Wie houdt de kinderen weg van de smartphone? ‘De overheid moet een dieet voor schermtijd ontwikkelen’
Volgens Kids Unplugged, een collectief van bezorgde ouders, doet de overheid onvoldoende om kinderen te beschermen tegen de negatieve effecten van de smartphone. ‘Goed gebruik van smartphones is een verantwoordelijkheid van ouders, scholen én overheden’, zegt expert Lieven De Marez.
In Vlaanderen zijn kinderen gemiddeld acht jaar en een maand oud wanneer ze hun eerste smartphone krijgen. In Brussel gaat Kids Unplugged, een collectief van drie bezorgde ouders, de strijd aan met het smartphonegebruik van kinderen. Het doet dat om tieners te beschermen tegen de schadelijke impact van smartphones op te jonge leeftijd.
‘Smartphones beïnvloeden de ontwikkeling, geestelijke gezondheid en sociale interacties van kinderen ingrijpend’, staat te lezen op hun website. ‘Verslavende technologieën, schadelijke inhoud en constante prikkels ondermijnen hun welzijn en leervermogen. Social media versterken angst en depressie, vooral bij tieners, en verdringen waardevolle speelmomenten in de echte wereld.’
Om het hoofd te bieden aan de alomtegenwoordige smartphone moedigen de initiatiefnemers ouders aan om het gesprek aan te gaan met hun partner, vrienden en andere ouders. Samen kunnen ze dan een ‘pact’ sluiten om het bezit van smartphones door hun kinderen zo lang mogelijk uit te stellen, minstens tot 14 jaar, maar nog liefst tot 16 jaar. Dat uitstel zien ze als een beschermingsmaatregel en een manier om kinderen hun kindertijd terug te geven.
Het idee komt overgewaaid uit het Verenigd Koninkrijk, waar intussen meer dan 80.000 ‘pacten’ zijn opgesteld. Elk pact telt minstens vijf deelnemende kinderen. Dat betekent dat er zeker 400.000 kinderen zonder smartphone door het leven gaan. Ook in Nederland, Denemarken, Spanje, Duitsland en de Verenigde Staten bundelden bezorgde ouders de krachten om een dam op te werpen tegen het smartphonegebruik van jongeren.
Weg met de smartphone? ‘We hebben een ingrijpende culturele correctie nodig, en wel nu’
‘Een drastisch, maar goed initiatief’, vindt Lieven De Marez, professor media, innovatie en communicatietechnologie (UGent), die het positief vindt dat ouders in actie schieten. Toch hoeft de smartphone voor hem niet in het verdomhoekje te belanden. ‘Het zal ontegensprekelijk voordelen hebben om kinderen geen smartphone te geven, maar omdat ze er vroeg of laat toch mee in aanraking komen, kunnen we hen beter leren om er goed mee om te gaan. Dat gebeurt vandaag niet, of alleszins te weinig.’
In De Standaard wijst Lies Craeynest, een van de oprichters van Kids Unplugged, met een beschuldigende vinger naar de overheid. ‘Het is zwak dat de overheid dit niet durft vast te pakken en lijkt te verwachten dat de apps uit zichzelf veilig worden voor kinderen’, laat ze er optekenen. ‘Dat werkt niet. Nu wordt de verantwoordelijkheid voor het mentale welzijn van onze kinderen volledig bij de ouders gelegd. Wij kunnen die strijd niet alleen aan.’
Meneer De Marez, is het terecht om de verantwoordelijkheid zo bij de overheid te leggen?
Lieven De Marez: Nee. Goed gebruik van smartphones is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders, scholen én overheden. Pas als we allemaal inspanningen leveren, kunnen we stappen vooruitzetten. Wat de overheid wel moet doen, is durven te zeggen dat het huidige beleid gefaald heeft.
Wat bedoelt u daarmee?
De Marez: De smartphone heeft altijd het voordeel van de twijfel gekregen. Ook op school. Omdat de smartphone nu eenmaal een deel is van de samenleving, vond men dat de smartphone ook daar zijn plek moest krijgen. In acht op de tien schoolreglementen staat dat leerlingen een smartphone bij zich mogen hebben, maar dat die enkel bovengehaald mag worden als de leerkracht die wil gebruiken voor een pedagogisch verantwoorde interactie. Vandaag zien we dat dat reglement dode letter wordt. In plaats van verantwoorde interactie, is er distractie.
Bovendien staat in dat reglement niets over de manier waarop leerlingen de smartphone op een goede manier kunnen gebruiken. Jongeren geven aan dat ze te vaak op hun smartphone zitten, maar we doen daar niets mee. We zijn allemaal veel te lang naïef geweest.
Jongeren geven aan dat ze te vaak op hun smartphone zitten, maar we doen daar niets mee. We zijn allemaal veel te lang naïef geweest.’
Lieven De Marez
Professor media, innovatie en communicatietechnologie
In welke zin zijn we naïef geweest?
De Marez: Vandaag besteden we de verantwoordelijkheid om beter met onze smartphone te leren omgaan uit aan de technologie. Via hulpmiddelen die onze schermtijd registeren of apps die beloven om onze schermtijd te verminderen, proberen we grip te krijgen op ons eigen gedrag, maar voor de meerderheid van de mensen volstaan die tools niet.
Moeten we gewoon minder met onze telefoon bezig zijn?
De Marez: Dat is te kort door de bocht, want schermtijd heeft op iedereen, en dus ook op elk kind, een ander effect. Sommigen ondervinden na zes uur geen enkel schadelijk effect, anderen ervaren die schadelijke effecten al na 1,5 uur.
Wat we wél moeten doen, is inzetten op ‘toestelwijsheid’. We moeten inzicht verwerven in ons smartphonegebruik, en in de patronen waarin we vervallen. Pas daarmee kunnen we ons smartphonegebruik onder controle krijgen.
Je kunt digibesitas (dwangmatig overgebruik van digitale toestellen zoals smartphones, nvdr) aanpakken zoals we dat met obesitas zouden doen. Vaak beginnen mensen met zichzelf beperkingen op te leggen en hun levensstijl aan te passen. Acht op de tien Vlamingen probeert vandaag zijn schermtijd zelf te reguleren. Dat werkt tijdelijk, maar is moeilijk vol te houden.
In een tweede fase kiest men voor een groepsstructuur. Bij obesitas kan dat gaan over een loopclub, bij digibesitas over een verbod op school. Het gevaar is dat men, zodra de groepsstructuur wegvalt, in zijn oude gewoontes vervalt.
Ten slotte kan men ook te rade gaan bij een diëtist, die je gedrag analyseert en met een paar gerichte adviezen effect boekt. Dat kan ook een oplossing zijn voor digibesitas. De overheid moet een dieet voor schermtijd ontwikkelen. Daarmee kunnen ouders en scholen inzichten verwerven waar ze mee aan de slag kunnen.
Wat is dan het uiteindelijk doel?
De Marez: Voor mij draait het allemaal om focus, daar moeten we over waken. Focus is het nieuwe IQ.
Tussen de 12 en 20 jaar ontwikkelt een stuk van onze hersenen zich dat ons helpt om ons te concentreren, en dat leert hoofd- van bijzaken te onderscheiden. Vandaag zien we heel wat leerlingen die elke tien minuten afgeleid worden door hun telefoon. Almaar meer leerlingen studeren af met een vernauwde aandachtsspanne, en dat is funest voor onze maatschappij.
‘Ik wil zien dat mijn zoon van dertien minstens twee blokken van drie uur per dag heeft gehad zonder naar een scherm te kijken.’
Lieven De Marez
Professor media, innovatie en communicatietechnologie UGent
U hebt zelf een zoon van dertien. Welke raad krijgt hij van u?
De Marez: Zijn schermtijd maakt me niet zoveel uit, maar hoe hij die schermtijd invult wel. Ik wil wel zien dat hij minstens twee blokken van drie uur per dag heeft gehad zonder naar een scherm te kijken. Tijd waarin hij uitsluitend aandacht heeft voor één ding, zoals het lezen van een boek, of het voeren van een gesprek. Als het maar iets is dat de aandacht niet continu onderbreekt.
https://www.knack.be/nieuws/wetenschap/neuroloog-inge-declercq-geef-jongeren-pas-een-smartphone-vanaf-16-jaar/
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier