Aantal studenten Nederlands bereikt alarmpeil: ‘Niemand wil nog journalist of leerkracht worden’
Dat er amper nog jonge mensen te vinden zijn die Nederlands willen studeren, heeft grote gevolgen. Zo schreeuwen scholen om leerkrachten Nederlands en vinden bedrijven geen taalexperten meer. ‘Zolang we onze opleidingen niet aantrekkelijker en bijdetijdser maken, zal die trend zich alleen maar voortzetten.’
Aan de Vrije Universiteit Amsterdam kun je sinds een paar jaar geen bacheloropleiding Nederlands meer volgen. Omdat er amper nog vijf studenten voor het eerste jaar waren ingeschreven, werd de studie geschrapt. Die beslissing zorgde voor heel wat deining bij iedereen die het Nederlands genegen is. Niet het minst aan de Vlaamse universiteiten, waar het aantal studenten Nederlands in tien jaar tijd ongeveer is gehalveerd. ‘In 2014 waren er in de opleiding taal- en letterkunde van de Universiteit Gent nog 107 eerstejaarsstudenten die Nederlands volgden. Vorig academiejaar waren dat er 70 en dit jaar nog 50’, zegt professor Nederlandse literatuur Yves T’Sjoen (UGent). ‘Je zou dan nog kunnen hopen dat al die studenten heel taalbewust zijn en ontzettend graag lezen. Maar dat is niet zo. Er zijn nog altijd uitstekende studenten, maar andere behoren tot de middelmaat en er zijn er ook heel wat die alleen voor Nederlands hebben gekozen omdat ze niet weten wat ze anders zouden moeten doen. Zolang we onze opleidingen niet aantrekkelijker en bijdetijdser maken, zullen we lijdzaam moeten toezien hoe die dalende trend zich voortzet.’
Jonge mensen kunnen zich niet identificeren met onze leeslijst van vooral witte, mannelijke en ook heel erg dode schrijvers.
Yves T’Sjoen (UGent)
Financiering
De gevolgen blijven natuurlijk niet uit. Hoe minder studenten er zijn, hoe minder diploma’s er worden uitgereikt. Dat is rampzalig voor het onderwijs dat nu al om leerkrachten Nederlands schreeuwt, maar ook andere organisaties en bedrijven krijgen het steeds moeilijker om neerlandici te vinden voor jobs die veel communicatievaardigheid en taalbewustzijn vergen. Daarnaast dreigt de daling van het aantal studenten op termijn ook grote impact te hebben op het wetenschappelijk onderzoek. ‘Onze financiering is voor een groot stuk op de studentenaantallen gebaseerd’, zegt professor Nederlandse taalkunde Wim Vandenbussche (VUB). ‘Terwijl het natuurlijk niet uitmaakt of je aan twintig of vijftig studenten lesgeeft. Dat is evenveel werk. Het gevolg is dat we met minder mensen hetzelfde moeten blijven doen.’
De tanende populariteit van neerlandistiek is geen alleenstaand fenomeen. Zo goed als alle geesteswetenschappen of humanities zien hun studentenaantallen al jaren dalen. De opleidingen taal- en letterkunde zijn al helemaal de klos. Toen een leerkracht Nederlands onlangs aan een groep zesdejaars vroeg wat het eerste was dat bij hen opkwam als ze aan taal- en letterkunde dachten, waren de antwoorden weinig bemoedigend. Sommigen noemden de studie stoffig, oubollig of saai, maar veruit de meesten konden helemaal niets bedenken. Ze bleken geen flauw idee te hebben wat de studie inhoudt of wat je er later mee kunt. ‘Daar kan ik me wel iets bij voorstellen’, zegt professor Nederlandse taalkunde Rik Vosters (VUB). ‘Vroeger kon je aan de universiteit Germaanse talen studeren. Naast de algemene vakken bestudeerde je dan de taal- en letterkunde van twee talen uit die taalgroep, zoals Nederlands, Engels of Duits. Toen de bachelor-masterstructuur zo’n twintig jaar geleden werd ingevoerd, is men daarvan afgestapt. Sindsdien mag je twee talen uit verschillende taalgroepen met elkaar combineren. Je kunt bijvoorbeeld Nederlands-Spaans of Duits-Italiaans volgen. Daardoor is de opleiding niet alleen minder overzichtelijk geworden, maar heeft ze ook aan prestige ingeboet. In Franstalig België, waar men wel nog altijd Romaanse talen en Germaanse talen aanbiedt, is de terugval van het aantal studenten veel kleiner.’
Ontlezing
Ongetwijfeld speelt ook de ontlezing een rol. In een tijd dat schermen ontiegelijk veel populairder zijn dan boeken, komt het bij de meeste jongeren niet eens op om Nederlandse taal- en letterkunde te gaan studeren. ‘Wie voor een studie Nederlands kiest, doet dat in de meeste gevallen omdat hij geïnteresseerd is in literatuur, en dan nog vooral in moderne literatuur’, zegt professor Nederlandse taalkunde Marc van Oostendorp (Radboud Universiteit). ‘Toen ik nog student was, moesten we in een enquête invullen wat we wilden worden en wat we dachten te worden. 80 procent van de studenten wilde schrijver of journalist worden, maar een even groot percentage dacht in werkelijkheid in het onderwijs terecht te zullen komen. Nederlands werd dus beschouwd als een soort algemene opleiding om intellectueel te worden met het leraarsvak als terugvalplan. Maar wat is er de voorbije jaren gebeurd? Door de ontlezing willen veel minder mensen schrijver of journalist zijn en het leraarschap is tegenwoordig al helemaal niet meer aantrekkelijk.’
Dat brengt ons bij een ander probleem: Nederlandse taal- en letterkunde wordt vandaag vaak als een veredelde lerarenopleiding gezien. ‘Dat is een hardnekkig misverstand’, zegt Vandenbussche. ‘Een aanzienlijke groep studenten komt inderdaad in het onderwijs terecht, maar dat is niet de meerderheid. Met een diploma Nederlands kun je heel veel richtingen uit.’ Alleen wordt dat tijdens infodagen en wervend bedoelde mailings veel te weinig in de verf gezet. ‘Als we jongeren enthousiast willen maken voor Nederlands’, zegt Kris Van de Poel, algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie, ‘zullen we moeten benadrukken dat je daarmee ook een technologische baan kan opnemen, artificiële intelligentie helpen ontwikkelen of neurolinguïstische oplossingen bedenken.’ Ik ben ervan overtuigd dat veel meer jongeren Nederlands zouden studeren als we hen daar bewust van maken. Als de studentenaantallen toenemen, zullen er ook weer meer jonge mensen zijn die er uiteindelijk voor kiezen om leraar te worden.’
Van Suriname tot Zuid-Afrika
Her en der gaan stemmen op om de richting taal- en letterkunde dan maar te herstructureren en in bredere en vooral blitsere culturele opleidingen te laten opgaan, zoals vandaag al het geval is aan sommige Nederlandse universiteiten. De opleiding Nederlands die de Vrije Universiteit Amsterdam opdoekte, was al een tijd ingebed in de studie ‘literatuur en samenleving’, en aan de universiteit van Groningen maakt ze deel uit van ‘Europese talen en culturen’. ‘Dat lijkt misschien aantrekkelijker,’ zegt professor taalkunde Tanja Mortelmans (UA), ‘maar het gevaar bestaat dat we dan geen echte taalspecialisten meer zullen afleveren. Bovendien is de kans groot dat zulke hippere nevenvarianten de traditionele talenopleidingen net gaan beconcurreren in plaats van meer studenten aan te trekken.’
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er niets aan de opleidingen moet veranderen. Het besef groeit dat de studie Nederlandse taal- en letterkunde dringend moet worden afgestoft. ‘De voorbije twintig jaar is er aan alle universiteiten amper iets aan het opleidingsprogramma veranderd’, zegt Vandenbussche. ‘Tot op vandaag is het nog grotendeels een doorslagje van wat er ten tijde van de studie Germaanse talen werd aangeboden. Hoewel er nog altijd professoren zijn die daar heimwee naar hebben, zullen we er op die manier echt niet in slagen om meer studenten aan te trekken.’
Om de opleiding bij de tijd te brengen, moeten er volgens de meeste academici heel wat tussenschotten worden afgebroken. Om te beginnen tussen de twee talen waarvoor studenten taal- en letterkunde hebben gekozen. ‘Op dat vlak hebben we veel kansen onbenut gelaten’, zegt T’Sjoen. ‘Studeert iemand Nederlands en Frans, dan is het logisch om dat Frans op de een of andere manier bij de Nederlandse literatuur te betrekken. Zijn er in de Franse literatuur vergelijkbare tendensen te vinden? Bij welke Franse schrijvers vinden we dezelfde thema’s terug?’
Bij de VUB hebben ze het ondertussen over een andere boeg gegooid. ‘Ook bij ons zat iedereen tot nu toe in zijn eigen hoekje’, legt Vandenbussche uit. ‘Voor het nieuwe programma dat we vanaf volgend academiejaar in onze bacheloropleiding invoeren, hebben we eerst een brede en actuele theoretische basis uitgewerkt. Vervolgens hebben we onderzocht hoe we die het best over de vakken en talen konden verdelen. Zo zal er ook veel minder overlapping zijn.’
Dode schrijvers
Wie de opleiding bij de tijd wil brengen, moet ook verder kijken dan Vlaanderen en Nederland. ‘Vaak wordt vergeten dat er ook buiten Europa, in Suriname, Indonesië en het Caraïbisch gebied, Nederlands wordt gesproken’, zegt Van Oostendorp. ‘In Zuid-Afrika wordt er weliswaar geen Nederlands gesproken, maar het Afrikaans ligt natuurlijk wel in de buurt. Niet alleen kunnen we daar veel uit leren over het Nederlands in een multiculturele samenleving, het maakt de studie ook leuker en interessanter.’
Misschien zouden de aula’s dan zelfs een beetje minder wit worden, want nu zijn de meeste studenten Nederlands witte meisjes uit de middenklasse. ‘Als je vanuit een heel witte, eurocentrische invalshoek over taal en literatuur blijft praten, is het niet verwonderlijk dat mensen met een migratieachtergrond de weg naar onze auditoria niet vinden of zelfs niet zoeken’, zegt T’Sjoen. ‘Zij kunnen zich niet identificeren met de literatuur die wij nog altijd op onze leeslijsten zetten, want de meeste werken behoren tot de canon van vooral witte, mannelijke en ook heel erg dode schrijvers. Natuurlijk zijn Louis Couperus, Louis Paul Boon en Hugo Claus belangrijke ankerpunten, maar ze schetsen wel een wereldbeeld dat amper nog aansluit bij dat van de jonge mensen van vandaag. Ik vrees zelfs dat het hen eerder afschrikt. Laten we dus ook boeken op de lijst zetten waarin jongeren zich thuis kunnen voelen. Jammer genoeg staan veel collega’s daar nog altijd niet voor open.’
Jobzekerheid
Dat het aantal studenten Nederlands blijft teruglopen, maakt de opleiding ironisch genoeg een pak aantrekkelijker voor degenen die er wel nog aan beginnen. Vandaar wellicht dat zo goed als niemand terug wil naar de situatie van de jaren negentig toen er honderden eerstejaars in de aula zaten. ‘Net doordat er tegenwoordig niet zoveel studenten zijn, is het heel fijn om Nederlands te studeren’, zegt Marc van Oostendorp. ‘Om te beginnen kennen wij als docenten al onze studenten en kunnen we hen dus ook goed begeleiden. Bovendien hebben ze de garantie dat ze na hun afstuderen meteen een baan vinden.’ Al kunnen de studentenaantallen natuurlijk niet blijven teruglopen, want dan dreigen de vakgroepen Nederlands zo in te krimpen dat de kwaliteit van het onderwijs én het onderzoek erop achteruitgaat. Of zoals een hoogleraar van een Vlaamse universiteit het ietwat cynisch stelt: ‘Een paar jaar geleden grapten we nog dat er op den duur meer docenten dan studenten zouden zijn. Ondertussen weten we beter: voor het zover is, zal er zo vergaand bespaard worden dat we ons geen docenten meer kunnen veroorloven.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier