Wonderwoud in Oostakker: Katrien Kintaert en haar honden wijzen verloren jongeren de weg terug naar de samenleving

‘Door de honden leren de kinderen respect vragen en krijgen.’ © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Sommige straten hebben een tragische naam. De Gefusilleerdenstraat, bijvoorbeeld. De weg ligt verstopt in een deelgemeente van Gent, zeg gerust in het hol van Pluto – al hebben de marketeers daar een andere naam voor verzonnen: het Wonderwoud. Het is een straat vol symboliek, die doodloopt op een ­executieoord. Tientallen verzetsstrijders zagen hier, tussen 8 februari 1943 en 24 augustus 1944, hun laatste licht. Pas na de oorlog werd het massagraf gevonden. Boven de ­tientallen kruisen hangt een Latijnse leuze: In fide ­constans, altijd trouw.

Voor de rest is er geen bord met uitleg te bespeuren. ­Behalve de mededeling dat koning Boudewijn hier in de ­jaren stillekes ook is geweest. Hij was niet de laatste ­bezoeker van het executieoord, maar veel scheelt het niet. De kruisen zijn vergeten door God en klein Pierke.

Alleen Katrien Kintaert passeert er geregeld. Ze woont er net naast, in het enige huis van de Gefusilleerdenstraat. Ook haar woonst heeft een roemruchtige historie: ooit ­leefden er herders en daklozen, maar vandaag wordt er ­geschiedenis geschreven. Al bijna tien jaar wijst Katrien verloren jongeren vanuit de Gefusilleerdenstraat weer de weg naar de samenleving. Ze doet dat niet alleen, maar met de hulp van honden en schapen. En niet lang meer: binnen drie jaar, zo beslisten de plannenmakers van de stad Gent, ­moeten Katrien en haar vzw Patrasche ophoepelen. Haar domein wordt natuurgebied, een deel van het Wonderwoud. ‘Kom je een dag meedraaien?’ had Katrien me gevraagd.

***

Op een aanvaardbare ochtend slenter ik door de Gefusilleerdenstraat. Bij wijze van verwelkoming word ik besprongen door haar twee assistentiehonden, Titus en Rasmus. ‘Gewoon negeren, dan gaan ze wel weg’, zegt Katrien droog, terwijl ze koffiezet.

Rond tien uur drentelen andere honden binnen. En drie coole Gentse jongeren. ‘Dat is maar schijn’, had ­Katrien me verteld. Zo cool voelen ze zich helemaal niet. ‘De jongeren die hier binnenkomen, raken vaak zelfs niet meer uit hun bed. Ze zijn meestal ook fin-de-carrière in de ­klassieke hulpverlening.’

Ooit werkte Katrien daar, als orthopedagoog. Geen ­vrolijke herinnering. ‘Er worden enorm veel tijd en middelen geïnvesteerd in de bijzondere jeugdzorg, maar het slaag­percentage is amper 20 procent’, zegt ze. ‘Misschien omdat mensen met verschillende problematieken daar bij elkaar gezet worden. Noch de kinderen, noch de hulp­verleners worden daar beter van. Overal zijn er wachtlijsten en overal zitten de wachtzalen vol. Je mag al blij zijn dat je een plek en tijd worden gegund.’

Het is onmenselijk dat uitgerekend dit initiatief moet wijken voor natuurrecreatie.

Katrien raakte er zo gefrustreerd dat ze naar de tropen trok. Eerst naar Afrika, later naar Thailand, Laos en Vietnam. Ze leerde er veel van natuurvolkeren, en werkte ook in wildparken met grote dieren.

Na een tijd was het geld op. Ze droomde weer van België, maar wilde niet onvoorbereid terugkeren. Ze studeerde ­dierentherapie aan de universiteit van Chicago en liep stage in een gevangenis in Colorado. ‘Ooit de film The Mustang gezien, met Matthias Schoenaerts?’ vraagt ze. ‘Die is ­gebaseerd op een waargebeurd verhaal over een gevangenis in Colorado. De directeur daar maakte zich zorgen omdat 85 procent van zijn gevangenen herviel na hun vrijlating. Tot hij hen liet werken met mustangs, wilde paarden uit de Rocky Mountains. In vijf jaar tijd daalde het aantal recidivisten tot 25 procent.’

Dat wilde ze ook doen, maar dan in België: een alternatieve dierentherapie aanbieden voor verloren jongeren. Op subsidie hoefde ze niet te rekenen – daarvoor is het veel te onconventioneel – maar dat deerde haar niet. Ni dieu, ni ­maître. Ze zocht alleen nog een plek, een vrijstaat in de natuur met een andere tijdrekening. Niet die van de wereld en haar drukke gedoe, maar die van dieren.

Via een omweg kwam ze terecht in het Wonderwoud. Hier in de Gefusilleerdenstraat stond een verloederd huis. Met nauwelijks ramen, deuren of toiletten, maar wel met een grote verwilderde tuin. ‘We kregen een concessie van het Agentschap Natuur en Bos’, vertelt Katrien. ‘Op een paar voorwaarden: jaarlijks moeten we hier 50.000 euro ­investeren, en we moesten ook het uitgeleefde pand op eigen kosten onderhouden en renoveren. Dat hebben we ook gedaan: vrijwilligers hebben hier maanden gewerkt om deze plek weer toonbaar te maken. Sponsors gaven ons geld. In ruil daarvoor kregen we van het Agentschap Natuur en Bos de belofte dat we hier waarschijnlijk wel zouden mogen blijven. Ze zouden een oplossing zoeken om Patrasche te integreren in het Wonderwoud.’

De Gefusilleerdenstraat. Boom na boom hoorde ze neervallen. ’s Morgens bleef er alleen zaagsel over, alsof het bos nooit bestaan had. © Saskia Vanderstichele

***

Ik loop door de grote tuin, een Gentse versie van de Hof van Eden: er is een vijver, een joert, en overal staan bunkers uit de oorlog. Daartussen lopen Manx Loaghtan-schapen, een ras dat bijna uitgestorven is. Katrien importeerde ze uit het eiland Man in de Ierse Zee, omdat ze pestgewassen eten. Elk jaar komt er ook een dekram naar de Gefusilleerdenstraat om voor nieuw bloed te zorgen. De kinderen geven hem altijd een naam: Jean-Marie Dedecker, bijvoorbeeld. Of Geronimo, al was dat een agressief geval dat zichzelf doodgevochten heeft. ‘Je was te agressief voor deze wereld, Geronimo’, stond er op zijn graf. ‘Volgende keer beter.’

‘Iedereen denkt dat alle schapen hetzelfde zijn’, zegt ­Katrien. ‘Maar dat is natuurlijk niet zo. Ze lijken op mensen: ze hebben allemaal hun karakter, sluiten allianties en hebben vetes. Het lijkt wel Thuis of Familie.’ Maar we zijn hier niet alleen om naar de soap der schapen te staren. Er moet ook gewerkt worden. ‘Tot je jezelf en anderen geen pijn meer doet. En je passie in het leven gevonden hebt, Stijn.’

Les 1: hoe stap ik met een hond door het leven. ‘Niet links van hem lopen, maar rechts’, zegt Katrien. ‘Dan straal je gezag uit, anders ben je een meeloper.’ Ik loop rechts en probeer gezag uit te stralen, maar een inslaand succes is dat niet. De jongeren wandelen naast hun hond alsof het niets is, maar de mijne luistert niet. ‘Dat dier spreekt natuurlijk geen ­Nederlands’, zegt Katrien. ‘Het kijkt naar je gedrag, je ­houding, je intonatie. Daaruit leidt het af wat je wilt zeggen. Als je geen aandacht en respect krijgt van de hond, dan ligt dat niet aan de hond. Wel aan jou.’

Na een voormiddag smeken, oefeningen en rollenspelen springt de golden retriever dan toch eindelijk een halve ­centimeter op als ik voor de honderdste keer vrolijk ‘hop’ roep, vooral om me een plezier te doen. Ik zie haar denken: je moet nog veel leren.

‘Wat is hier de bedoeling van?’ vraag ik aan Katrien tijdens de middagpauze.

‘Veel jongeren weten niet hoe ze overkomen’, antwoordt ze. ‘Door de honden leren ze respect vragen en krijgen. Ze krijgen ook inzicht in hun eigen functioneren.’

Ze wijst naar een jongen van 16. ‘Hij kreeg cadeautjes van mannen in ruil voor seks, en had geen idee hoe fout dat was. Ik moet mezelf verkopen, dacht hij, anders ben ik niets waard. Hij praat wel, maar communiceert niet echt, hij wil vooral behagen. Daarom laat ik hem werken met de hond Mira, een golden retriever die op hem lijkt. Ook Mira stelt nooit haar grenzen of zegt nooit nee. De andere honden ­bespringen haar en zij incasseert alleen maar. De jongen van 16 leert Mira grenzen aangeven, maar zo werkt hij ook aan zichzelf. Door de hond leert hij naar zichzelf kijken.’

Het slaat aan, bij hem en bij anderen. ‘Na anderhalf jaar staat het merendeel van onze jongeren opnieuw op het spoor. Ze hebben weer een contact met de samenleving. Dat hoeft niet per se school te zijn: sommigen gaan muziek ­spelen, of worden siersmid. Ze hebben vaak andere kwaliteiten, doordat ze al zo veel meegemaakt hebben.’

Katrien Kintaert. ‘Er komt een tsunami van jongeren met problemen op ons af. Allemaal zijn ze over overgediagnosticeerd. © Saskia Vanderstichele

‘Waar vind je honden met gedragsproblemen?’ vraag ik.

‘Er zijn weinig honden in Vlaanderen zonder gedragsproblemen’, antwoordt Katrien. ‘Dat is ook normaal. Stel dat jij, mens, huisdier bent bij de marsmannetjes omdat ze jou zo koddig vinden. Een paar huizen verder loopt er misschien nog een mensje rond. Maar die zie je alleen passeren op straat, terwijl je op stap bent met de marsmannetjes. Natuurlijk zal dat gevolgen hebben voor je gedrag. We denken dat een hond puur natuur is, maar dat is niet zo. Ze zijn allemaal gedomesticeerd en gekneed door de mens. Soms gaat dat heel ver: een chihuaha, bijvoorbeeld, spreekt zelfs amper nog hondentaal. En een mopshond heeft letterlijk pijn en kan amper ademen omdat zijn gezicht er zo menselijk mogelijk moest uitzien.’

***

Ze tuurt naar de Hof van Eden. Haar golden retrievers Titus en Rasmus hollen en dollen door de modder. ‘Die beseffen niet hoe geprivilegieerd ze zijn’, zegt Katrien. Of misschien toch. Soms trekken ze ook door de rest van de wereld. Met hun jasje van assistentiehond aan, waardoor alle deuren opengaan. Zoals de ene keer dat Titus een meisje, dat ­misbruikt was door een getuige van Jehova, vergezelde naar de rechtbank. ‘Daar beweerde die man dat het allemaal haar schuld was. Op dat moment liet ik Titus blaffen. De rechter was natuurlijk in alle staten.’

En dan was er ook nog die ene memorabele rit naar de jeugdrechtbank, met een brief in zijn snuit. ‘Die hadden we hier in de joert geschreven. Samen met een jongen wiens moeder zelfmoord had gepleegd. Het was een protocol van waardigheid, dat we ook verzegeld hadden. De jeugdrechter was heel verrast. Ze vond het fantastisch en heeft zelfs een brief teruggeschreven: “Beste Titus, dat was de eerste keer dat ik een brief kreeg van een hond. Hoe bijzonder was dat, zeg.”’

‘Dat klopt’, reageert jeugdrechter Anelore Bruneel. ‘Ze vroegen of de hond erbij mocht zijn tijdens de zitting. Door de pandemie was dat niet mogelijk. Maar we zijn toen naar hen in de Gefusilleerdenstraat gegaan, om daar de zitting te houden: samen met de griffier, de jeugdadvocaat en de ­consulent van de jongen. Zo heb ik Patrasche leren kennen.’

Bruneel was onder de indruk. ‘De sociale dienst van de jeugdrechtbank geeft ons altijd goede adviezen over wat de gepaste maatregelen zijn voor een jongere. Al lukt het niet altijd om die uit te voeren, want er is een enorm plaatsgebrek in de jeugdhulp. Jongeren en gezinnen wachten soms jaren op gepaste hulp. Helaas moeten we daardoor minder ­geschikte maatregelen nemen voor het kind, waardoor de situatie af en toe escaleert. Sommige jongeren die van kinds af aan door de jeugdrechtbank worden opgevolgd, hebben het ook gehad met de klassieke jeugdhulp en lopen vast.’

‘We werken tot je jezelf en anderen geen pijn meer doet, Stijn. En je passie gevonden hebt in het leven.’

Alleen al daarom is de jeugdrechter zo’n fan van ­Patrasche: het vult een nood. ‘Ze werken daar met de meest kwetsbare jongeren in de natuur. Door met dieren om te gaan, vergeten ze even hun problemen. Ze komen er beter uit. ­Dieren oordelen ook niet, hè. Het is onmenselijk dat uit­gerekend dat initiatief moet wijken voor natuurrecreatie. Dat Wonderwoud is bijna 200 hectare groot, Patrasche neemt daarvan amper 6 hectare in, daar zal het ook niet op aankomen. En dan nog: de sterkte van Patrasche is juist dat ze leven in harmonie met de natuur. Hun ecologische voetafdruk is bijna nihil. Daarom zou het goed zijn dat het project ergens definitief landt, waar ze welkom zijn. En dat het navolging kent.’

Dat vindt ook Katrien Kintaert. ‘De hulpverlening is aan het imploderen. Zeker na corona komt er een tsunami van jongeren met problemen op ons af. Ze trekken zich allemaal terug in hun comfortzone, omringd door schermen. Allemaal zijn ze overgediagnosticeerd: iedereen zit wel ergens op het autismespectrum, of is in zekere mate hoogsensitief. De Centra voor Leerlingenbegeleiding bevestigen dat: “Jij hebt een probleem.” Zo kunnen ze zich wentelen in de rol van slachtoffer, als een calimero. “Het overkomt mij, ik trek mij terug uit het leven met zijn hoge verwachtingen.” Terwijl die jongeren toch ook op hun mogelijkheden aangesproken mogen worden. Iemand moet hen zeggen: “Als je iets wilt bereiken, zul je er ook iets voor moeten doen. Daar is geen knijt aan te veranderen. Op het einde van de rit zul je moeten leren leven. En maak je geen illusies: er zal altijd een x-factor of bullshit zijn.”’

***

Zelfs hier, in het Wonderwoud. De avond valt over de ­Gefusilleerdenstraat en ook een beetje over haar droom. ­Katrien moest al twee derde van haar tuin afgeven aan het natuurgebied. En over drie jaar alles: dan wordt ook haar tuin een deel van het Wonderwoud.

Het Agentschap Natuur en Bos stelde zeven integratieplannen voor, en Katrien ging met alle zeven compromissen akkoord. Tot de stad Gent een dodelijk zinnetje schreef in de omgevingsvergunning die ze moet verlenen: ‘De werking van de vzw Patrasche op het militair domein wordt momenteel gedoogd, maar het mag niet de bedoeling zijn dat deze functie hier op termijn behouden blijft.’

Lang verhaal kort: haar plek is plots zonevreemd en dus vliegt ze eruit. Salut en de kost, trek uw plan, met de groeten van de stad Gent. ‘Dat doet pijn’, zegt Katrien. ‘Na alle in­spanningen die Natuur en Bos gedaan heeft om dit project in het Wonderwoud te integreren. En zeker ook na alle ­inspanningen van de vrijwilligers om dit te renoveren. ­Niemand had ook het lef om me dat nieuws ­persoonlijk te melden – ik heb het via via moeten vernemen. Ik zeg al jaren tegen het stadsbestuur: kom eens kijken naar wat hier gebeurt. Nooit antwoord gekregen. Of toch. Twee weken geleden, net voor de verkiezingen, is er een schepen op bezoek geweest. Maar ook zij had geen goed nieuws bij zich. Er is geen ruimte voor een nieuwe locatie.’

***

Intussen gaan buiten haar domein de werken aan het Wonderwoud onverminderd voort. We horen het gezoem van bulldozers, met af en toe een luide knal. Weer een boom minder op de planeet. ‘Ze moeten allemaal plaats ruimen voor grote dijkelementen’, zegt Katrien. ‘Daar wordt grond gedumpt die anderen niet meer willen: die van Oosterweel, bijvoorbeeld. Soms lijkt het hier wel de ­Sahara. Ik heb me al vaak afgevraagd of het hier wel veilig is, maar niemand kan me daar een antwoord op geven.’

Het is soms best heftig, vertelt ze. Vorige zomer hebben ze net naast haar huis een heel bos gekapt in het midden van de nacht. Ze was de enige getuige. Boom na boom hoorde ze neervallen. ’s Morgens bleef er alleen zaagsel over, zelfs het hout was al verdwenen, alsof het bos nooit bestaan had. Samen met de bomen was ook de stilte weg. In de plaats kwamen wegen. En branieschoppers die met hun motoren en mobiele drugslabs de nacht verstoren. Ze hebben zelfs de beelden van de oorlogshelden overgoten met pek. ‘Terwijl alles op deze plek schreeuwt om integriteit en waardigheid.’

En toch wil Katrien hier blijven, tegen beter weten in. Moedig voorwaarts. In fide constans, altijd trouw aan haar missie. Tachtig jaar na de oorlog leeft er weer een verzetsstrijder in de Gefusilleerdenstraat.

De hond als therapeut? ‘We mogen niet alle heil verwachten van het dier’

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content