Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Zweedse woonzorgcentra: ‘Het werk is er zowel fysiek als mentaal minder zwaar’
Meer vertrouwen, andere werkroosters en technologische hulpmiddelen. Dat is volgens Vlaams zorg- en welzijnsambassadeur Candice De Windt nodig om het Zweedse model in onze ouderenzorg te introduceren.
‘In Zweedse woonzorgcentra zijn de personeelsleden echt trots op hun job. Die fierheid moeten we ook in Vlaanderen terugvinden’, zegt Vlaams zorg- en welzijnsambassadeur Candice De Windt. ‘Dat heeft voor een stuk met arbeidsorganisatie en leiderschap te maken, maar ook met maatschappelijke waardering.’ In het zog van een delegatie bewoners en personeelsleden van Vlaamse woonzorgcentra reisde ze onlangs naar Zweden om er kennis te maken met de usances in de plaatselijke ouderenzorg.
Wat is u het meest opgevallen?
Candice De Windt: In Vlaamse woonzorgcentra is het, zeker tijdens de ochtendshift, een en al gehaast en geraas. Dat is in Zweden helemaal anders. Daar valt vooral de rust op. Dat komt in de eerste plaats doordat het personeel er het ritme van de bewoners volgt in plaats van andersom. Doordat men er niet probeert om alle taken in een strak werkrooster te proppen, zijn er veel minder piekmomenten en is de werkdruk lager. Dat hangt ook samen met het feit dat de focus veel meer op wonen dan op zorgen ligt. Het personeel is er vooral om mensen te ondersteunen en hen zo veel mogelijk in hun eigenheid te laten.
Waarom de Zweden wél naar het woonzorgcentrum willen
Waarom houden wij in Vlaanderen zo hardnekkig aan die werkroosters vast?
De Windt: In onze zorginstellingen wordt gewerkt volgens vaste routines die soms al dertig jaar hetzelfde zijn. De vroege shift, bijvoorbeeld, begint steevast om 6.30 uur. Daardoor is het moeilijk om rekening te houden met mensen die lang willen slapen. Willen we zorginstellingen veel meer aan het ritme van de bewoners aanpassen, dan moeten we de werkroosters anders opstellen. Zo zouden er ’s avonds tussen zes en acht uur meer personeelseden aan de slag moeten zijn zodat bewoners die dat willen nog kunnen douchen of in de gemeenschappelijke ruimte naar een film kunnen kijken. Dat vereist natuurlijk een grondige ommekeer in de organisatie en dat kan alleen als er sterk leiderschap is.
‘Het personeel van Zweedse woonzorgcentra volgt het ritme van de bewoners in plaats van andersom.’
In Zweden wordt het personeel van woonzorgcentra ook geacht om samen met de bewoners voor de maaltijden en koffiepauzes aan te schuiven. Een goed idee?
De Windt: Het is zeker positief om personeelsleden – niet alleen zorgkundigen, maar bijvoorbeeld ook keukenmedewerkers, mensen van de poetsdienst of ergotherapeuten – aan te moedigen om hun pauzes met de bewoners door te brengen. Dat schept een heel andere band. In Vlaanderen staan veel personeelsleden daar niet erg voor open. Dat vind ik jammer, maar ik kan het ook wel begrijpen. Die mensen hebben een zware job en dus is het heel normaal dat ze hun pauzes willen gebruiken om op adem te komen. Alleen hoeven ze zich daarvoor niet per se terug te trekken in de personeelskamer of verpleegpost, zoals vandaag vaak gebeurt. Het is perfect mogelijk om even tot rust te komen in de tuin of op een andere stille plek en dan vervolgens toch koffie te drinken met de bewoners.
In Zweedse woonzorgcentra blijven medewerkers ook langer aan de slag en is de uitstroom veel kleiner.
De Windt: Een belangrijke reden waarom veel verpleegkundigen en zorgkundigen bij ons afhaken, is dat het werk op den duur zowel mentaal als fysiek te zwaar wordt. Doordat de werkdruk in Zweden minder hoog is, ervaren ze er niet zo veel stress en blijven ze langer werken. In veel gevallen is het werk in woonzorgcentra er fysiek ook minder zwaar en dat heeft dan weer met ergonomie te maken. In Vlaanderen krijgen veel verpleegkundigen en zorgkundigen op de duur rug- en schouderklachten doordat ze de hele tijd mensen moet optillen. In Lilldal, een van de woonzorgcentra die we in Zweden bezochten, is elke kamer van een plafondtillift voorzien en zijn de meeste meubels die worden aangekocht heel ergonomisch. Zo testen ze er nu roterende bedden uit die van een liggende naar een zittende positie kunnen bewegen. Bewoners worden dus rechtop geholpen zonder dat de zorgkundige hen hoeft op te tillen.
‘Sommige regels vormen een hindernis om van woonzorgcentra een plek te kunnen maken waar bewoners echt zichzelf kunnen zijn.’
Worden bij ons ook al niet veel technologische hulpmiddelen gebruikt?
De Windt: Ja, maar er wordt veel minder over nagedacht. Voor ze in Zweden zo’n hulpmiddel aankopen, wordt het uitgebreid getest en vraagt men ook de mening van de mensen die er daadwerkelijk mee zullen moeten werken. Bij ons investeren directies soms in dure innovaties die ze op de een of andere beurs hebben gezien, zonder dat is onderzocht of die wel echt een meerwaarde bieden. Nochtans zullen we veel meer op zulke hulpmiddelen moeten inzetten als we willen dat de volgende generaties zorgwerkers in Vlaanderen langer aan de slag blijven.
Speelt ook niet mee dat de regels die de Vlaamse overheid woonzorgcentra oplegt veel strikter zijn?
De Windt: Zeker. Nu zijn er natuurlijk regels nodig, want we willen dat iedereen op een gelijkwaardige manier wordt behandeld. Maar ik heb vaak de indruk dat sommige regels een hindernis vormen om van woonzorgcentra een plek te kunnen maken waar bewoners echt zichzelf kunnen zijn. Om een voorbeeld te geven: terwijl ze in Lilldal helemaal vrij zijn om hun kamer in te richten, kunnen Vlaamse ouderen vaak niet meer dan een fauteuil en een schilderijtje meenemen naar het woonzorgcentrum. Als we dus echt vinden dat de nadruk in onze ouderenzorg meer op wonen dan op zorg moet liggen, zullen we een aantal regels moeten herbekijken. De overheid zal de leiding en het personeel van woonzorgcentra inderdaad meer vertrouwen en vrijheid moeten geven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier