Afschaffing brede eerste graad? ‘Basisvorming is geen eenheidsworst’

Ben Weyts. © Belga
Brecht Castel

De brede eerste graad in het secundair onderwijs moet op de schop, als het van de onderhandelaars van de N-VA afhangt. Het systeem werd in 2019 ingevoerd, maar zou nu weer naar de prullenmand moeten. ‘Dat is een stap in de verkeerde richting.’

In de onderhandelingen voor een nieuwe Vlaamse regering – Diependaele I ? – ligt het onderwijsbeleid op tafel. Aftredend onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) legt zijn nota op tafel, die De Morgen kon inkijken. Opvallend is dat de Vlaams-nationalisten de ‘brede eerste graad’ willen afschaffen. Die hervorming uit 2019 zou dus teruggedraaid worden, als het van de N-VA afhangt.

Of het zover komt, is nog maar de vraag. Die brede eerste graad is uitgedacht door Weyts’ voorganger, Pascal Smet (Vooruit) en de socialisten zitten ook nu aan tafel. De N-VA hekelt de ‘eenheidsworst’ die twaalf- en dertienjarigen voorgeschoteld krijgen, want die zou schoolmoeheid in de hand werken. De N-VA wil terug naar een duidelijke keuze vanaf het eerste jaar middelbaar tussen aso, tso, kso en bso. Knack vroeg Caroline Gennez (Vooruit) om een interview over onderwijs, maar zij vond de timing daarvoor ‘niet opportuun’.

Tobias Frenssen, verantwoordelijke van het expertisecentrum Education & Development (UCLL), wil zich wel uitspreken. Hij kijkt vanuit pedagogisch standpunt kritisch naar de optie om de brede eerste graad weer af te schaffen.

Zorgt de brede eerste graad voor ‘eenheidsworst’?

Tobias Frenssen: De brede eerste graad dient om leerlingen basiskennis en grip op de wereld mee te geven, dat hoeft geen uniforme eenheidsworst te zijn. Hoe het curriculum in de eerste graad wordt ingevuld, verschilt van school tot school en dat is best divers. Natuurlijk moet een basisvorming wel voldoende basis meegeven zodat de eerste graad voor leerlingen een springplank is, zodat ze in hun tweede en derde graad secundair onderwijs gericht een studiekeuze kunnen maken. In de basisvorming ontdekken twaalf- en dertienjarigen wat hen triggert en inspireert, om zich er daarna verder in te verdiepen. De arbeidsmarkt heeft autonome, ondernemende afgestudeerden nodig. Daarvoor is zo’n mensvormende brede eerste graad onontbeerlijk.

In het huidige systeem zijn in theorie nog alle studiemogelijkheden open na het tweede jaar, maar in de praktijk – dat merken we aan getuigenissen in De Leraarskamer van Knack – blijkt er toch een grote ‘padafhankelijkheid’ te zijn. Na twee jaar is er toch al een grote achterstand voor meer technische richtingen.

Frenssen: Zowel in het huidige als het vorige systeem (voor 2019) is er nog een uitgebreid urenpakket waar al bepaalde basisopties gekozen kunnen worden. In het tweede jaar gaat het om vijf à tien uren, dus echt een behoorlijk deel van het curriculum waarbij leerlingen al meegenomen worden in een bepaalde optie. Die keuze is wel nog niet finaal. Iemand van twaalf jaar betonneren in een studiekeuze puur omdat er tijd nodig is om technische kennis mee te geven, is een slecht idee.

Ik blijf dan ook voorstander van een brede algemeen vormende eerste graad. Dat hoeft niet per se in de huidige vorm: je kunt er zo nog tien andere bedenken. Maar we moeten in elk geval vermijden dat leerlingen al voor een specifiek domein moeten kiezen op hun twaalfde. Teruggaan naar de strakke opdeling aso, bso, kso en tso – zoals in de onderhandelingsnota lijkt te staan – is een stap in de verkeerde richting.

U stelt dat zo’n brede eerste graad ook nog kan in een andere vorm. Wat is daarbij voor u cruciaal?

Frenssen: De brede eerste graad is een cruciale fase in de overgang van het lager naar het secundair onderwijs. Die stap is voor veel tieners enorm spannend. Als de brede eerste graad goed werkt, helpt die de uitdaging dragelijker maken. De eerste graad fungeert dan als een sluis tussen de lagere school en de tweede graad van het secundair onderwijs.

‘Beslissingen top-down doorduwen, werkt averechts.’

Tobias Frenssen

expertisecentrum Education & Development

Zo’n sluis werkt omdat de brede eerste graad voortbouwt op de curriculumfilosofie van de lagere school. Door de continuïteit in onderwijsbenadering en -inhoud wordt de overstap minder abrupt, waardoor leerlingen zich sneller kunnen aanpassen aan de nieuwe omgeving. Tegelijkertijd krijgen leerlingen een keuzegedeelte om kennis te maken met verschillende richtingen die later in de tweede en derde graad verder verkend kunnen worden. Dat biedt een geleidelijke kennismaking met diverse vakgebieden en helpt om hun passie te vinden.

Toch beginnen veel leerlingen nog altijd in een opleiding die ze eigenlijk niet aankunnen en zakken dan af, het zogenaamde watervalsysteem. Dat probleem heeft de invoering van een brede eerste graad niet echt opgelost. Hoe kunnen we dat wel voorkomen?

Frenssen: Dé oplossing daarvoor bestaat niet. De nieuwe minister van Onderwijs moet vooral een helder basiskader indienen, een kader dat niet voortdurend verandert en met de nodige rust ingevoerd kan worden. Daar smeken scholen en leerkrachten om. De minister moet daarbij het vertrouwen aan leerkrachten en schooldirecties geven om met dat systeem zelf aan de slag te gaan. Recent werden de Vlaamse toetsen ingevoerd. Door centraal te toetsen haal je een deel van de opdracht bij de leerkracht weg. We moeten het tegenovergestelde doen: vertrouwen geven aan leraren geven.

De brede eerste graad bestaat amper vijf jaar. Is het wel verstandig om het roer alweer om te gooien?

Frenssen: Hoeveel kun je blijven veranderen? Leraren vragen vooral duidelijkheid. De toekomstige minister van Onderwijs moet samen met leerkrachten en scholenkoepels nadenken om een nieuwe stap te zetten. Duidelijkheid en vertrouwen in leraren en scholen moet daarbij vooropstaan. Iets top-down doorduwen werkt averechts.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content