‘Zonder Google Earth weten leerlingen niet eens waar de Schelde ligt’
Wordt er in het Vlaamse onderwijs te veel nadruk gelegd op het aanleren van vaardigheden en te weinig op theoretische kennis? ‘Het een kan niet zonder het ander’, klinkt het in het onderwijspanel van Knack.
Vlaamse leerlingen krijgen veel minder theoretische kennis mee dan vroeger. Daar zijn zo goed als alle leerkrachten uit ons onderwijspanel het over eens. Vooral voor wiskunde, taalvakken en geschiedenis zouden scholieren een pak minder uit het hoofd moeten leren dan de generaties voor hen. Zo hoeven kinderen en jongeren niet meer van buiten te kennen waar de grote Europese rivieren stromen en wanneer de middeleeuwen begonnen. Ook maaltafels en wiskundige formules hoeven ze in veel gevallen niet meer te kunnen opdreunen. Er gaat ook niet zoveel aandacht meer naar het inoefenen – of ‘drillen’ zoals onze leerkrachten dat noemen – van de theorie die ze wel nog meekrijgen. Dat komt doordat de nadruk in de loop der jaren steeds meer is verschoven naar het aanleren van vaardigheden.
Hoewel de meeste leerkrachten uit ons panel het een goede zaak vinden dat hun leerlingen wat ze leren in de eerste plaats moeten kunnen toepassen, wijzen ze er wel op dat alles onvermijdelijk begint met een stevige theoretische basiskennis. Ze moeten met andere woorden eerst de theorie kennen voor ze daar in de praktijk mee aan de slag kunnen gaan. ‘Over het algemeen zijn de scholieren van vandaag op dat vlak te weinig gewapend’, zegt leerkracht Hans Verbrugghe. ‘Door een gebrek aan kennisoverdracht en dril is hun parate kennis niet groot genoeg.’
Leerlingen willen tegenwoordig weten waaróm ze iets uit het hoofd moeten leren.
Volgens het panel is het heel belangrijk dat op een degelijke en wetenschappelijk onderbouwde manier wordt nagegaan welke kennis kinderen en jongeren echt moeten meekrijgen. Zowel als basis voor het aanleren van vaardigheden als voor hun verdere leven. Sommigen noemen de nieuwe eindtermen alvast hoopgevend, want daarin wordt weer meer nadruk op theoretische kennis gelegd. Haast iedereen vindt dat men naar een goed evenwicht tussen kennisoverdracht en het aanleren van vaardigheden moet streven.
Een opvallende bedenking die een aantal leerkrachten maakt, is dat hun leerlingen er niet zo gemakkelijk meer toe kunnen worden bewogen om theoretische kennis aan te nemen en in te studeren. Steeds vaker willen ze weten waarom ze iets moeten leren en wat ze daar later mee kunnen doen.
Saskia Van Lanckere (leerkracht maatschappelijke vorming en STEM): ‘In de nieuwe leerplannen staat niet dat leerlingen breuken, procenten, het omzetten van meter naar kilometer of zelfs de maaltafels van buiten moeten kennen. Dus geven we ze bij toetsen en examens hulpkaarten waarop stappenplannen staan om de oefeningen te kunnen oplossen. Maar wie heeft in het dagelijks leven spiekbriefjes op zak om berekeningen te kunnen maken?’
Freya Dawoud (leerkracht wiskunde): ‘Als ik de vragen van toetsen die ik jaren geleden gaf vandaag bekijk, stel ik vast dat mijn leerlingen ze niet meer zouden kunnen oplossen. Daarvoor zijn die oefeningen te moeilijk en te theoretisch.’
Hans Verbrugghe (leerkracht Nederlands, geschiedenis en aardrijkskunde): ‘Aardrijkskunde, dat eigenlijk een klimaatvak is geworden, valt inhoudelijk haast niet meer te herkennen. Algemene kennis – waar Europese landen, steden en rivieren liggen, bijvoorbeeld – is volledig overboord gegooid. Leerlingen worden alleen nog verondersteld om milieucases op te lossen aan de hand van beeldmateriaal en informatie die ze op websites vinden. Ik vrees dat we op termijn Amerikaanse toestanden zullen krijgen, waarbij jonge mensen steden en landen alleen nog zullen kunnen situeren als ze een tool als Google Earth mogen gebruiken.’
Aileen Debusscher (leerkracht Nederlands en geschiedenis): Kinderen die in het eerste jaar secundair onderwijs in mijn klas terechtkomen, hebben in de lagere school vaak amper de kennis verworven waaruit ik moet kunnen vertrekken om ze vaardigheden aan te leren. Zo werk ik vaak met bronnenmateriaal dat de leerlingen kritisch moeten analyseren. Daarvoor moeten ze zich natuurlijk kunnen baseren op kennis die ze eerder uit het hoofd hebben geleerd. Is het een geschreven of een ongeschreven bron? In welke eeuw valt het jaar 512? Welke periode is dat? Die vragen kunnen ze maar moeilijk beantwoorden.’
Jan Toremans (leerkracht klassieke talen): ‘In het talenonderwijs dat ik aan het eind van de twintigste eeuw zelf als leerling heb gehad, werd grammaticale kennis overschat ten nadele van het inoefenen van vaardigheden. Maar als leerkracht heb ik de slinger in de andere richting zien doorslaan: expliciete instructie van grammatica werd verketterd omdat taalverwerving een zaak van spontaan en natuurlijk leren zou moeten zijn. Ondertussen is gebleken welke rampzalige gevolgen dat voor een hele generatie heeft.’
Maak kennis met De Leraarskamer van Knack.
De Leraarskamer 2022-2023
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier