Ann Peuteman

‘Loop je glimlachend door de supermarkt, dan denken mensen meteen dat je hen uitlacht’

Glimlach naar een onbekende en je krijgt geheid een argwanende blik terug. ‘Toch blijf ik dat ook in 2024 koppig doen. Al is het maar omdat ik daar zélf vrolijker van word’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman in haar column De Zoetzure Dinsdag.

Zo’n twee maanden geleden viel het me voor het eerst op. Ik was in een uitzonderlijk vrolijke bui – deadline gehaald, uit onverwachte hoek een compliment gekregen, fijn etentje in het vooruitzicht – boodschappen aan het doen in de supermarkt hier om de hoek. Toen een dame me met haar winkelkar de pas afsneed, glimlachte ik automatisch naar haar. Dat deed ik even later ook toen een potige kerel me een duw gaf om de laatste eetbare komkommer mee te kunnen grissen. Vreemd genoeg bleek mijn welwillende blik hen niet meteen te ontwapenen. Integendeel zelfs. Ze leken er aanstoot aan te nemen.

Nu kon dat natuurlijk ook aan het miezerige weer liggen. Of misschien hadden de mensen die ik haast letterlijk tegen het lijf liep toevallig een heel slechte dag. Mijn nieuwsgierigheid was in elk geval gewekt en dus besloot ik om voortaan elke boodschappenronde zichtbaar opgewekt af te werken. Al moest ik daar soms écht moeite voor doen. Omdat ik die dag eigenlijk helemaal niet goed geluimd was, maar ook omdat het lachen me bij elke norse reactie dreigde te vergaan. In elk geval werd me snel duidelijk dat mensen die je niet kent het doorgaans maar matig weten te waarderen als je zomaar naar hen glimlacht. Sommigen kijken je onbegrijpend of zelfs meewarig aan, anderen lijken er alleen maar bozer van te worden. Alsof ze denken dat je hen uitlacht.

‘We zijn er constant van overtuigd dat we geen tijd te verliezen hebben, maar dat is helemaal niet zo.’

Een vriend wees me erop dat dat ook in het verkeer zo is. Onlangs ging hij op de rem staan om een bestuurder die van een oprit de straat wou oprijden door te laten. Daarbij glimlachte hij en maakte hij een galant gebaar. Alleen kwam dat blijkbaar niet zo over bij de andere bestuurder die hem luid toeterend met een uitgestoken middelvinger bedankte. Was het gebaar van die vriend niet duidelijk genoeg? Misschien niet. Maar zijn verhaal bevestigt hoe dan ook dat we de vriendelijkheid van wildvreemden in eerste instantie als ironie of zelfs cynisme interpreteren.

Omdat ik ondertussen heb begrepen dat een glimlach tijdens het shoppen me hoogstens de reputatie van dorpsidioot oplevert, vul ik die nu zoveel mogelijk met woorden aan. Dat werkt beter. Zo kreeg ik onlangs een dankbare blik van een dame die er maar niet in slaagde om de poort van de zelfscankassa’s te openen met de barcode op haar bonnetje. Het enige wat ik had gezegd (mét een glimlach) was: ‘Doet u maar rustig – ik ben niet gehaast’. Dat leek niet alleen haar maar ook de mensen in de rij achter me ontzettend te verbazen.

Nochtans is dat vaak de kern van de zaak: we zijn er constant van overtuigd dat we geen tijd te verliezen hebben terwijl dat meestal helemaal niet zo is. Het is vervelend om te moeten wachten, dát wel, maar in de overgrote meerderheid van de gevallen maken een paar minuten het verschil niet. Noch in de supermarkt, noch op de weg.

Net zoals gedragingen van andere shoppers, zoals het achterlaten van winkelkarren op het roerigste kruispunt van de winkel, wel ergerlijk zijn maar haast nooit onoverkomelijk. Laat staan onvergeeflijk. Dat is toch wat ik mezelf inprentte toen ik me vlak voor Kerstmis noodgedwongen nog naar de overvolle supermarkt begaf. Natuurlijk was het niet fijn om te moeten wachten tot vijf andere mensen de sla van hun keuze in hun winkelkar hadden gegooid voor ík een zak rucola uit de koelkast kon opdiepen. Maar net door mezelf te dwingen om opgewekt te blijven – dat kan dus – viel het me ook minder zwaar.

Zelfs toen een man in de drukbevolkte diepvriesafdeling twee stappen naar achteren zette waardoor hij met zijn volle gewicht op mijn kleine teen terechtkwam. Hij liep rood aan en begon excuses te stamelen. Nadat ik mezelf had herinnerd aan mijn voornemen om in alle omstandigheden vriendelijk te blijven, antwoordde ik (mét een ietwat geforceerde glimlach): ‘Daar kunt u niets aan doen, meneer. Er is hier gewoon niet genoeg plaats voor zoveel mensen.’ Zijn mond viel net niet open.

Ook in 2024 blijf ik dus koppig glimlachen. Op straat, in de supermarkt en – als ik het kan opbrengen – ook in het verkeer. Ik kan het iedereen aanraden. Of je er nu mildheid mee opwekt of niet, zélf word je er een pak vrolijker van. En dat is in deze barre tijden al veel waard.

Partner Content