1 op de 7 kleuters heeft extra taalles nodig: ‘Maar meertaligheid moet je net toejuichen’

© Getty
Adriaan Cartuyvels

85 procent van de kleuters in de derde kleuterklas spreekt voldoende Nederlands om naar de basisschool te gaan, de rest heeft extra taalondersteuning nodig.

Het Nederlands van 85 procent van de kleuters in de derde kleuterklas is voldoende om door te stromen naar de basisschool. Ongeveer 11 procent heeft extra taalondersteuning nodig, en 4 procent intensieve taalbegeleiding. Dat blijkt uit de resultaten van de Koala-testen. Via een steekproef in 294 kleuterscholen werden 9000 kinderen getest op hun taalvaardigheid en vervolgens opgedeeld in groene, oranje en rode zones.

Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) organiseerde al voor het derde jaar op rij testen om voor de doorstroom naar de lagere school te zien welke kinderen onvoldoende Nederlands beheersen. ‘Als er in de klas een aanzienlijke groep leerlingen zit die het Nederlands niet genoeg beheerst’, zegt Weyts, ‘weegt dat op de onderwijskwaliteit voor álle kinderen.’ Aan de taalscreenings is daarom extra budget voor kleuterscholen gekoppeld om in te zetten op taalondersteuning. Verder krijgen alle scholen waar meer dan de helft van de leerlingen een andere thuistaal spreekt vanaf dit schooljaar 20 miljoen extra om in te zetten op Nederlands.

Thuistaal

Onderwijsexperts reageren bezorgd maar niet verrast op de resultaten. ‘Het voordeel van de Koala-test is dat we de cijfers nu kennen’, zegt pedagoog Michel Vandenbroeck (UGent). ‘Zeker in scholen waar veel leerlingen Nederlands niet als thuistaal hebben, is er nog veel ruimte voor verbetering. Ik denk dat we die lesgevers een beetje in de steek hebben gelaten.’

Ook pedagoog Martin Valcke (UGent) is blij dat ze de cijfers hebben, en die moeten volgens hem ‘een alarmbel doen afgaan’. Het is de derde keer dat de test werd gedaan en de resultaten blijven overheen de jaren nagenoeg gelijk. ‘Het bevestigt een trend die al even bezig is’, zegt Valcke. ‘We weten al langer dat er problemen zijn met de taalvaardigheid van kinderen, maar varen al jaren blind. 15 procent is best veel. Deze kinderen zijn niet klaar voor het lager onderwijs. Hun woordenschat is te beperkt, ze begrijpen geen zinsstructuren en hebben de pragmatiek van de taal niet mee. Die test heeft dus een belangrijke signaalfunctie.’

Boetes voor ouders die te weinig moeite zouden doen om hun kinderen Nederlands te leren? Wetenschappelijk is dat onzin.

Michel Vandenbroeck (UGent)

Steeds meer kinderen spreken thuis geen Nederlands, zeker in grootsteden als Antwerpen en Brussel. Het percentage dat taalondersteuning nodig heeft, ligt er ook veel hoger dan elders in België. Volgens Vandenbroeck hoeft dat geen probleem te zijn: ‘Het is een gegeven dat 30 tot 35 procent van onze kinderen meertalig opgroeit. Dat is een goede zaak. Onderzoek toont aan dat meertalig opgroeien positieve effecten heeft, alleen is ons onderwijs er niet op voorzien. Nederlands leren is uiteraard belangrijk, maar meer ondersteuning en kennis voor meertalige ontwikkeling is nodig. Dat betekent ook leerkrachten ondersteunen die dat moeilijke werk doen.’

Boeman

Anderstalige ouders zijn in de wetstraat vaak de schuldigen voor de Nederlandse taalbeheersing van hun kinderen. Zo spraken toenmalige partijvoorzitter Conner Rousseau (Vooruit) en Ben Weyts vorig jaar nog over financiële sancties voor ouders die te weinig moeite zouden doen om hun kinderen Nederlands te leren. ‘Wetenschappelijk is dat onzin’, zegt Vandenbroeck. ‘Het is absurd om te vragen aan ouders om kinderen te ondersteunen in een taal die zij zelf niet machtig zijn. Het is vooral belangrijk dat kinderen hun talen goed beheersen, en het goed beheersen van je moedertaal helpt om een andere taal te leren.’

Valcke vindt dat ouders wel meer moeite mogen doen om Nederlands te leren, want ‘participatie aan de maatschappij gebeurt via taal’. Maar met financiële sancties start je volgens Valcke aan de verkeerde kant. ‘Politici moeten naar de aanbodzijde kijken. Waar en hoe ga je ouders Nederlands aanleren? Waarom kan bijvoorbeeld de OKAN-opleiding (onthaalonderwijs voor anderstalige kinderen, nvdr) in Vlaanderen niet worden uitgebreid naar meer dan een jaar?’

Voorts kijken we volgens Valcke snel naar anderstalige ouders. ‘Dat is natuurlijk een factor, maar veel van die ouders praten wel genoeg met hun kinderen waardoor die de pragmatiek van taal meekrijgen, alleen niet van het Nederlands’, zegt de pedagoog. ‘Ook bij ouders die thuis Nederlands praten, zie je taalzwakke kinderen. Kleuters waarvan de ouders bijvoorbeeld veel bezig zijn met hun telefoon, verwerven minder taalvaardigheid en dat is nefast. Taal is de brandstof van je hersenen. Als die te zwak is, gaat de cognitieve ontwikkeling achteruit.’

Kleine klas

Minister Weyts trekt extra geld uit voor de verbetering van Nederlands in het kleuteronderwijs. Een stap in de goede richting volgens beide experts maar over de besteding verschillen ze van mening. ‘Inzetten op klassiek onderwijs is zoals altijd dezelfde straat aanleggen, terwijl die straat te smal is’, zegt Valcke. ‘We moeten een nieuwe weg inslaan, en niet louter op de klasgrootte focussen. Een school moet bijvoorbeeld aparte taalklassen aanbieden totdat leerlingen in een gewone klas meekunnen.’

Taal is de brandstof van onze hersenen. Als die te zwak is, gaat de cognitieve ontwikkeling achteruit.

Martin Valcke (UGent)

‘Internationaal onderzoek wijst uit dat het niet de klasgrootte maar de instructieaanpak en groepsgrootte is die bepaalt of de ondersteuning werkt’, gaat Valcke verder. ‘Een leerkracht kan maximaal 8 paar ogen volgen. In een grote klas krijgen kinderen hierdoor soms maar 2 tot 3 procent van de tijd aandacht van een leerkracht. We weten dat belangrijke activiteiten voor kleuters zoals voorlezen, verhalen vertellen en prentverhalen lezen in kleine groepjes – van 8 tot 10 leerlingen – veel beter werkt.’

Ook Vandenbroeck hamert op het belang van kleine groepen en pleit zelfs voor een maximumaantal leerlingen binnen een klas, naar het Europees gemiddelde. ‘Extra ondersteuning voor scholen waar veel kleuters het Nederlands niet voldoende beheersen is absoluut nodig. Dit moet toelaten om het aantal leerlingen per leerkracht te verminderen. Wij hebben soms één leraar voor 20 of 25 kinderen, een van de hoogste aantallen in Europa. Natuurlijk is er dan geen ruimte om extra aandacht te besteden aan taal.’

Vanaf de eerste kleuterklas inzetten op taal is volgens Vandenbroeck cruciaal. ‘Dat gaat gepaard met gesprekjes voeren, open vragen stellen en kinderen de tijd geven om te reageren’, legt hij uit. ‘Kortom, intensieve interacties hebben met de kleuters. Ook zorgtaken spelen daarin een belangrijke rol. Uit observaties leren we dat in die zorgmomenten, zoals met kleuters eten of naar het toilet gaan, veel dialoogkansen zitten.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content