De Antwerpse Leraarskamer: ‘Tegenwoordig staan er mensen voor de klas die niet eens foutloos kunnen schrijven’
Zijn nieuwe leerkrachten wel genoeg gewapend om les te geven? ‘Iederéén denkt dat hij of zij voor de klas kan staan en dat haalt het niveau danig naar beneden’, klinkt het in de Antwerpse Leraarskamer van Knack.
Deze week komen de vijf provinciale Leraarskamers van Knack voor de tweede keer samen. Allemaal hebben ze het over hetzelfde thema: het lerarenberoep. Wat maakt hun job (on)aantrekkelijk? Zijn ze tevreden over hun loon? Moet het leerkrachtenstatuut worden gemoderniseerd?
In het Sint-Jozefcollege in Turnhout schoof de Antwerpse Leraarskamer aan voor een bevlogen rondetafelgesprek onder leiding van Jan Toremans, leerkracht klassieke talen en lid van de Leraarskamer 2022-2023. Ze hadden het onder meer over de voor- en nadelen van vaste benoemingen en over het belang van een degelijke opleiding.
Zijn jullie destijds goed voorbereid en met realistische verwachtingen in het onderwijs gestapt?
Sara Rabaut (kleuterleerkracht): In mijn opleiding werd erg gefocust op vakdidactiek en de administratieve kant van de job. Pas achteraf besefte ik ook hoezeer er van doorsnee kleuters werd uitgegaan. Daardoor was ik, bijvoorbeeld, niet voorbereid op een klas vol anderstalige kinderen. In de lerarenopleiding hadden ze me geleerd hoe ik heel leuk uit een prentenboek kon voorlezen, maar niet wat ik moest aanvangen met kleuters die niet eens de titel begrepen. Ondertussen ben ik aan mijn vierde schooljaar bezig, maar nog altijd stoot ik haast dagelijks op problemen waarvan ik niet weet hoe ik ze moet oplossen.
Roxanne Cox (leerkracht kunstvakken): In de lerarenopleiding zou nog veel meer ruimte moeten worden gemaakt voor praktijkervaring. Zelf heb ik vooral veel van mijn stages geleerd. Doordat ik in heel verschillende scholen stage heb gelopen, leerde ik onder meer wat het betekent om les te geven aan anderstaligen of aan kinderen die veel zorg nodig hebben. Dat zou elke leerkracht in opleiding moeten ervaren.
Brigitte Beeckman (leerkracht Frans): Ik heb al mijn stages in mijn eigen klas gedaan. Dat komt omdat ik nogal onverwacht in het onderwijs ben gerold. In de school waar ik bij de boekhouding werkte, vonden ze maar geen leerkracht Frans. Omdat Frans mijn moedertaal is, vroeg de directie me of ik geen les wou geven. Achteraf gezien ben ik daar heel dankbaar voor, want ik sta ontzettend graag voor de klas. Maar toen ik eraan begon, was ik er totaal niet voor opgeleid en had ik ook geen ervaring. Het leek me dan ook verstandig om me in te schrijven voor een LIO-traject, een lerarenopleiding die je kunt volgen als je al lesgeeft. Daar heb ik veel geleerd wat me houvast kon bieden, maar ook praktijken die je onmogelijk in de klas kunt toepassen. Onze docent klasmanagement, bijvoorbeeld, leerde ons het stiltegebaar aan. Daarbij moet je je hand omhoogsteken en vervolgens wachten tot al je leerlingen dat ook doen. Pas dan mag je aan de les beginnen. Als ik dat in mijn klas zou proberen, kom ik helemaal niet meer aan lesgeven toe. (lacht)
‘In mijn opleiding werd sterk uitgegaan van doorsnee kleuters. Daardoor was ik niet voorbereid op een klas vol anderstalige kinderen.’
Sara Rabaut, kleuterleerkracht
An Grietens (leerkracht zorg): Toch kun je niet zonder opleiding. Nooit vergeet ik de eerste les die ik elf jaar geleden als zij-instromer gaf. Ik begon gewoon te vertellen vanuit de expertise die ik in de zorg had opgedaan. Achteraf kwamen de leerlingen me zeggen dat ze het een ongelooflijk toffe les hadden gevonden omdat ik zo goed wist waarover ik sprak. Dat was natuurlijk vleiend, maar ik begreep al snel dat ik zo niet verder kon gaan. Anders zouden we nog niet de helft van alle leerstof kunnen zien. Ik ben ervan overtuigd dat mijn praktijkervaring een grote meerwaarde is, maar ik heb wel moeten leren hoe ik die kennis op mijn leerlingen kan overbrengen.
De voorbije jaren zijn heel veel zij-instromers in het onderwijs gestapt. Vinden jullie dat een positieve evolutie?
Rafaël Vossen (leerkracht vijfde leerjaar): Laten we niet vergeten dat er al langere tijd een probleem is met de instroom in de lerarenopleiding. Het zijn doorgaans niet de beste studenten die zich daarvoor inschrijven en vaak is het ook hun tweede keuze. Door het lerarentekort zijn er nu inderdaad ook veel zij-instromers bijgekomen, die in veel gevallen nog geen opleiding hebben gevolgd. Een leerkracht die Frans als moedertaal heeft, zoals Brigitte, lijkt me in het secundair onderwijs een grote meerwaarde. Maar veel anderen hebben geen werkervaring die hen in het onderwijs kan helpen. Heb je altijd in de verzekeringssector gewerkt, dan ben je daar niet veel mee als je begint les te geven in een lagere school. Het gevolg is dat er in het basisonderwijs soms mensen voor de klas staan die de hele tijd fouten op het bord schrijven, niet genoeg wiskunde kennen en slecht Frans spreken. Ik vrees echt dat het niveau daardoor naar beneden wordt gehaald.
Rabaut: En dat onze opleiding aan waarde inboet. Tegenwoordig lijkt het alsof directies iedereen die ze kunnen vinden voor de klas proberen te zetten. Die mensen moeten zich dan maar uit de slag trekken. Als collega wil ik die zij-instromers natuurlijk wel bijstaan, maar daar gaat op den duur wel erg veel tijd aan op. Terwijl ik natuurlijk ook mijn eigen klas heb.
Michaël Marek (leerkracht beeld): Een tijd geleden hadden wij een leerkracht wiskunde nodig. Omdat er niemand werd gevonden, haalden ze een gepensioneerde leraar uit Nederland. Hij ging heel fijn met de leerlingen om, maar in Nederlandse scholen wordt wel anders lesgegeven dan bij ons. Zo gebruikte hij in de les de hele tijd YouTube-filmpjes om de leerstof uit te leggen.
Elke Bertels (leerkracht Engels en aardrijkskunde): Het probleem is dat iederéén lijkt te denken dat hij of zij les kan geven. Valt hun job in een andere sector tegen, dan komen mensen het gewoon in het onderwijs proberen. En starten ze met een lerarenopleiding, dan kunnen ze al na een jaar een diploma hebben terwijl ik daar drie jaar voor heb moeten studeren. Hoe goed die trajecten ook in elkaar zitten, in één jaar kun je nooit evenveel leren als in drie jaar.
‘De directie haalde me weg bij de boekhouding en zette me voor de klas.’
Brigitte Beeckman, leerkracht Frans
Door het lerarentekort wordt er in het onderwijs nu ook wat vaker gejobhopt. Komen meer leerkrachten daardoor in een school terecht die echt bij hen past?
Maaike Bultinck (leerkracht vijfde leerjaar): Na twintig jaar heb ik vorig jaar in september de stap durven te zetten om mijn vertrouwde school, waar ik me niet goed meer voelde, achter me te laten. Ik ben nog altijd heel blij dat ik dat heb gedaan, maar binnenkort sta ik wel voor een moeilijke beslissing: geef ik mijn vaste benoeming in mijn oude school op of ga ik uiteindelijk terug? Een leerkracht die van school verandert, geeft nu eenmaal een stuk zekerheid op. Je weet niet hoe je carrière verder zal verlopen of welke invloed dat op je pensioen zal hebben.
Chaimae Attiaoui (leerkracht vijfde leerjaar): Als jonge leerkracht wil ik heel graag meer zekerheid en dus hoop ik op een vaste benoeming. Toen ik in september voor het tweede schooljaar op rij in dezelfde school mijn eigen klas kreeg, dacht ik dat ik bijna aan de beurt was. Tot er een nieuwe collega startte die de anciënniteit van haar vorige school mocht meenemen. Het gevolg is dat zij nu vóór mij in aanmerking komt voor een vaste benoeming. Echt demotiverend.
Vossen: Dat begrijp ik heel goed, maar toch zit er ook een goede kant aan het systeem van vaste benoemingen. Anders zou een directeur met wie het niet goed botert je van de ene dag op de andere aan de deur kunnen zetten. Dat heb ik heel goed beseft toen ik een paar jaar geleden zelf overhooplag met de directie van de school waar ik toen werkte.
Bultinck: Ik ben ook niet tegen het systeem, maar een vaste benoeming zou niet aan een school mogen vasthangen. Je zou vastbenoemd moeten worden in het Vlaamse onderwijs. Dan hou je die benoeming gewoon wanneer je overstapt naar een school die beter bij je past. Daar zou iedereen – leerkrachten, directie en leerlingen – baat bij hebben.
De vijf provinciale Leraarskamers van Knack kwamen tot stand met de steun van de Koning Boudewijn Stichting en de Nationale Loterij.
De foto’s van de samenkomsten van de Leraarskamers van Knack worden afwisselend gemaakt door drie veelbelovende fotografiestudenten van het KASK & Conservatorium Gent. Jonathan Verschaeve nam dit keer de Antwerpse Leraarskamer voor zijn rekening.
De Leraarskamer 24-25
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier