Het (on)gelijk van Van Overtveldt
Volgens onze minister van Financiën verdwijnen onze budgettaire problemen als meer Walen en Brusselaars aan het werk zouden gaan. ‘Wat brengt zo’n uitspraak bij?’ vraagt econoom Etienne de Callataÿ zich af.
Nu nog maar eens blijkt dat de federale regering haar doel van een sluitende begroting volgend jaar niet haalt (het tekort zal naar schatting tussen 4 en 8 miljard euro bedragen) lijken sommigen op zoek naar een zondebok. Zo zei minister Johan Van Overtveldt dat er van begrotingsperikelen geen sprake zou zijn indien Brussel en Wallonië, waar de werkgelegenheidsgraad met respectievelijk 60,6 en 62 procent aanzienlijk lager ligt dan in Vlaanderen (74,5 procent), hun zaakjes op orde hadden.
Minister Van Overtveldt mag dan deels gelijk hebben, wat brengt dit bij?
‘Op het eerste gezicht heeft de minister natuurlijk gelijk’, zegt Etienne de Callataÿ, chief economist bij Orcadia Asset Management en zelf ooit getipt als minister van Financiën. ‘Een rijker land heeft meer inkomsten en minder uitgaven in de sociale zekerheid.’ Bij nader inzien, vervolgt hij, kun je bij de redenering van Van Overtveldt toch een aantal vraagtekens zetten. ‘Brussel is een heel rijk gewest. Alleen wonen rijke Brusselaars vaak niet in Brussel, maar wel in Vlaanderen of Waals-Brabant. Daardoor lijkt het alsof Brussel minder welvaart creëert voor België, maar dat is dus een optische illusie’, aldus De Callataÿ.
Wat Wallonië betreft, spreekt het volgens hem voor zich dat ‘een betere economische situatie’ voor de federale regering een ‘budgettaire opsteker’ zou inhouden. Maar de lage werkgelegenheidsgraad in Wallonië heeft een objectieve historische oorzaak, betoogt hij, namelijk het verdwijnen van de op staal en steenkool gebaseerde zware industrie. Die is dus niet het gevolg van foute Waalse politieke keuzes. ‘Als Van Overtveldt dat impliceerde, heeft hij het bij het verkeerde eind.’
Wel een politiek probleem, zeker als het erom gaat de Waalse werkgelegenheidsgraad in de toekomst te verbeteren, is de kwaliteit van het Franstalige onderwijs, erkent De Callataÿ. We zien in veel oude industriële regio’s dat het onderwijs er minder goed scoort. Op dat gebied kan de overheid zeker extra inspanningen doen, maar het juk van het verleden schud je niet zomaar van je af.’
Intellectueel vindt De Callataÿ het daarom knap lastig om door een communautaire bril naar de economische verschillen binnen België te kijken. ‘De zaken zijn altijd veel complexer dan dat.’ Bovendien, vervolgt hij, mag je dan in de begrotingsdiscussie ook de hoge pensioenlasten en het grote aantal Vlaamse ‘opaboomers’ niet onvermeld laten.
Maar vooral, besluit de topeconoom: ‘Ik zie het nut van zulke uitspraken niet in. Minister Van Overtveldt mag dan deels gelijk hebben, wat brengt dit bij? Van politici verwacht je politieke actie. Je wilt dat ze met ideeën komen. Niet dat ze zitten te jammeren om een complex probleem waarvoor sowieso geen mirakeloplossing bestaat, tenzij we morgen goud of olie vinden in Wallonië.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier