François Levrau
‘Waarom hebben sommigen lak aan de sociale regels?’
Filosoof François Levrau probeert een oplossing te zoeken na een handvol gevallen van gedragsverruwing en normvervaging, alleen nog maar in de eerste dagen van het nieuwe jaar.
Gelukkig nieuwjaar?
Op oudejaarsavond (maar ook in de dagen/weken ervoor en erna) wordt massaal vuurwerk afgevuurd, ondanks een verbod. Diezelfde nacht worden politieagenten en ambulanciers bestookt. De socialistische vakbond is radeloos na een zoveelste incident op een bus van De Lijn (deze keer was er brandstichting). Wereldkampioen veldrijden Mathieu van der Poel spuwt naar een aantal supporters die hem voortdurend treiteren. Supermarktketen Jumbo laat weten dat er in 2023 ‘meer diefstal dan winst’ was. ‘Flinke jongen’ (een bekende TikTokker) deelt slagen uit aan een treinbegeleider. Zie hier een aantal krantenkoppen van de eerste vijf dagen van januari 2024.
Steeds gaat het over de opgestoken middelvinger tegenover een bepaalde manier van samenleven die mensen aan elkaar wil binden aan de hand van gedeelde normen, regels en afspraken. Waarom hebben sommigen lak aan de sociale regels? De redenen zijn meervoudig. Ik leg er hieronder in vogelvlucht een viertal voor; ze vormen samen een complexe en zichzelf versterkende dynamiek.
1. Teleurstelling
Nogal wat mensen zijn teleurgesteld in wat de politiek voor hen betekent. De aanname is lange tijd geweest dat als iedereen zijn maatschappelijke bijdrage levert, er voor elk lid van de samenleving meer zou zijn en dat het leven dus voor iedereen beter zou worden. Dat blijkt niet te kloppen. De welvaartsstaat compenseert onvoldoende de negatieve uitwassen van een neoliberaal beleid (vb. groteske ongelijkheid). De onvrede en frustraties die in tal van betogingen, stakingen en publieke protesten naar boven komen, hebben zelden geleid tot waarlijke politieke herijking. Mensen staan in de kou, voelen zich verweesd en koesteren daarom een wantrouwen jegens de (politieke) autoriteiten.
2. “I’m the king of the world!”
Mensen worden gedreven door sterke verlangens en behoeftes die ze graag snel ingewilligd zien worden. Door de technologie is het mogelijk om een aantal van die behoeften meteen te bevredigen. Het volstaat een aantal knopjes in te drukken of een paar keer te swipen om tal van producten te bekomen en van bepaalde diensten te kunnen gebruik maken. De ander is daarbij eigenlijk niet meer nodig. De marktlogica speelt handig op de behoeftige aard van de mens in. Zo worden er voortdurend nieuwe verlangens opgewekt waarbij dan meteen ook een middel wordt gepresenteerd dat die verlangens zou kunnen bevredigen. De (digitale) technologie biedt commerciële bedrijven bovendien de mogelijkheid om elk individu in real time en op zijn maat gemaakte informatie en suggesties aan te reiken. In die zin krijgt het individu de indruk dat hij de as is waarrond de wereld draait. De voortdurende hedonistische prikkeling (en de verwachting dat de bevrediging maar een muisklik of swipebeweging van je verwijderd is en de onvrede wanneer bepaalde bevredigingen uitblijven), maakt dat de buitenwereld die niet rechtstreeks geconnecteerd is aan de eigen genotszucht buiten beeld blijft en oninteressant wordt. De wereld is één commerciële markt en voor die mark geldt de regel “Klant is koning.” Mensen willen dan ook altijd en overal als zodanig behandeld worden. Iedereen wil zich Leonardo DiCaprio wanen die vanop de Titanic luidkeels schreeuwt: “I’m the king of the world!”.
3. Negatieve vrijheid
Heel wat gedrag dat eertijds als aanstellerig, pedant, agressief, onwelvoeglijk weggezet zou worden, lijkt thans genormaliseerd en zelfs gelegitimeerd door de verwijzing naar het belang van wat ‘negatieve vrijheid’ wordt genoemd. De waarde die nu quasi absolute ruimte krijgt, is die vrijheid die de afwezigheid van interferentie veronderstelt – anders gezegd: niks of niemand mag jou in je vrijheidsbeleving belemmeren. Mensen willen inderdaad vooral zichzelf zijn, hun zin doen en ze kunnen, middels het argument van vrijheid, alles en iedereen die hen op dit punt beperkingen wil opleggen, wegzetten als verfoeilijke verstoorders van het ‘oceanische gevoel’ waarop ze, als koningen van het eigen paradijseiland, menen recht te hebben. “Wie ben jij om mij te zeggen wat ik wel/niet zou moeten doen?!” Mensen voelen schroom om elkaar te wijzen op storend gedrag (in de trein, op het fietspad, in de aula, in de wijk, op het speelplein, op het werk, etc.). Een samenleving waar het goed is om in te leven blijft echter niet overeind wanneer er enkel maar vrijheid en tolerantie is.
4. “Wees uzelf!”
Mensen willen graag zichzelf zijn. Niet zelden wordt plezier beleefd wanneer ze zich daarbij kunnen onttrekken aan allerhande opdelingen en de verwijzing naar een gedeeld referentiepunt onderuit kunnen halen (“Just be yourself, everyone is already taken.”). Dat wordt niet alleen goedgepraat middels de wat muffe verwijzing naar die ‘negatieve vrijheid’, maar ook naar het belang van ‘authenticiteit’. Waar individuen eertijds, in vrijheid, keuzes konden maken, diende die vrijheid nog altijd te worden beleefd binnen een geheel van gemeenschappelijke waarden en referentiepunten.
De expressie van het eigen ik was met andere woorden ondergeschikt aan een orde die het eigen ik transcendeerde. Vandaag lijkt de meest innerlijke sensatie ‘heilig’ te zijn. “Ken uzelf!” werd ingeruild voor het “Wees uzelf!” Door het wegvallen van de collectieve referentiepunten, wordt het echter steeds moeilijker om een hiërarchie aan te brengen in die vele expressieve vormen van authenticiteit. Alles is daardoor even goed, en iedereen schijnt even getalenteerd. Dit leidt tot het verlies van de ‘waarderingsdimensie’ waarbij het steeds lastiger wordt om oordelen te vellen over wat ‘slecht’, ‘lelijk’, ‘oppervlakkig’, ‘ongewenst’, en ‘ongepast’ is. Dit leidt dan weer tot een nivellering die in de feiten vooral een levelling down inhoudt. Die verkleutering tref je overal aan: in de media (infotainment), het onderwijs (pretpedagogiek), in musea (toeters en bellen en kinderhoekjes), in de opvoeding (‘kinderen baas’), de ontspanningscultuur (het aanbod lijkt een race to the bottom), en in allerhande ogenschijnlijk goed bedoelde campagnes (zoals deze die stellen dat elke lichaam even mooi is – mensen zijn allemaal evenwaardig, maar daaruit concluderen dat lichamen even mooi zijn, is zoals de peuter voorhouden dat zijn gekrabbel héél mooi is). Verheffing wordt als iets elitairs afgedaan – het hedonisme is zo alomtegenwoordig dat de ‘culturele fastfood’ niet meer geconsumeerd wordt na het lezen van Dostojevski, maar eerder is het zo dat de lokroep van de Russische denker nauwelijks gehoord wordt.
(Lees verder onder de preview.)
‘Hoepelwezens’
Deze vier (en andere) factoren, allemaal apart en tezamen, maken dat de connectie met de concrete ander vertroebelt en het maatschappelijke weefsel langzaam ontrafelt. Mensen zijn losse draadjes die niet meer aan elkaar kunnen en willen gevlochten worden. Ze stellen immers vast dat ze in heel wat situaties en voor vele problemen eigenlijk genoeg aan zichzelf hebben.
Mede door de commerciële bedrijven die daartoe de middelen verschaffen, zijn ze autarkische monaden geworden. De ik-gerichtheid maakt dat mensen voortdurend keuzes kunnen maken die voor hen het meest voordelig zijn. Ze leven daarbij vaak te los van en teveel langs elkaar om werkelijk met de ander begaan te zijn.
Het effect dat de keuzes op anderen hebben, verdwijnt daardoor uit het blikveld. Het lijkt alsof de ander niet bestaat. Dat wordt nog versterkt door de technologie die mensen de mogelijkheid biedt om heel selectief mensen toe te laten (wat betekent dat er op massieve schaal heel wat mensen worden buitengesloten).
In die zin zijn mensen eigenlijk ‘hoepelwezens’: ze dragen een hoepel rond zich en stoten daarmee alles en iedereen af die niet tot de ‘inner circle’ behoort. Het gevolg is dat spontane uitwisselingen tussen mensen verdwijnen, en samen hiermee ook de noties van elementair respect en allerhande fatsoensnormen die mensen op elkaar betrekken.
Net omdat mensen op het eigen microniveau gericht zijn en daarbij voortdurend ‘zichzelf’ willen zijn en de eigen belangen verdedigen, is er weinig bereidheid om zich nog met het maatschappelijke meso- of macroniveau te bemoeien. Die niveaus worden vooral gezien als verlengstukken van het microniveau. Merkt men dat die niveaus niet in dienst staan van de microbelangen of die zelfs dwarsbomen, dan worden ze als oninteressant of vijandig afgedaan. Dat is precies waarom de politiek nauwelijks nog als iets aantrekkelijks wordt beschouwd, maar ook waarom ze steeds meer een knieval voor het individu lijkt te maken.
De nieuwe partij van Vlaams Parlementslid Els Ampe en oud-VRT-journalist Peter Verlinden illustreert dat goed. De naam die ze hun nieuwe partij gaven is ‘Voor u’. De politiek is er echter niet voor u en ik. Zij dient het algemeen belang en mensen leren daarom best dat het niet allemaal ‘om het eigen ik’ draait en dat er niet noodzakelijk iets fout is met regels en beslissingen die voor hen negatief uitvallen (alles hangt af van de mate waarin die regels neutraal kunnen verdedigd worden). Wanneer echter de indruk wordt gewekt dat het alleen maar om het eigen ego gaat, dan kan men zich snel ‘meester’, ‘slachtoffer’, ‘zonnekoning’ en ‘rebel’ voelen.
Ik voel mij ‘Meester’
Door de manier waarop je je (à la carte) kan informeren, kan je zo langzamerhand ook je eigen waarheid samenstellen. Zeker wanneer dit samengaat met een groot wantrouwen jegens de autoriteiten en de mogelijkheid om zich te binden aan gelijkgestemden, kunnen sommigen (vaak met de smartphone in de aanslag) niet wachten tot die leerkracht, politicus, of expert zich even vergaloppeert om hem vervolgens aan de schandpaal van de sociale media te nagelen. Groot is dan de verontwaardiging: “Zie je wel, die man/vrouw is totaal incompetent, corrupt, of is deel van het complot!” Het lot van Marc Van Ranst tijdens de coronacrisis is bekend. Sommigen meenden over zoveel kennis te beschikken dat ze een proces aanspanden tegen de bekende viroloog.
Ik voel mij ‘Slachtoffer’
Sommigen koesteren dermate veel wrok dat ze voortaan het heft in eigen handen nemen. Ze laten zich niet meer doen en eisen een vorm van schadeloosstelling vanwege historisch onrecht, vanwege generatie-armoede, vanwege discriminatie en racisme, vanwege de stress die het alledaagse leven met zich teweeg brengt, etc. Iedereen vecht vandaag zijn eigen hoogst persoonlijke strijd voor erkenning. Het is geen toeval dat woke net in deze emocratie floreert. Aan dat slachtofferschap wordt door de gevestigde instanties vaak bijgedragen omdat ze zichzelf daarmee in een goed daglicht willen zetten (“Wij zijn Gutmenschen en nemen het tenminste voor de gekwetsten op.”), maar het leidt in de feiten vaak tot een opbod van slachtofferschap.
Zo geeft de alomtegenwoordigheid van de genoegdoening aanleiding tot steeds meer vragen om erkenning en aanpassingen en tot absurde enquêtes die net de idee van voortdurend slachtofferschap aanwakkeren.
Studenten krijgen bijvoorbeeld de vraag of ze wel tevreden zijn over hun docenten en of ze zich wel veilig voelen, alsook wordt hen aangespoord om feedback te vragen bij een examen (iets waarvan menig student gebruik maakt om het verkregen resultaat in vraag te stellen – ‘Had ik hier niet toch een extra puntje voor verdiend?’). Instellingen maken zich daardoor paradoxaal verdacht. “Evalueer uw docent! Wees op uw hoede! Check uw examen!”
(Lees verder onder de preview.)
Ik voel mij ‘Zonnekoning’
Sommigen hebben hun geblutst zelfbeeld dermate opgepoetst dat ze zich niet langer door anderen de maat laten bepalen. Ziehier meteen ook het drama van de representatieve democratie. Velen kijken naar de politiek vanuit het vizier van de zonnekoning: “l’Etat c’est moi.” Dat is een gevaarlijke situatie, want politici hebben het gevoel dat ze de sentimenten van het volk moeten zien te bespelen om toch enige impact te hebben – het hoeft weinig betoog dat figuren zoals Donald Trump daarin excelleren. Dit is echter gevaarlijk omdat de inwilliging van de particuliere eisen op termijn het enige criterium wordt op basis waarvan politici (en het politieke instituut) worden beoordeeld.
Ik voel mij ‘Rebel’
Veel hedendaagse erupties van geweld, protest en vandalisme zijn geen verklankingen van hoop op een betere toekomst, maar zijn eerder het gevolg van desillusie en nihilisme. Het gaat om opwellingen vanuit de onderbuik die weinig anders tot doel hebben dan het ervaren van wat genoegdoening wanneer machtsstructuren onderuit worden gehaald. Er wordt niet gestreefd naar individuele of collectieve emancipatie, maar alleen uit ressentiment gehandeld. De blik is niet op morgen gericht, maar op gisteren, waarbij de opgehoopte frustratie, ontgoocheling en ellende tot een destructieve catharsis leidt. Sommigen slagen er daarbij in om een menigte op de been te brengen teneinde zich collectief tegen de orde der dingen af te reageren.
(Lees verder onder de preview.)
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de bestorming van het Capitool. De combinatie van woede en het gevoel van almacht, leidt ertoe dat sommigen ‘voorbij de wet’ willen leven. Dat verklaart waarom al wie het gezag representeert (leerkrachten, hulpverleners, treinconducteurs, buschauffeurs, artsen, politici en politieagenten) het vaak moet ontgelden, net zoals de symbolen van dat gezag (flitspalen, politiecombi’s, bushokjes, scholen, de publieke ruimte in algemene zin). Wie de hoop en het vertrouwen heeft verloren, meent dat alles en iedereen medeplichtig is aan de door hen als onrechtvaardig beoordeelde samenleving.
Bij anderen slaan de stoppen door en is het kleinste akkefietje voldoende opdat er met buitensporig geweld wordt gereageerd. Denk aan de verkeersagressie, maar ook aan de lone wolf die verteerd door frustratie langzaam naar zijn ‘moment de gloire’ toeleeft. De rebellen verdragen hun ondergeschiktheid en teleurstelling niet meer en nemen dan maar het heft in eigen handen.
Wanneer het bepaalde jongeren met een migratieachtergrond betreft, dient gesteld dat er drie factoren bij elkaar komen: (1) ze krijgen vaak teveel en te vroeg vrijheid die hen naar de straat drijft zodat ze zich aldaar voeden aan al het negatieve dat de ‘straatcultuur’ te bieden heeft; (2) ze zitten tussen ‘hamer en aambeeld’, want integratie kan samengaan met een verlies aan loyaliteit ten opzichte van de herkomstcultuur en een te rigide vasthouden aan die cultuur kan de integratie net bemoeilijken; (3) ze worden geconfronteerd met de vele obstakels die met integratie te maken hebben.
Verbondenheid als het nieuwe leidmotief
De gedragsverruwing is een signaal dat het sociaal contract niet meer geldt. Dat wil zeggen dat er te weinig harmonie is tussen zij die regeren en zij die geregeerd worden. In de ogen van velen heeft de overheid gefaald in haar primaire plicht om het algemene belang te dienen. Er is daardoor weinig begrip voor uitspraken die verwijzen naar gemeenschappelijke waarden en resulteren in vrijheidsbeperking.
Gewapend met het internet, de smartphone en straks de Artificial Intelligence, zullen steeds meer mensen uitgaan van hun eigen kracht en zullen daarbij de eigen wetten als gangbare gedragsnorm zien. De technologie zal het hen daarbij nog meer mogelijk maken de ander op afstand te houden en zelfs te ontkennen. Zeker wanneer gedragsverruwing niet bestraft wordt, zal dit de steeds meer de nieuwe collectieve norm worden. Als enkelingen vuurwerk aansteken, terwijl er een verbod geldt, en als anderen zien dat er geen straffen volgen, dan zal het naast zich neerleggen van die verboden toenemen. Zelfs Immanuel Kant wist al dat je maar best niet teveel van het morele karakter van mensen moet verwachten als er geen afdwingbare wetten zijn.
(Lees verder onder de preview.)
De verweesdheid, het gebrek aan hoop, de sociale disconnectie en de fricties waartoe dit leidt, moet naar mijn aanvoelen veel ernstiger genomen worden. Het verlamt de samenleving en haalt al het goede van een beschaving onderuit. Die kentering kan bewerkstelligd worden door hard te investeren in een discours dat vrijheid de plaats geeft die haar werkelijk toekomt, namelijk als onderdeel van een waardencoalitie met, naast vrijheid, ook aandacht voor gelijkheid, solidariteit, zelfbeperking en dus de bereidheid tot compromis. De sociaal-morele structuur van de samenleving draait thans teveel om die individuele (negatieve) vrijheid. Het is moeilijk niet te zien hoe met die vrijheid een samenleving werd gecreëerd waartegen we ons steeds meer machteloos voelen. De vrijheid levert een winst, maar ook een verlies. Het is opvallend dat dit verlies niet wat vaker benoemd wordt. ‘Verbondenheid’ zou daarom het nieuwe leidmotief moeten zijn. Dat veronderstelt een aantal zaken. Ik lijst er hier een drietal op.
Ten eerste zou het in de economie niet alleen om ‘groei’ en ‘winst’ moeten gaan. De vraag die gesteld dient te worden is wat nu precies het doel van de economie is. Het antwoord lijkt me eenvoudig: de economie dient om de samenleving voor iedereen beter te maken, dat wil zeggen voor mensen, voor het samenleven, en voor de leefomgeving.
Ten tweede zou het beleid mensen via rechten, plichten en straffen moeten oproepen hun bijdrage te leveren. Elkeen zou dan omwille van die bijdrage het gevoel moeten hebben dat hij wordt gewaardeerd. Het is goed zich daarbij voor ogen te houden dat we allemaal van elkaar afhankelijk zijn. Ook de succesvolle CEO die dat winstgevende bedrijf runt, heeft kledij en eten nodig die anderen voor hem maken. Zonder kledij en eten geen CEO.
Ten derde veronderstelt het de bereidheid om de samenleving te vormen in functie van die zaken die ons als mens werkelijk verheffen, denk aan solidariteit, zorg, empathie, hulpvaardigheid, deugden, samenwerking, respect (voor mens, dier en milieu), zingeving, maar ook aan de grote kunstwerken (eerder dan het vlugge genot van de culturele fastfood). Mensen zijn, zo blijkt uit nogal wat onderzoek, ‘wired for empathy’, maar uiteindelijk zijn het de omstandigheden die bepalen of mensen zich werkelijk empathisch opstellen. Als we ‘betere’ mensen willen, dan moeten we ‘betere’ omstandigheden creëren. Politici aller landen, verenigt u.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier