Na ’tegendraadse’ uitspraak van Brusselse rechtbank: wordt uw maaltijdkoerier uitgebuit?
Digitale bedrijven zoals Uber en Deliveroo zijn een zegen voor de consument, maar tegelijk roept de zogenaamde ‘platformeconomie’ pertinente vragen op over werkomstandigheden en arbeidsrelaties. Beleidsmakers komen nu eindelijk in actie om platformwerk te reguleren.
Begin december oordeelde de Franstalige arbeidsrechtbank in Brussel dat Deliveroo- koeriers zelfstandigen en geen werknemers zijn. Dit tot grote tevredenheid van de Britse online maaltijdbezorgdienst, al heeft het arbeidsauditoraat aangegeven nog in beroep te zullen gaan.
Het was de zoveelste rechterlijke uitspraak in Europa in verband met een brandende kwestie waaraan juristen de voorbije jaren al veel intellectueel plezier beleefden en die nog steeds niet definitief is beslecht. Namelijk: wat is het statuut van mensen die werken voor digitale platformen zoals Deliveroo of Uber? In soortgelijke processen oordeelden rechtbanken in Nederland, Spanje, Griekenland, Italië en Frankrijk doorgaans dat maaltijdkoeriers of Uber- chauffeurs juist wel werknemers zijn – ze werken gewoon voor een app in plaats van voor een baas – en aanspraak kunnen maken op de aan dat statuut verbonden rechten.
Misschien lijden platformwerkers aan het stockholmsyndroom, waarbij gijzelaars sympathie krijgen voor hun gijzelnemers.
Herman Loos, socioloog aan de Odisee-hogeschool
De rechtspraak schiet voorlopig dus tegengestelde richtingen uit. ‘Toch zie je een tendens in Europa om almaar vaker het statuut van werknemer toe te kennen aan Uber-chauffeurs en Deliveroo- riders’, zegt Harald Hauben, jurist en senior consultant bij Eftheia, een adviesbureau gespecialiseerd in Europese sociale zaken dat in opdracht van de Europese Commissie en het Europees Parlement al een aantal jaren onderzoek verricht naar de platformeconomie. ‘In die zin is de uitspraak van de Brusselse rechtbank tegendraads.’
Volgens voorstanders van de werknemersdoctrine is het zo klaar als een klontje: Uber-chauffeurs, Deliveroo-riders en vergelijkbare platformwerkers zijn voor hun werkzaamheden afhankelijk van de app, die aan de hand van mysterieuze algoritmes ritjes en bestellingen verdeelt. Ze kunnen niet zelf hun tarieven bepalen of hun werkuren kiezen en hebben geen zicht op hun klantenbestand. Bij een slechte beoordeling – de terreur van de reputatiescores – kan het algoritme hen offline plaatsen. Er is dus sprake van een ondergeschiktheidsrelatie, en daarbij horen een arbeidscontract, een echt salaris en sociale bescherming. Zelfstandigen kunnen hun eigen werk organiseren, maar platformwerkers zijn schijnzelfstandigen, zeggen critici. Ze zijn weliswaar zelfstandig, maar genieten niet de voordelen van dat statuut en zijn vaak niet goed geïnformeerd over de valkuilen ervan.
Uber en andere digitale platformen betogen dat ze geen werkgevers zijn, maar louter een technologieplatform, dat in de eerste plaats contacten faciliteert tussen klanten en aanbieders. Hun medewerkers kunnen bovendien voor verschillende platformen tegelijk werken, en inloggen wanneer ze willen. Dat zou binnen een klassieke werknemersrelatie niet kunnen.
‘Al die platformen stipuleren in hun terms and conditions dat hun medewerkers zelfstandigen zijn’, zegt Hauben. ‘Sommige hanteerden eerst werknemerscontracten, maar merkten dan dat het voordeliger was om de werkers te verzelfstandigen, en ze ook niet langer per uur, maar per pakje of rit te betalen. Zo konden ze de prijzen omlaag halen en niet zelden ook de markt ontregelen. Doordat ze worden ondersteund door grote advocatenkantoren zijn die internationale platformen de nationale overheden ook altijd een stapje voor. Zo kan de arbeidsinspectie in België de loon- en arbeidsvoorwaarden van zelfstandigen niet controleren. Daarvoor heeft ze niet het mandaat.’
Heet hangijzer
‘Platformarbeid is al een paar jaar een hot topic voor de Europese instellingen’, vervolgt Hauben. ‘Ze krijgen maar geen vat op de digitalisering van de arbeidsmarkt, die een tiental jaren geleden is ingezet met de Uber-taxi’s en intussen uitbreidt naar andere sectoren van de economie. Denk ook aan al die mensen die puur online werk verrichten, zoals grafisch design, financiële dienstverlening, IT-opdrachten, statistische analyses of vertaalklussen. Het zijn diensten die volledig elektronisch verlopen, aangestuurd door digitale platformen, en waar niemand zicht op heeft.’
Begin december kwam de Europese Commissie met een langverwacht voorstel voor een richtlijn ‘betreffende de verbetering van de arbeidsomstandigheden van platformwerkers’. Federaal minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) vindt het voorstel ondermaats, maar nogal wat academici, Europarlementsleden en vakbonden reageerden aangenaam verrast.
Als het gaat om het statuut van platformwerkers, op dit moment toch dé hamvraag in de discussie over de arbeidsvoorwaarden, wil de Commissie niet de terms and conditions van de platformen maar ‘de werkelijkheid’ als uitgangspunt nemen. In het voorstel worden een aantal criteria opgesomd die kenmerkend zijn voor een ondergeschikte arbeidsrelatie, zoals het onvermogen om zelf tarieven te bepalen of klanten te kiezen. Als twee van die criteria zijn vervuld, geldt voor de platformwerker ‘een vermoeden van werknemer’. Over de tekst van het voorstel, die ook aanbevelingen bevat voor een grotere transparantie op het vlak van de algoritmes die het werk sturen en de werkers beoordelen, zal nu verder worden onderhandeld met het Europees Parlement en de Europese Raad. Er wordt ook nog stevig weerwerk van de platformlobby verwacht.
In afwachting van Europese wetgeving wil minister Dermagne platformwerk bij ons in de loop van dit jaar beter reguleren en de arbeidswet op een aantal punten aanpassen. Voor de PS-vicepremier zouden platformwerkers als werknemers beschouwd moeten worden, maar binnen de Vivaldi-coalitie is daarover geen eensgezindheid. Tot eind januari houdt de federale regering een online enquête onder platformwerkers om voorstellen en ideeën te verzamelen met het oog op betere arbeidsomstandigheden. Uit de schaarse reacties op platformwerk.be valt te besluiten dat de werkers liever hun flexibele zelfstandigenstatuut willen behouden. Dat zag je ook bij groepen Uber-chauffeurs die in Parijs en recent ook in Brussel op straat kwamen, en politici en vakbonden eigenlijk vroegen om hen met rust te laten. Want wat rechtbanken er ook over lijken te denken, heel wat van die werkers zien zichzelf als zelfstandigen, en dat willen ze zo houden.
Herman Loos, socioloog en docent aan de Odisee-hogeschool, werkte een jaar lang als maaltijdkoerier bij Deliveroo. Hij had grote moeite met het zogenaamde stukloon, waarbij je wordt betaald per levering. ‘Vanwege de lange, niet vergoede wachttijden – het wachten op bestellingen, of bij restaurants en klanten – gaat je gemiddelde inkomen per uur snel de dieperik in. Het is heel hard werken voor heel weinig geld. Daarom denk ik dat er een minimaal gegarandeerd inkomen zou moeten komen.’
Loos zegt wel dat hij sinds de publicatie van Homo Deliveroo, dwangarbeider van de weg, het boek dat hij schreef over zijn ervaringen, nogal wat reacties ontving van koeriers die voltijds voor Deliveroo rijden. ‘Zij schrijven mij dan: “Wie ons zelfstandigenstatuut probeert af te pakken, strijdt niet voor ons. Waarom vechten jullie niet gewoon met ons mee voor een hogere bezoldiging per prestatie?” Al heeft Loos daar zo zijn bedenkingen bij. ‘Je zult altijd zelfstandigen vinden die tegen een lagere prijs willen werken, en zij krijgen dan de opdrachten.’ Dat is wellicht ook de reden waarom onder maaltijdbezorgers steeds vaker asielzoekers en mensen zonder een geldige verblijfsvergunning worden aangetroffen.
‘Misschien is er sprake van het stockholmsyndroom, waarbij gijzelaars sympathie krijgen voor hun gijzelnemers’, zegt Loos. ‘Maar feit is wel dat sommige van de koeriers, vaak mensen met een migratieachtergrond, helemaal anders aankijken tegen de wachttijden, werkuren en arbeidsomstandigheden. Zij vinden Deliveroo “chill”. “Wat hebben we als we Deliveroo niet hebben?” vragen ze mij. “Dan wacht ons alleen uitzendarbeid, tijdelijke contracten in de fabriek of bij fastfoodketens, en een hoge werkdruk.” Voor hen lijkt 60 à 80 uur per week ingelogd zijn bij Deliveroo, om in een goede maand 1300 à 1400 euro over te houden – niet eens het minimumloon – nog het minste kwaad. Maar dat zegt natuurlijk heel veel over de bodem van onze reguliere arbeidsmarkt.’
Eén lamp vervangen
Van de precieze omvang van de platformeconomie in ons land of het aantal mensen dat erin actief is, heeft niemand een goed beeld. ‘Er is een enorm tekort aan data’, zegt Karolien Lenaerts, onderzoeksleider bij de onderzoeksgroep Arbeid, Organisatie en Sociale Dialoog aan de KU Leuven. ‘Uit een aantal Europese enquêtes komt naar voren dat ongeveer 5 procent van de Europese werkende bevolking op regelmatige basis voor zo’n platform werkt. Het gaat dus om een relatief kleine groep. Het probleem is dat België niet in die enquêtes is opgenomen. Wij hebben er totaal geen zicht op om hoeveel mensen het gaat.’
De platformeconomie is wel degelijk een groeiend fenomeen. We kunnen er dus maar beter mee leren omgaan, en de spelers die zich niet aan de regels houden uit de markt duwen, terwijl we de goede spelers alle kansen geven.
Wel weten we uit overvloedig Europees en internationaal onderzoek, aldus Lenaerts, dat voor de meeste mensen platformwerk een soort bijbaan is. ‘Vaak gaat het om zelfstandigen, gepensioneerden, studenten, mensen die thuiszitten omdat ze ziek zijn, huismoeders of huisvaders en ga zo maar door, die zo wat proberen bij te klussen. Maar de groep mensen die platformwerk als enige of als hoofdactiviteit doet, groeit. Ook combineren almaar meer mensen platformwerk met andere vormen van instabiel, slechtbetaald en precair werk. En die kwetsbare groep is vaak heel afhankelijk van het inkomen uit platformwerk, ook al gaat het dan maar om een paar honderd euro per maand.’
Maar het is zeker niet alleen kommer en kwel, zegt de onderzoekster. ‘Wij spraken voor ons onderzoek bijvoorbeeld ook met mensen die aan de slag zijn als elektricien in een normaal bedrijf, maar in het weekend via zo’n online platform werken. Zij bepalen doorgaans wel hun eigen prijzen, die soms heel hoog liggen, en verdienen beter met platformwerk dan met hun reguliere baan. Want welk bedrijf gaat nu bij iemand thuis één lamp vervangen? Als klusjesman kunnen zij dat wel, via dat platform, dat zich verder niet bemoeit met de organisatie van het werk. Je hebt dus heel veel verschillende vormen van platformwerk. Daarom is het ook moeilijk om er een beleid rond te voeren, of er genuanceerd naar te kijken. We horen heel vaak het verhaal van de fietskoeriers, maar er zijn heel veel andere verhalen. De platformeconomie bevat zeker niet alleen slechte jobs. Voor heel veel mensen biedt ze mooie kansen om een eigen bedrijf uit de grond te stampen, iets nieuws te proberen of op een eenvoudige manier wat bij te verdienen.’
Precaire contracten
Toch is de platformeconomie, vanwege het businessmodel van bijvoorbeeld Uber en Deliveroo, symbool komen te staan voor een economie waarin de arbeidsverhoudingen steeds precairder worden. Gevreesd wordt ook dat de werkwijze van de platformeconomie stilaan bij andere bedrijven en in andere takken van de economie ingang zal vinden.
‘Als we nu niet ingrijpen, wat staat dan morgen een schoonmaakbedrijf in de weg om in plaats van met vaste contracten en vaste uren te werken met zelfstandige schoonmaaksters, die hun eigen materiaal moeten meebrengen en betaald worden per ruimte die ze schoonmaken? Of bagage-afhandelaars die worden betaald per koffer? En de tijd dat je moet wachten op werk, word je niet vergoed’, zegt socioloog Herman Loos. ‘Want dat is de inzet van de strijd van vakbonden en sommige politici tegen de grote platformen: wat is het statuut van werknemer ons als samenleving nog waard? Vinden we dat mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt ook nog recht hebben op het dure werknemersstatuut, waar zo veel mensen in de middenklasse recht op hebben, of offeren we ze op aan precaire contracten?’
Aanvullend op het voorstel van richtlijn over platformwerk kwam de Europese Commissie ook met een zogeheten advies of guidance dat voorziet in de mogelijkheid dat zelfstandige platformwerkers zich verenigen en door een soort vakbond of belangenorganisatie laten vertegenwoordigen om met de platformen te onderhandelen over collectieve arbeidsvoorwaarden. ‘Dat zou een hele grote stap vooruit betekenen’, zegt jurist Harald Hauben. ‘Zelfstandigen, ook zonder personeel, worden traditioneel gezien als ondernemingen en mogen derhalve geen afspraken maken over bijvoorbeeld prijzen. Dat zou indruisen tegen het fair en eerlijk mededingingsperspectief binnen de EU. Maar als ook individuele zelfstandigen rechten zouden kunnen opeisen, zoals een maximaal aantal werkuren per week, een minimumloon, maatregelen in verband met veiligheid op het werk enzovoort, heb je al een stuk van het probleem opgelost.’
Nationale overheden, niet goed wetende wat ze met die vaak door buitenlandse platformen gestuurde nieuwe arbeidsvormen aan moesten, hebben volgens onderzoekster Karolien Lenaerts te lang gewacht om regels te maken. ‘Daarom is het zo belangrijk dat er op Europees niveau iets gebeurt en dat de Commissie het signaal geeft: wij nemen dit ernstig, binnen Europa willen we dat ook in die nieuwe vormen van arbeid mensen op een correcte manier kunnen werken. Want zeker als het gaat om de grote, globale platformen, die soms niet eens een kantoor hebben in de landen waar ze actief zijn, is het moeilijk om als lokale overheid in te grijpen.’
En ingrijpen is nodig, besluit Lenaerts. ‘Ook andere bedrijven gebruiken almaar vaker platformen en algoritmes om hun personeel te managen. De platformeconomie is wel degelijk een groeiend fenomeen. We kunnen er dus maar beter mee leren omgaan, en de spelers die zich niet aan de regels houden uit de markt duwen, terwijl we de goede spelers alle kansen geven.’
DELIVEROO EN UBER REAGEREN
‘In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd,’ zegt Deliveroo-woordvoerder Rodolphe Van Nuffel, ‘wensen de meeste platformwerkers helemaal geen werknemersstatuut. Wanneer zij zich bij onze platformen aansluiten, zijn ze juist op zoek naar flexibiliteit en gemak. Voorbeelden in Genève en Spanje laten zien dat een loondienstverband tot minder kandidaten, minder banen, minder flexibiliteit, inkomstenverlies voor de restaurants en slechtere service voor de klanten leidt. Sommige platformen werken met een werknemersstatuut, maar juist die bedrijven hebben moeite om personeel te vinden, terwijl er bij ons lange wachtrijen zijn.’
Een soortgelijke reactie valt te halen bij Uber. ‘Wij vinden dat platformwerkers in heel Europa recht hebben op zelfstandig werk dat flexibele en fatsoenlijke verdienmogelijkheden biedt wanneer zij willen werken, en meer bescherming wanneer zij die nodig hebben’, aldus Uber-woordvoerder Rick Janse Kok. ‘Maar meer bescherming moet niet ten koste gaan van de flexibiliteit die platformwerkers zeer hoog waarderen en de werkgelegenheid waar zij op rekenen. De huidige juridische onduidelijkheid over de status van zelfstandige platformwerkers betekent dat telkens als platformen zoals Uber aanvullende bescherming bieden, de platformwerkers minder zelfstandig lijken in de ogen van de rechtbanken. We hebben progressieve wetten nodig, die de waarde van flexibel werk erkennen en de weg vrijmaken voor de betere bescherming van zelfstandigen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier