Dirk Draulans

‘Vrouwen zijn beter met honden dan mannen (en omgekeerd)’

Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De boeken over de hond Boef van schrijfster Jana Elza Wuyts illustreren hoe natuurlijke wildheid in ons wat minder wild systeem kan integreren zonder dat die wildheid helemaal verloren gaat.

Het is een prachtig verhaal van geslaagde integratie. En vooral van véél goede wil. Als je een wilde Spaanse berghond kunt leren leven in een weliswaar wat apart Vlaams gezin, is élke vorm van integratie mogelijk, als je maar genoeg je best doet. In het geval van de integratie van de hond Boef in het gezin van schrijfster Jana Elza Wuyts (en haar echtgenoot schrijver Marnix Peeters) kostte het letterlijk bloed, zweet en tranen.

Het hele proces is in detail gedocumenteerd in twee Boef-boeken: ‘Hoe ik een wilde Spaanse berghond in huis nam’ (uit 2021) en recent ‘Liefhebben kan je leren’. Het eerste leest als een dagboek van de moeizame interactie tussen de verwilderde hond die het schrijverskoppel leerde kennen in het Zuid-Spaanse dorpje waar ze graag gaan overwinteren, en die ze voor zijn veiligheid – hij werd constant belaagd in het dorp – meenamen naar hun afgelegen zomerwoonst in Duitstalig België.

Je voelt je bij de lectuur constant zelf ongemakkelijk, als je leest hoe moeizaam het was om een wilde hond te laten wennen aan een gedomesticeerde omgeving met afgesloten tuinen, leibanden, ziekmakende autoritten en vooral vriendelijke mensen, want hij was anders gewend. Je wordt zelf rusteloos van de verhalen over ononderbroken geblaf, chronische uitbraak- en andere ontsnappingspogingen, gekots in de wagen, eindeloos gedoe met katten en vogels…

Het tweede boek is een rustiger beschrijving van hoe de schrijfster en de hond elkaar leerden kennen en begrijpen – het is tevens het verhaal van een tot hondenkenner vervelde oorspronkelijke stadsmus. Het is een variant van het klassieke Beauty and the Beast – Boef is een echt beest, maar met een goed karakter, anders zou het onmogelijk zijn geweest om hem om te scholen van wilde berggeit naar een dier dat zich thuis voelt op hondenweides in hartje Antwerpen en er vrienden maakt.

(Lees verder onder de cover.)

Tijdens de lectuur kun je bijna niet anders dan concluderen dat het Boef-succes onmogelijk was geweest als het geen vrouw was geweest die hem onder haar hoede nam. Boef was ook veel meer aangetrokken tot Jana dan tot Marnix – een hondenvariant van de keuze tussen de Schone en haar Beest. Het duurde maanden voor Boef genoeg vertrouwen in Marnix had om met hem mee te gaan zonder dat Jana in de buurt was. 

Je leest het dikwijls in analysen van de opvang van straathonden: ze gaan gemakkelijker mee met vrouwen dan met mannen. Dat zal zijn redenen hebben. De relatie tussen mannen en honden is niet zelden vooral een kwestie van dominantie, van laten zien wie de baas is, terwijl er in de relatie tussen vrouwen en honden meer begrip komt, zelfs empathie. Als er naar honden gestampt wordt, of in het geval van Boef in Spanje met stenen gegooid, zijn doorgaans mannen de dader. Het zal ook geen toeval zijn dat er meer vrouwen onderzoek naar apen doen dan mannen, terwijl het emotioneel veel afstandelijker onderzoek van vogels nog altijd vooral een mannenkwestie is. Van vogels kun je veel makkelijker een nummertje in een gegevensbank maken dan van apen of honden.

Ook de auteurs van de hondenboeken waar Jana het meeste aan had, zijn vrouwen. Ze getuigt in haar tweede Boef-boek nu zelf van een geweldig inzicht in het omgaan met honden – als radio- en tv-programma’s een stem nodig hebben die écht met gezag over honden spreekt, weten ze waar ze moeten zijn (er is ook hondenkenner Ellen Van Krunkelsven van de hondensteundienst van de federale politie).

Wat ik persoonlijk het relevantste stuk in het tweede Boef-boek vind, is Jana’s analyse van de leibandkwestie. Ze gaat rücksichtlos voor harnas en leiband. Boef, nochtans veel wilder dan de doorsnee hond in Vlaanderen, komt niet buiten zonder – een weliswaar lange – leiband, anders is het onmogelijk om hem in bos en veld ervan te weerhouden constant zijn neus te volgen en achter echte wilde dieren aan te gaan. Het druist in tegen de visie van veel mensen met een hond, maar niet noodzakelijk veel inzicht in hun hond, die vinden dat je een hond af en toe ‘zijn vrijheid’ moet gunnen. Voor Jana is het echter duidelijk: Boef draait meer en langer over zijn toeren als hij zonder leiband een bos in gaat dan met.

Hoeveel mensen poneren niet met grote stelligheid dat hun hond ‘niets doet’ en ‘niet achter het wild aan gaat’, maar zijn dan stomverbaasd als hij een konijn heeft gevangen of een reekalfje doodgebeten. Het succes van Boef maakt dat Jana en Marnix steeds regelmatiger mensen met honden op bezoek krijgen, die dan graag samen een boswandeling gaan maken. Nadat ze de loslopende, want zogenaamd onschuldige hond van een bezoekend koppel na wat zoekwerk terugvonden bij een zieltogende vos die hij te pakken had gekregen, zijn de twee formeel geworden: geen enkele hond gaat nog zonder leiband mee op wandel. Het is een gulden regel om de impact van die massa potentiële predatoren op onze natuur te beperken. Dank, Jana, om dat als hondenliefhebster zo stellig te verdedigen.

Ik heb Boef één keer eventjes ontmoet, toevallig. Je ziet meteen dat hij een geweldig dier is. Hij past ook helemaal in het plaatje dat ik in mijn hoofd heb van wat dé hond zou worden als hij het ooit zonder mens moet doen – in de veronderstelling dat honden de teloorgang van de mensheid zouden overleven. Het blad New Scientist analyseerde die kwestie een tijdje geleden in een leuk verslag, waarin onder meer te lezen stond dat wereldwijd 80 tot 85 procent van de honden een bestaan als zwerf- of straathond leidt, zoals Boef dus, voor hij zich integreerde in het Vlaamse schrijversgezin.

De straathond is de norm, niet de propere rashond die wij cultiveren, laat staan de schoothond. Er zijn historische situaties beschreven van steden die willen moderniseren, waarbij een van de eerste en meest zichtbare maatregelen het elimineren van de straathond was, als symbool van achterlijkheid. Maar op plekken waar de menselijke aanwezigheid minder evident wordt, gebeurt het omgekeerde: dan duiken straathonden weer prominent in het straatbeeld op. Ik maakte het mee toen ik voor Knack nog in de actieve oorlogsverslaggeving zat. Zowel in de Bosnische hoofdstad Sarajevo als in Mogadishu, de hoofdstad van het nog altijd verdoemde Somalië, werden sommige straten en zelfs wijken ’s nachts overgenomen door troepen zwerfhonden. Vooral in Mogadishu was dat beangstigend – de honden waren bijna even angstaanjagend als de haveloze gedrogeerde milities die er overdag de plak zwaaiden.

Wetenschappers zijn er duidelijk over: na een eventueel verdwijnen van de mens gaan honden niet opnieuw veranderen in wolven, waar ze iets tussen twintig- en dertigduizend jaar geleden uit ontsproten onder impuls van menselijke selectie tegen wild wolvengedrag. Het is ook niet zeker of ze echt roedels gaan vormen, zoals wolven, want dat zijn toch vooral familiegroepen geleid door een hecht koppel, terwijl zwerfhondentroepen het equivalent van onze ongeregelde bendes zijn.

Het is zeker dat honden overlevingskansen hebben zonder mensen, want zelfs schoothondjes vinden soms ineens hun wilde kant terug als ze zonder leiband in een stadspark kunnen flaneren. De schoot- en andere extreem doorgekweekte rashonden zouden er in de natuur wel uitgaan, wegens te veel door kweek geforceerde kenmerken die overleving zonder menselijke steun in de weg staan. Als je leest wat de ideale hond voor een post-mensentijdperk zou zijn, kun je niet anders dan er iets als Boef in zien. Ook daarom vond ik de boeken van Jana zo inspirerend: ze illustreren hoe natuurlijke wildheid in ons wat minder wild systeem kan integreren zonder dat die wildheid helemaal verloren gaat. Zo lijkt de hond de optie van een leven zonder mens open te houden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content