman: Wanneer ik leerlingen straf – wat ik echt niet vaak doe – laat ik hen zelf een voorstel doen. Ze moeten dan nadenken over een straf die ze gepast vinden voor het gedrag dat ze hebben gesteld. ’s Avonds verwacht ik dan een bericht met hun antwoord. Gaan ze daar niet op in, dan bepaal ík de strafmaat. Opvallend is wel dat leerlingen zichzelf altijd veel harder straffen dan ik zou doen. Maar wie ben ik om hen tegen te spreken?

Popelier: Het kan inderdaad een goed idee zijn om leerlingen inspraak te geven in de straf die je hen oplegt. Zoals die keer dat ik een jongen op een nieuwe lestafel zag tekenen. Ik reageerde ontzet. Vooral omdat we na lange tijd in lamentabele omstandigheden te hebben moeten lesgeven eindelijk een gloednieuwe school hadden. Toen ik dat aan die leerling uitlegde, schrok hij en excuseerde hij zich. Toch kon ik het daar niet bij laten en dus vroeg ik hem hoe hij het wou goedmaken. Na wat nadenken, stelde hij voor om zijn tafel zelf af te wassen. ‘Goed idee’, zei ik. ‘Als je ook alle andere tafels poetst, spreken we er niet meer over.’ Het gevolg is dat álle leerlingen de tafels nu in ere houden.

Lees hier alles over De Leraarskamer van Knack.

Partner Content