Waarom de Zweden wél naar het woonzorgcentrum willen

Anna-Greta Anglund (eerste van links) en Sara Johansson (derde van links): ‘Iedereen leeft hier op zijn eigen ritme. © David Ahnstedt
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Terwijl de meeste Vlamingen al onwel worden bij de gedachte dat ze naar een woonzorgcentrum zouden moeten verhuizen, zijn Zweedse ouderen daar helemaal niet bang voor. Is de ouderenzorg dan zoveel beter in het hoge Noorden? En wat kunnen Vlaamse woonzorgcentra daarvan leren? Knack reisde naar Zweden en zocht het uit.

‘Ik was in de wolken toen ik hoorde dat ik hier mocht ­komen wonen’, zegt Anna-­Greta Anglund (89). Een jaar geleden verhuisde ze naar ­Lilldal, een woonzorgcentrum in Kållekärr op het Zweedse eiland Tjörn. ‘Het eten is voortreffelijk, ik krijg de beste zorgen en ik kan doen en laten wat ik wil. Het is alsof ik in een luxehotel woon.’

Dat is nochtans niet het eerste wat bij ons ­opkomt wanneer we in Lilldal arriveren. Aan de buitenkant ziet het gebouw er nogal af­geleefd uit, een onthaal is er niet en de piepkleine entree wordt versperd door een vrouw die op haar rollator geleund in een telefoon staat te roepen.

Toch is Anglund lang niet de enige die zo opgetogen is over haar woonplek. Anders dan in Vlaanderen hebben de meeste ouderen in Zweden best een positief beeld van woonzorgcentra. Lukt het ze niet meer om alleen te wonen, dan gaan ze vol overtuiging naar een rusthuis.

‘Als mensen voor hun 84e in een woonzorg­centrum belanden, zijn wij als gemeente tekort­geschoten.’

Lilian Hansson

Hoofd Gezondheidszorg en Welzijn Tjörn

Dat geldt zeker voor de inwoners van Tjörn, de ­bakermat van het Tubbe-­model. Dat houdt in dat bewoners van woonzorgcentra ­verregaande zeggenschap ­hebben over hun dagelijks ­leven en de plek waar ze wonen. De Koning Boudewijn Stichting trekt al vijf jaar aan de kar om Tubbe ook in Vlaanderen te ­introduceren. Ondertussen passen 91 Vlaamse woonzorgcentra het model toe.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Beter thuis

In Zweden is het ouderen­beleid helemaal anders georganiseerd dan bij ons. De nationale overheid heeft de grote lijnen uitgetekend, maar het zijn de gemeentebesturen die verantwoordelijk zijn voor de invulling ervan. Zij kunnen het aanbod en de prijs dus op de behoeften van de plaatselijke bevolking afstemmen. En die zijn op het landelijke Tjörn heel anders dan zestig kilometer verderop in Göteborg. De enige ­constante is – net als in Vlaanderen – dat alles erop gericht is om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. ‘Het is voor de overheid veel goedkoper om mensen met thuiszorg te omringen dan ze naar een woonzorgcentrum te laten verhuizen’, krijgen we keer op keer te horen.

Vandaar dat er veel tijd en geld in ­preventie wordt geïnvesteerd. ‘Elke inwoner van Tjörn die 80 wordt, stellen we voor om een verpleegkundige langs te sturen’, zegt Lilian Hansson, hoofd Gezondheidszorg en Welzijn van de gemeente Tjörn. ‘Die gaat na of het huis nog wel aan de noden van de oudere bewoners is aangepast en of ze ergens hulp bij kunnen gebruiken. Als blijkt dat ze bijvoorbeeld iemand nodig hebben die boodschappen voor hen haalt of klusjes doet, dan regelt die verpleegkundige dat.’

Vooral tijdens de lange wintermaanden kunnen de bewoners van Lilldal in het solarium van de nepzon genieten. © David Ahnstedt

Door tachtigplussers goed op te volgen, kunnen ze volgens Hansson langer in hun eigen huis blijven wonen. ‘Mensen verhuizen doorgaans pas naar een van onze woonzorgcentra wanneer ze 84 jaar of ouder zijn’, zegt ze. ‘Als ze hier vroeger belanden, heb ik het gevoel dat we zijn tekort­geschoten.’

Woonzorgcentra helpen bewoners van pillen af

Meer tijd

Onlangs reisden vijf bewoners van het West-Vlaamse woonzorgnetwerk BEN, waar ze al jaren met het Tubbe-model werken, samen met een groepje personeelsleden naar Zweden af. In dezelfde periode liep ook een tiental Vlaamse zorgkundigen in opleiding er stage. ‘Het grootste verschil met Vlaamse woonzorgcentra is dat je hier veel meer tijd hebt voor de ­bewoners’, zegt Myrthe Vanhee, een leerlinge uit het zevende jaar thuis- en bejaardenzorg van MMI Kortemark. ‘Als je bij ons iemand moet aankleden, haal je snel wat kleren uit de kast. Hier wordt van je verwacht dat je een bewoner uit vijf of zes outfits laat kiezen.’

Voor zorgkundigen die gewoon zijn om constant onder tijdsdruk te werken, is dat wel even wennen. ‘Op onze eerste stagedag wilden we meteen de handen uit de mouwen steken, maar zo doen ze dat hier niet’, zegt stagiair Anouck Spruytte. ‘Eerst drinken de nachtploeg en de dagploeg samen een kop koffie terwijl ze het werk en de bewoners bespreken. Dat had ik nog nooit meegemaakt.’

‘Doordat de regels veel minder strikt zijn, voelt het hier huiselijker aan maar is het ook rommeliger en minder hygiënisch.’

Anna Sap

Stagiair

In Lilldal, waar plaats is voor 29 permanente en 6 tijdelijke bewoners, krijgen zorgkundigen ’s ochtends ook geen lijst met de namen van de mensen die ze in een paar uur tijd moeten wassen en aankleden. Dat zou ook niet werken, want iedereen leeft hier op zijn eigen ritme. Dat wil ­zeggen dat sommige bewoners voor dag en dauw uit de veren zijn, terwijl andere liever ’s avonds douchen zodat ze ’s ochtends lekker lang kunnen uitslapen. Om dat mogelijk te maken wordt het ontbijtbuffet tussen 7.30 en 10.30 uur ge­serveerd. ‘De keuze is enorm: van brood en kaas tot eieren, groenten en vis’, zegt Spruytte. ‘En als de bewoners toch nog iets anders willen, dan hoeven ze het maar te vragen.’

© David Ahnstedt

Eetmomenten

Sture Bohlin (96), die nog geen jaar in Lilldal woont, vindt dat zijn leven sinds zijn verhuizing amper is veranderd. Het hele jaar door maakt hij na het ontbijt, steunend op zijn rollator, een lange wandeling in de omgeving van het woonzorg­centrum. Geregeld gaat hij dan naar de plaatselijke superette om pepparkokar, typisch ­Zweedse peperkoekjes, te ­kopen. ‘Ik laat altijd even weten dat ik vertrek, zodat ze hier niet ongerust worden’, zegt hij. ‘Maar ik zeg nooit waar ik heen ga, want dat gaat niemand iets aan.’

Wel zorgt Bohlin ervoor dat hij op tijd terug is voor de lunch, die om één uur in de gemeenschappelijke eetkamer wordt opgediend. De bewoners krijgen geen vol bord voor hun neus, maar kunnen zelf opscheppen – of worden daarbij geholpen – uit schalen die op tafel worden gezet. Net als thuis. Over dat eten zijn zowel de bewoners van Lilldal als hun Vlaamse bezoekers opvallend enthousiast. Niet alleen is er veel keuze, alle gerechten worden ook ter plaatse klaargemaakt. ‘Ik geniet van élke maaltijd, maar het zijn er wel erg veel’, lacht Anna-Greta Anglund. ‘In de voormiddag én in de namiddag is er fika (een Zweeds gebruik om bij te praten met koffie en gebak, nvdr) met de heerlijkste zoetigheden, zoals slagroomtaart of kaneelbroodjes. En ’s avonds krijgen we voor het slapengaan ook nog een snack.’ Wie tussendoor nóg trek heeft, loopt gewoon de keuken binnen en vraagt iemand van het personeel om een eitje voor hem te bakken. ‘In de meeste Vlaamse woonzorgcentra is de keuken ’s avonds helemaal ­afgesloten’, leggen de stagiairs uit. ‘Als een bewoner om tien uur ’s avonds honger heeft, kunnen wij hem niet eens een boterham of een yoghurtje geven.’

© David Ahnstedt

Dat er zo veel eetmomenten worden georganiseerd, komt niet doordat Zweedse ouderen een bovengemiddelde appetijt zouden hebben. ‘Door onze mensen verschillende keren per dag uit te nodigen – een ­verplichting is het niet – om ­samen aan tafel te gaan zitten, komen ze makkelijker hun flat uit en maken ze ook sneller vrienden’, zegt Sara Johansson, hoofd van de woonzorgcentra Lilldal en Tubberödshus. ­Bewoners mogen net zo lang aan tafel blijven zitten als ze zelf willen en hun bord wordt niet, zoals in veel Vlaamse woonzorgcentra, weggenomen zodra ze de laatste hap hebben doorgeslikt. Maar het grootste ­verschil is wellicht dat het ­personeel gewoon mee aanschuift. ‘Tijdens de maaltijden verwachten we dat de zorg­kundigen zeker een uur bij de bewoners aan tafel blijven zitten’, zegt Johansson. ‘Dat is de beste manier om hen echt te leren kennen. Bovendien helpen de zorgkundigen om de conversatie gaande te houden, want dat is voor heel wat bewoners niet meer zo vanzelfsprekend.’

‘Wil je later niet naar het woonzorgcentrum? Stort je dan nú in het verenigingsleven’

Kaarsen en tapijten

Van de eetkamer, de woon­kamers en de vele zithoekjes tot de bewonersflats: alles oogt hier even huiselijk. In de gangen staan geen poetsspullen en ook geen zorgkarren met ­geneesmiddelen en medisch materiaal. Die bewaren de bewoners gewoon in hun eigen flat, zoals de kamers in Lilldal worden genoemd. Zorgkundigen dragen hun blauwe of ­paarse werkhemd ondertussen gewoon op een jeans of een ­joggingsbroek. Sommigen ­wandelen op slippers door de gangen. Al die dingen samen zorgen ervoor dat je totaal niet het gevoel hebt dat je in een zorg­instelling op bezoek bent. ‘De regels zijn hier op alle vlak minder strikt dan in België’, zegt stagiair Anna Sap. ‘Daardoor voelt het hier veel huiselijker aan, maar is het ook rommeliger en minder hygiënisch. Soms zie je een dikke laag stof op een kast liggen, maar niemand lijkt daar problemen mee te hebben.’

Sommige flats ogen heel ­sober en netjes, andere zijn volgestouwd met meubels, ­boeken, foto’s of andere memorabilia. In de man cave van ­Sture Bohlin liggen overal magazines, schriften en schrijfspullen. ‘Of ik mijn flat mag decoreren zoals ik wil? Wat is dat voor een rare vraag’, zegt hij. ‘Natuurlijk mag ik dat. Ik betaal toch huur?’ In Lilldal bepalen de ‘huurders’ inderdaad helemaal zelf hoe ze hun kamer inrichten. Alleen over het verhoogde bed en de tillift aan het plafond kan niet worden onderhandeld. Maar een tapijt op de grond? Geen probleem. Kaarsjes voor de ­gezelligheid? Doe maar.

Toch is het vooral het solarium dat de jaloezie van de West-Vlaamse bezoekers opwekt. In die kleine kamer, waar een paar tuinstoelen en een cocktailbar zijn neergepoot, kunnen bewoners zich verwarmen aan speciale lichtpanelen die helpen om hun vitamine D op peil te houden zonder dat ze aan UV-stralen worden blootgesteld. Vooral tijdens de lange en donkere Zweedse winters is het hier aanschuiven voor een plekje in de nepzon.

Sture Bohlin: ‘Of ik mijn kamer zelf mag inrichten? Wat is dat nu voor een vraag.’ © David Ahnstedt

Lagere werkdruk

Een ander opvallend verschil met Vlaanderen is dat er in de woonzorgcentra op Tjörn ­gemiddeld 0,6 voltijdse personeelsleden per bewoner werken tegenover 0,4 bij ons. Het personeelstekort is ook lang niet zo nijpend: de meeste vacatures kunnen relatief snel worden ingevuld. Ook Zweedse jongeren kiezen nochtans niet massaal voor een zorgberoep, maar de uitstroom is hier wel kleiner. ‘In onze woonzorgcentra komt het geregeld voor dat zorgkundigen uit eigen beweging tot hun 67e aan de slag blijven’, zegt Lilian Hansson. Volgens de Vlaamse stagiairs en personeelsleden komt dat doordat het werk veel minder zwaar is. ‘In Vlaanderen zijn wij gewoon om snel en hard te werken. Nooit is er tijd om even te gaan zitten’, zegt Anna Sap. ‘Maar hier behoort het ­gewoon tot je taken om met de bewoners te zitten praten.’

De ouderen zelf betalen minder voor hun verblijf in een woonzorgcentrum dan in Vlaanderen, maar de overheid draagt per bewoner wel veel meer bij.

Zweedse zorginstellingen investeren ook veel in ergonomie waardoor het werk fysiek minder belastend is. In Lilldal hebben zo goed als ­alle stoelen wieltjes, zijn veel tafels in de hoogte verstelbaar en staan de poten van de eettafels in het midden zodat rolstoelen er gemakkelijk onder kunnen worden geschoven. Dat is niet alleen om het personeel te ontzien, maar ook om bewoners de ­mogelijkheid te geven zo veel mogelijk zelf te blijven doen.

Al die tevreden bewoners en gedreven werkkrachten kosten de Zweedse samenleving wel een aardige duit. De ouderen zelf ­betalen minder voor hun verblijf in een woonzorgcentrum dan in Vlaanderen, maar de overheid draagt per bewoner wel veel meer bij. Daardoor beschikken woonzorgcentra er in totaal over veel meer werkingsmiddelen dan in Vlaanderen. Al is dat niet de ­enige reden waarom het niet ­vanzelfsprekend is om Vlaamse bewoners evenveel vrijheid en huiselijkheid te bieden als in Zweden. Een minstens even ­grote hindernis is de rigide regelgeving op het vlak van veiligheid, hygiëne en personeelsbezetting. Of zoals een Vlaamse zorgwerker het samenvat: ‘Om onze bewoners écht inspraak te kunnen geven, moeten ook wij genoeg vrijheid en vertrouwen krijgen. Anders vrees ik dat wat we in Zweden hebben gezien voor veel Vlamingen een verre droom zal blijven.’

De studiereis en de werkstages in Tjörn werden mogelijk gemaakt dankzij de steun van de Koning Boudewijn Stichting.

‘Werken in een woonzorgcentrum? Natuurlijk zien jongeren dat niet zitten’

‘Ik ben jaloers op het vertrouwen dat de Zweedse ouderenzorg van de overheid krijgt’

Volgens Johan Staes (VLOZO), die meereisde naar Zweden, kan Vlaanderen heel wat van Zweden leren.

Bij ons doen woonzorgcentra vaak nog heel klinisch aan, terwijl ik in Zweden echt het gevoel had dat ik bij mensen thuis op bezoek was’, zegt Johan Staes, gedelegeerd bestuurder van Vlozo, de sectorfederatie van Vlaamse private woonzorgcentra. ‘Wat me nog het meest opviel, was de rust. Niet één keer heb ik personeelsleden heen en weer zien rennen, zoals in veel Vlaamse woonzorgcentra.’

Kunnen we dat Zweedse systeem ook naar Vlaanderen overplanten?

Johan Staes: Ik vrees dat de Vlaamse regelgeving daarvoor op veel vlakken te strikt is. Bij ons wordt erg veel van bovenaf opgelegd, zoals hoeveel medewerkers op welk moment en voor welke taken moeten worden ingezet. De Zweedse overheid heeft duidelijk veel meer vertrouwen in het management en het personeel van woonzorgcentra. Daar ben ik best jaloers op, want in Vlaanderen heerst vandaag eerder een sfeer van wantrouwen. Vandaar dat de overheid de teugels zo strak in handen houdt.

Kost de Zweedse ouderenzorg ook niet veel meer geld?

Staes: Zweden betalen gemiddeld minder dan 35 euro per dag voor hun verblijf in een woonzorgcentrum, tegenover 70 euro in Vlaanderen. Daar staat wel tegenover dat een Zweeds woonzorgcentrum voor elke bewoner 193 euro per dag van de overheid krijgt terwijl dat in Vlaanderen maar 86 euro is. Hoewel Zweden een veel lagere dagprijs moeten betalen, hebben de woonzorgcentra er dus veel meer middelen om zorg en ondersteuning te bieden. Dat bewijst nog maar eens dat de sector in Vlaanderen echt wel ondergefinancierd is. Om dat goed te maken zou de overheid volgens onze berekeningen jaarlijks minstens 300 miljoen euro extra in woonzorgcentra moeten investeren.

Hebt u ook verschillen gezien wat de inzet van personeel betreft?

Staes: In Lilldal, een van de woonzorgcentra die we in Zweden hebben bezocht, zijn er twee personeelsleden voor acht bewoners – daar kunnen we in Vlaanderen alleen maar van dromen. Daarnaast is de opgelegde personeelsnorm er ook veel minder strikt. Bij ons moeten er per dertig inwoners bijvoorbeeld vijf voltijdse verpleegkundigen worden ingeschakeld terwijl er in de woonzorgcentra op Tjörn niet één verpleegkundige aanwezig is. Wel heeft de gemeente verpleegkundigen in dienst die de klok rond oproepbaar zijn, zowel voor mensen die thuis wonen als voor rusthuisbewoners. Ik zeg niet dat we in de Vlaamse ouderenzorg geen verpleegkundigen meer moeten inschakelen, maar wel dat we beter eens nadenken over de manier waarop we dat doen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content