Vrije Tribune
‘Beste juffen, wat test deze toets precies: het rekentalent van onze zoon, of onze ondersteuning?’
‘Als opvoeden en onderwijzen ergens op elkaar lijken, dan is het wel hierin: beide zijn een zaak van volharding, verbinding en … vertrouwen. In het kind, en in ieder rondom dat kind’, schrijft een werkende moeder van vier, nadat ze een briefje kreeg van de leerkrachten van haar kind in het eerste leerjaar.
Beste juffen
Gisteren ontving ik van jullie een digitaal briefje met “extra informatie over het automatiseren van de bewerkingen en de splitsingen tot 10.” Ik wist niet dat ik extra info nodig had – rekensommen tot 10 lukken me aardig – maar het ging dus niet over mij.
Het ging over ons zoontje Owen. De zesjarige knul zit bij jullie in het eerste leerjaar. En moet “tegen het einde van het schooljaar” al die sommen “zonder aarzelen en correct” kennen, anders kunnen jullie “geen vlotte rekenstart in het tweede leerjaar garanderen.”
Als ouders vinden we het automatiseren van sommen uiteraard belangrijk. Owen moet, bijna zonder nadenken, het antwoord op eenvoudige rekenopgaven kunnen geven. Dat spreekt vanzelf. Enkel zo wordt de ‘fond’ gelegd voor het verdere denk- en rekenwerk.
Daar helpen we hem, en jullie, graag bij. We schotelen hem te pas en te onpas minnen en plussen voor. In de wagen. In de supermarkt. Tijdens het aankleden. Daarnaast proberen we hem, jullie advies volgend, “minimum 10 minuten per dag” te laten (voor)lezen.
Toegegeven, de plastic bladen met rekenoefeningen die we van jullie krijgen, knippen we veelal pro forma uit. Zodat het lijkt alsof we er intens mee aan de slag zijn gegaan, terwijl we dat rekendoosje waar de kaartjes inkomen nauwelijks opendoen. Dat is dus niet omdat we rekenen onbelangrijk vinden; als bouwkundig ingenieur verdien ik goed mijn boterham met cijfers. We komen er eenvoudigweg niet toe.
Mijn partner en ik werken allebei, zoals het goede Vlamingen betaamt. Daarnaast lopen hier vier kinderen rond. Een vijftienjarige puber, die het weliswaar uitstekend doet op school maar die we terug goede manieren moeten leren. Een twaalfjarige dochter die snel als een blokkentoren een leerachterstand opbouwt, en dus behoorlijk wat ouderlijke ondersteuning vraagt – vooral omdat ze een broertje dood aan school krijgt. En het kleine broertje van Owen heeft helaas een abonnement op dokterskabinetten, omdat zijn immuunsysteem hapert.
Uiteraard hebben we zelf gekozen voor deze gezinsgrootte, en wisten we dat met de hoeveelheid kinderen ook de hoeveelheid zorgen toenemen. We willen ons dus niet verstoppen achter ons gezin. Eerder willen we dat jullie ons gezin wat beter leren kennen.
Want net zoals ons heeft elk gezin zijn verhaal, heeft elk maar zoveel tijd te geef aan de kinderen. Het ideale gezin, waarvan één van de ouders de kinderen van school gaat afhalen, deze een snack aanbiedt alvorens rustig samen door de schoolopdrachten te gaan, bestaat niet (meer). Maar net zoals zovele ouders doen we wel ons stinkende best om te beantwoorden aan dat ideale plaatje.
In jullie brief melden jullie verder dat er “vanaf volgende week op dinsdag een splits-toets en op donderdag een bewerkings-toets” doorgaat. Er wordt daarbij zowel gekeken naar de juistheid en snelheid “waarop uw kind deze toets oplost”. En “indien we merken dat een kind deze soort oefeningen nog niet voldoende (snel) kan, zullen we dit melden.” De toetsen “worden ook verwerkt in het rapport.” Waarvan akte.
Het valt ons op dat jullie hier spreken over kinderen, en niet over leerlingen. Leerlingen zitten op school, kinderen lopen thuis rond. Impliciet geven jullie dus mee dat goed scoren op deze toetsen minstens voor een deel onze ouderlijke verantwoordelijkheid is.
Nu ja, impliciet: de frase “uw kind” is behoorlijk veelzeggend. Owen is dus niet ‘jullie leerling’ die binnenkort meer toetsen krijgt, maar vooral ‘ons kind’. Wat de vraag met zich meebrengt wie of wat hier precies wordt getest: het rekenproces van een leerling, de ondersteuning van de ouders, of beide?
Als jullie vinden dat er bijkomende toetsen nodig zijn, dan stellen we dat als ouders niet in vraag. Jullie zijn professionals, en jullie aanpak loont: de snelheid waarmee leerlingen van het eerste leerjaar leren lezen en schrijven, rekenen en denken is ronduit waanzinnig. Daar bewonderen we jullie voor.
Maar is zo’n test niet in de eerste plaats bedoeld om leerlingen te vinden die extra hulp kunnen gebruiken? En zegt die toets ook niet veel over de kwaliteit van de rekenstimulering in de kleuterjaren, en het effect van het rekenonderwijs in het eerste leerjaar? Is het niet zo, kortom, dat die toetsen vooral voor jullie nuttig zijn om jullie dagelijks rekenaanbod nog beter af te stemmen op de leerlingen?
Een interessant zinnetje uit jullie brief, “we begrijpen dat sommige ouders teleurgesteld reageren op deze aanpak”, doet uitschijnen dat het niet de eerste keer is dat een ouder in zijn pen is gekropen, of hierover een gesprek wenst aan te gaan. Het zinnetje deed me alleszins twijfelen om zelf iets te ondernemen.
We leven dan ook in een tijd waarin ouders voortdurend worden gewezen op hun ‘verpletterende verantwoordelijkheid’, dixit de minister van onderwijs. Alsof ouders niet genoeg met hun kind(eren) bezig zijn. Alsof meer en beter – strikter? – opvoeden het antwoord op alle problemen is. Terwijl we niet mogen onderschatten hoeveel ouders worstelen met een verpletterend gevoel van verantwoordelijkheid.
Helaas voedt jullie briefje het gevoel dat het schoolse slagen van Owen vooral afhangt van ons, zijn ouders. Maar als opvoeden en onderwijzen ergens op elkaar lijken, dan is het wel hierin: beide zijn een zaak van volharding, verbinding en … vertrouwen. In het kind, en in ieder rondom dat kind.
Steeds bereid om hier verder in gesprek over te gaan.
Hartelijke groet
Beau
(*Om privacyredenen zijn in deze bijdrage pseudoniemen gebruikt. De juiste namen zijn bekend bij de redactie.)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier