Jongens zijn beter in wiskunde en wetenschap: ‘Aristoteles vond al dat meisjes niet in staat waren om abstract te denken’

‘Meisjes krijgen impliciet de boodschap dat ze minder goed in wiskunde zijn.’ © Getty Images/Maskot
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Volgens het jongste Timms-rapport scoren meisjes uit het vierde leerjaar beduidend slechter in wiskunde en wetenschappen dan jongens. Nog verrassender is dat die kloof groter lijkt te worden, zegt onderwijssocioloog Mieke Van Houtte (UGent).

‘Dit resultaat vinden we verrassend omdat het vandaag vooral gaat over het jongensprobleem’, zegt Mieke Van Houtte over de betere prestaties van de jongens. ‘Alleen: dat jongensprobleem manifesteert zich vooral in het secundair onderwijs. Jongeren doen het daar beduidend slechter dan meisjes omdat school en je daarvoor inzetten niet cool wordt gevonden binnen de jongenscultuur.’

Maar nog niet zo lang geleden scoorden jongens ook in het secundair onderwijs beter in wiskunde en wetenschappen dan meisjes. Pas vrij recent zien we dat meisjes het in het secundair onderwijs even goed of zelfs beter beginnen te doen.

Waarom scoren jongens hier over het algemeen beter in wiskunde en wetenschappen?

Van Houtte: Dat heeft in de eerste plaats te maken met stereotiep denken. Al dan niet bewust gaan we ervan uit dat jongens beter zijn in die vakken, terwijl meisjes meer aanleg zouden hebben voor taal. Die veronderstelling geven we mee aan de kinderen. Dat begint al heel vroeg, bijvoorbeeld door probleemoplossend gedrag bij jongens meer te stimuleren. Meisjes krijgen zo impliciet de boodschap dat ze daar minder goed in zijn. Dat zorgt dan weer voor een zekere angst en onzekerheid, waardoor ze minder risico zullen nemen en meer op de vlakte blijven.

Meisjes en jongens zijn zich al heel vroeg bewust van de maatschappelijke kijk op  wat ze al dan niet zo zouden kunnen of kennen. Dat zorgt ook voor wat in wetenschap de stereotype threat wordt genoemd: de angst om te beantwoorden aan de stereotypes die er over hun groep bestaan.

Die schrik zorgt er in dit geval voor dat meisjes eerder geneigd zijn om wiskunde en wetenschappen weg te duwen. Ze zullen zich daardoor meer inzetten voor talige vakken, met als gevolg dat ze daar ook beter op presteren.

De Timms-resultaten lijken erop te wijzen dat de kloof met de jongens nog groter wordt.

Van Houtte: Dat vond ik dan weer wel verbazingwekkend. Dat zou erop kunnen wijzen dat die stereotypes weer sterker worden en meer worden doorgeven dan 15 jaar geleden. Als dat de verklaring is, is dat natuurlijk een zorgwekkende evolutie.

Ook opvallend: in onder meer Iran, Jordanië en  Saudi-Arabië scoren meisjes net beter dan jongens in wiskunde en wetenschappen.

Van Houtte: Een mogelijke verklaring is dat dit goed presteren voor deze vakken in die landen veel belangrijker is voor vrouwen omdat het een manier is om financieel onafhankelijk te worden. Om soortgelijke redenen zien we dat vrouwen in bijvoorbeeld India vaker voor STEM-vakken kiezen dan in Scandinavische landen. Die mindere belangstelling in de Scandinavische wereld werd geduid als een gevolg van de hogere welvaart.

In rijke landen hebben vrouwen de luxe om te kiezen wat hen echt interesseert.  Inmiddels weten we dat er meer aan de hand is, en dat ook keuzes in Scandinavische landen mee bepaald worden door stereotypes. Als de maatschappij ervan uitgaat dat je als vrouw minder goed bent in STEM-vakken, ben je meer geneigd om ervan weg te blijven. Het is niet omdat het beleid van een land gendergelijkheid nastreeft dat de algemene attitudes niet nog steeds genderrolbevestigend zijn.

Kunt u, tot slot, vertellen waar die stereotypes precies vandaan komen?

Van Houtte: Dat is een moeilijke vraag. Aristoteles ging er al van uit dat vrouwen biologisch niet in staat waren om abstract te denken. Wat natuurlijk de vraag oproept waarom Aristoteles dat al dacht. Feit is dat dit duale denken over mannen en vrouwen heel lang overeind is gebleven.

Ook toen middelbaar onderwijs voor vrouwen algemeen werd, bleef die opdeling overeind. Het programma van meisjes zag er heel anders uit. De focus lag op huishouden, de andere vakken kregen ze om opvoeder van de kinderen en een gesprekspartner van de partner te kunnen worden.

Fundamenteel was het idee nog altijd dat vrouwen biologisch niet in staat waren om abstract te denken. Dat zorgde ervoor dat ze die abstracte stof niet aangeleerd kregen, wat dat idee natuurlijk alleen nog maar versterkte.   

Lees meer over:

Partner Content