Nina Derwael op het WK toestelturnen in Doha: ‘Weg met de Belgische bescheidenheid!’
Een meer zelfbewuste 18-jarige dan Nina Derwael zul je niet gauw vinden. De gymnaste is niet het type dat excuses zoekt. ‘Ik zit midden in mijn piekjaren. Het moet nú gebeuren.’
In een interview noemde ze 2017 ‘het jaar van haar leven’, maar dat lijkt te snel gesproken: dit seizoen verloopt zo mogelijk nog beter voor Nina Derwael. De Limburgse turnster speelde afgelopen zomer een hoofdrol in de mooiste twee uur uit de geschiedenis van de Belgische gymnastiek. Die vonden plaats in een turnzaal in Glasgow, tijdens de hondsdagen van augustus. Dat Derwael op het EK goud ging pakken in haar specialiteit – de brug met ongelijke leggers – was verwacht, maar niet dat de overmacht zo groot zou zijn. Een uur later sloeg ze de kenners met verstomming door zilver te behalen op de balk. Dat had Derwael zelf trouwens ook niet zien aankomen. Axelle Klinckaert (18) maakte de Belgische triomf compleet met brons op de grondoefening. Derwael wordt gezien als de vaandeldrager van het Belgische turnen, maar hou Klinckaert in de gaten. Ook zij stond bekend als supertalent, misschien nog wel meer dan Derwael. Een zware blessure sloeg haar terug, waardoor Klinckaert de Olympische Spelen van Rio miste. Ondertussen is de weg naar boven ingezet.
Deze week trekken Derwael en Klinckaert met Maellyse Brassart (17), Senna Deriks (17) en Rune Hermans (19) naar het WK toestelturnen dat van 25 oktober tot 3 november plaatsvindt in Doha, Qatar. En Team Belgium toont zich ambitieus. ‘De individuele competitie is in principe even belangrijk als de landenwedstrijd, maar omdat dit ons eerste grote kampioenschap met de ploeg is, ligt daar onvermijdelijk iets meer druk op. We willen iets neerzetten’, vertelt Nina Derwael vlak voor de afreis naar het Midden-Oosten. ‘Ze zullen zeggen: die Belgen zijn toch straf.’
Wat zijn de ambities voor het WK – of eigenlijk moet ik vragen: in welke kleur lakt u uw nagels?
Nina Derwael: ( lacht) Dat verhaal is een eigen leven gaan leiden. Op de Jeugd Olympische Spelen droeg ik zilveren nagellak en alsof de duivel ermee gemoeid was: de Belgen werden telkens tweede. Toen mijn coach voorstelde om mijn nagels goud te lakken, won ik. Die truc heeft ook nog gewerkt op het Europees Kampioenschap van vorig jaar, maar mijn nagels voorspellen niet elke keer de kleur van de medaille. Ik wil er niet te veel gewicht aan geven. Over de nagellak voor het WK heb ik nog niet nagedacht. Zolang hij maar bij het turnpakje past.
Met de ploeg willen we minstens in de top twaalf eindigen, hopelijk in de top acht. Individueel mik ik op de finale in het allround en moet ik meedoen voor de medailles op de brug met ongelijke leggers. Daarin werd ik op het vorige WK derde. Het zou fijn zijn als ik dat op zijn minst evenaar.
Kan de moeilijkheidsgraad nog worden opgevoerd?
Derwael: Ja, maar niet op korte termijn. Ik voel me daar nog niet klaar voor. Hopelijk lukt dat tegen de Olympische Spelen van 2020 in Tokio.
Droomt u van olympisch goud?
Derwael: Zoals elke atleet.
Bij u is er een reële kans.
Derwael: ( lacht) Zo bekijk ik dat zelf niet. Het heeft geen zin om nu stoer te verklaren: ‘In Tokio win ik goud.’ Wat komt, dat komt. Ik train superhard en doe mijn best, maar of dat volstaat, weet niemand. Álle gymnasten trainen hard.
Zeg dat wel. Puberturners volgen trainingsschema’s waar de gemiddelde profvoetballer voor om zijn moeder roept.
Derwael: Zes of zeven uur per dag en alleen op zondag vrij: da’s veel, maar het kan niet anders. Turners moeten op jonge leeftijd al top zijn. De piekjaren duren van je 17e tot je 20e. Ik zit daar midden in, het moet nú gebeuren. Herkansingen zijn er niet.
De vorige Spelen waren een wondermooie ervaring. Na Rio belandde mijn carrière in een stroomversnelling.
U trok op uw elfde op internaat naar de andere kant van het land. Van Sint-Truiden naar Gent: dat is een eind. Uw wanhopige ouders probeerden u om te kopen met een puppy en een waterbed.
Derwael: Dat verhaal klopt. ( giechelt)
Als zelfs een puppy u niet kan vermurwen, dan moet het diep zitten.
Derwael: Ik droomde van Gent. Het is moeilijk te zeggen waar dat verlangen vandaan kwam, naar mijn gevoel zat dat er altijd al in. Mijn ouders zeggen dat ik als kleuter verslingerd was aan Aagje Vanwalleghem, toen zij turnde op de Olympische Spelen van 2004. Dat Belgische vlaggetje op het turnpak, presteren voor het oog van de wereld, het gejuich. Ik vond dat een wonder. Ooit sta ik daar ook, nam ik mij dapper voor.
Het kan toch bijna niet dat u die Spelen bewust gevolgd hebt? U was toen vier.
Derwael: Toch moet het zo zijn gegaan. Het idee om topturnster te worden zat er vanaf toen ingebrand. Zodra ik hoorde dat je daarvoor aan de topsportschool van Gent moest zijn, kon ik aan niks anders meer denken.
Hebt u nooit gerebelleerd?
Derwael: Niet echt. Als je doet waar je van droomt, hoeft dat niet. Er zijn natuurlijk moeilijke momenten geweest, maar zelfs wanneer het sportief minder ging, bleef mijn motivatie overeind. Achteraf moet ik vaststellen dat ik uit die zwakkere periodes het meest heb geleerd.
U moet alles op uw sport zetten, maar financieel zal turnen uw toekomst niet veilig stellen. Sterker nog, u weet dat uw carrière geen tien jaar meer duurt.
Derwael: Daarom studeer ik, al ligt daar nu niet de prioriteit. Ik volg Event- en Projectmanagement, een beetje tussen de trainingen door. De school helpt me ook in mijn turnen: eens buiten de turnzaal komen en mijn hoofd op iets anders richten, dat geeft me zuurstof. Voor zaken zoals uitgaan of vakantie nemen is geen ruimte. Mijn leven bestaat uit turnen en studeren: daarmee zijn we uitgepraat.
De Belgische turners worden gecoacht door een Frans echtpaar. Hoe belangrijk zijn de trainers Yves Kieffer en Marjorie Heuls voor uw carrière?
Derwael: Ontzettend belangrijk. Zij hebben het Belgische turnen op het juiste spoor gezet. Yves en Marjorie pompten er een winnaarsmentaliteit in: ‘We gaan tonen wat we waard zijn en je moet je heus niet minder voelen omdat je uit een klein turnland komt.’ Weg met de Belgische bescheidenheid. Waren zij niet in Gent beland, dan had ik dit niveau nooit bereikt.
Er wordt gelachen in de Gentse zaal en dat heet vernieuwend te zijn: in het turnen gaat het doorgaans dodelijk ernstig toe. Yves Kieffer heeft nochtans de reputatie een bullebak te zijn.
Derwael: Yves is een perfectionist, maar dat zijn wij allemaal. Een turner wil van nature onberispelijk zijn. De omschrijving ‘bullebak’ vind ik overdreven. Zó vaak brult Kieffer niet, en als het gebeurt, dan doet hij het om ons beter te maken. Nee, de sfeer zit goed in onze zaal. We weten wanneer we kunnen lachen en wanneer er moet worden gefocust.
Waar denkt u aan tijdens een oefening?
Derwael: Aan kleine, technische details die de trainer meegeeft vlak voor ik de mat op ga. Ik zou voorbeelden kunnen geven, maar je zou ze saai vinden.
Op training heb ik mijn oefening al duizend keer gedaan. Ik zou in principe kunnen turnen op automatische piloot, maar dan is de uitvoering niet scherp. Je kunt het niet ‘laten gebeuren’, bij wijze van spreken. Het kopje moet erbij blijven. Wát je denkt, speelt natuurlijk ook een rol. Er bestaat geen wondermiddel om de perfecte oefening te turnen, maar negativiteit is hoe dan ook verboden. Mislopen kan het altijd, maar zulke gedachten moet je afblokken.
Zenuwen heb ik eigenlijk nooit. Ik ben nogal goed in focussen. Wanneer ik de turnzaal binnenstap, dan sluit ik me af voor elke mogelijke prikkel. Het publiek of wat de andere meisjes doen: ik merk het amper op.
U schijnt de leider te zijn van het Belgische team.
Derwael: De buitenwereld denkt dat omdat ik de bekendste ben, maar in feite hebben we geen leider. Dat er een ploeg is, is een grote troef. Ik ben met die andere meisjes opgegroeid. Iedereen gunt elkaar het beste, maar onderling zijn we behoorlijk competitief. Wanneer ik een ander meisje iets nieuws zie doen, wil ik dat ook kunnen. Wij stuwen elkaar naar een hoger niveau.
Je voelt hoezeer het respect voor Team Belgium is gegroeid. Vroeger werden we genegeerd, tegenwoordig komen de grote turnlanden al eens een praatje slaan. We hoeven ons nergens meer voor te stellen. Het is: ‘Daar zijn de Belgen, die schijnen goed te zijn.’ ( lacht)
Turnen is een jurysport. Verloopt het toekennen van de punten eerlijk?
Derwael: Soms kun je je vragen stellen. ( zoekt naar woorden) Het lijkt… niet zo’n voordeel om Belg te zijn. De traditionele turnlanden krijgen sneller een topscore. Beweren dat er gefoefeld wordt, gaat te ver, want die meisjes zijn natuurlijk erg goed, maar af en toe heb ik er toch een slecht gevoel bij. Niet dat ik er veel energie in steek. Je kunt er toch niks aan veranderen. Eén keer vond ik dat ik zeker beter verdiende: in de kwalificaties op de Olympische Spelen in Rio. Dat was mijn eerste grote toernooi. De jury kende me niet en dat speelde blijkbaar in mijn nadeel.
Er is een turnelement naar u vernoemd, of preciezer: u deelt een nieuwe beweging met de Britse gymnaste Georgia-Mae Fenton. In feite heeft zij uw element gestolen, nee?
Derwael: In principe niet. We hebben het op hetzelfde WK voor het eerst gedaan, en dat is wat telt, dus daarom is het naar ons allebei vernoemd. Ik deed het al op het EK, maar het kan niet anders dan dat Fenton er toen ook al mee bezig was. Ik ken dat meisje goed. Je mag ons zelfs vriendinnen noemen.
De Derwael-Fenton is een variatie op een element dat al langer bestaat. Het zat er een beetje aan te komen dat iemand dat zou gaan doen en toevallig kwamen er twee turnsters tegelijk op. Ik ben er trots op, maar zoveel betekent het nu ook weer niet.
Naar verluidt werkt u aan een nieuw, uniek element.
Derwael: ( verbaasd) Ja, maar daar kan ik nog niks over vertellen. Het zit nog in het beginstadium en op het WK doe ik het zeker niet. Ik heb het nog niet onder de knie, maar zodra het me lukt, wordt het wel iets spectaculairs. En nu heb ik al te veel verklapt. ( lacht)
U bent 1,68 meter. Voor een Belgische vrouw is dat iets boven het gemiddelde, maar tussen de andere turnsters lijkt u wel een reuzin.
Derwael: Het heeft voor- en nadelen. De overgang van de lage naar de hoge brug kost me amper moeite, terwijl een kleiner meisje moet zorgen dat ze snelheid heeft om te slingeren. Ik loop dan weer het risico om met mijn been de andere brug aan te tikken en daar hoeven de meeste turnsters niet aan te denken. Het oogt ook anders. Kleine turnsters zijn bommetjes, een en al explosiviteit, maar mijn lange lijf turnt sierlijker, vind ik.
NINA DERWAEL
– Geboren: op 26 maart 2000 in Sint-Truiden
– 2011: verhuist naar de topsportschool van Gent
– 2016: haalt op de Olympische Spelen de finale in de meerkamp
– 2017: Europees kampioen en WK-brons op de brug met ongelijke leggers
– 2018: wint op het EK zilver op de balk en goud op de brug met ongelijke leggers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier