Kris Verheyen
‘Vlaamse Landbouw de meest duurzame ter wereld? Dat is maar hoe je het bekijkt’
De recente uitspraken van landbouwminister Jo Brouns dat de Vlaamse landbouw ‘de meest duurzame ter wereld’ is, zijn op zijn minst gebaseerd op een zeer beperkte lezing van de data, leggen Kris Verheyen (UGent) en Kris Decleer (INBO) uit.
Vlaams minister Jo Brouns en zijn partij CD&V hebben onlangs herhaaldelijk verkondigd dat de Vlaamse landbouw de meest duurzame ter wereld is. Knack heeft een (eerder beknopte) factcheck uitgevoerd van deze bewering en kwam tot de conclusie dat ”bepaalde landbouwsectoren in Vlaanderen inderdaad tot de meest duurzame ter wereld kunnen worden gerekend. Voor andere deelsectoren zijn te weinig gegevens beschikbaar om algemene uitspraken te kunnen doen over de duurzaamheid” en Knack beoordeelde de uitspraak van Brouns daarom als ‘eerder waar’.
Volgens onze analyse is de uitspraak van Brouns gebaseerd is op een zeer beperkte lezing van de data, en daarom beschouwen wij zijn uitspraak als ‘niet waar’.
De uitspraak van Brouns baseert zich op studies van o.a. ILVO die de ecologische duurzaamheid van landbouwproductiesystemen analyseren en waarbij gebruik gemaakt wordt van zogenaamde levenscyclusanalyses. Deze internationaal aanvaarde en gestandaardiseerde methode is zeer bruikbaar om de globale milieu-impact per eenheid van een bepaald product te kwantificeren, waarbij gekeken wordt naar impactcategorieën als klimaatverandering, fijnstofvorming, ozonafbraak, verzuring, en vermesting van aquatische en terrestrische milieus.
Het klopt dat de Vlaamse landbouw – relatief t.o.v. andere landen en regio’s – voor bepaalde categorieën vaak erg goed scoort in termen van milieu-impact per eenheid product (zie bv. dit artikel).
Echter, om een uitspraak te doen over de totale milieu-impact van landbouwproductie moet ook rekening gehouden worden met de hoeveelheid product die er geproduceerd wordt. Daarvoor is deze formule van belang:
Formule 1: Totale impact = Geproduceerde hoeveelheid product x Impact per eenheid geproduceerd product.
De Vlaamse landbouw behoort in alle deelsectoren tot de meest productieve ter wereld met zeer grote opbrengsten per hectare. De hoge productie wordt daarnaast ook mogelijk gemaakt door import van grote hoeveelheden diervoeding voor de in Vlaanderen zeer belangrijke dierlijke productiesystemen, zoals geïllustreerd wordt in Fig. 1. Volgens Formule 1 leidt dit onvermijdelijk tot een grote milieu-impact, zelfs indien de milieu-impact per eenheid geproduceerd product laag is. Bovendien beperkt deze impact zich niet enkel tot Vlaanderen, maar wordt er ook in het buitenland een aanzienlijke druk op land gelegd en wel op een oppervlakte die groter is dan de actuele landbouwoppervlakte in Vlaanderen.
Figuur 1 : ‘Food Footprint’ van de Vlaamse landbouw. De eerste balk toont het actuele landbouwareaal in Vlaanderen, opgedeeld in het areaal gebruikt voor de gewassen die instaan voor directe voeding van de mens en het areaal dat gebruikt wordt om voedsel te produceren voor dieren en dierlijke producten (vlees, zuivel, eieren). De tweede balk voegt hieraan het areaal toe dat we extra nodig zouden hebben indien we in Vlaanderen al het voedsel voor onze dieren en dierlijke producten zelf zouden willen telen. De derde en de vierde balk zijn twee hypothetische scenario’s: de derde balk toont het areaal dat nodig is om grotendeels zelfvoorzienend te zijn op basis van onze huidige eetgewoontes, terwijl de vierde balk hetzelfde doet maar dan gebaseerd op wat de EAT-The Lancet Commission beschouwt als een gezond dieet. (Bronnen voor deze berekening zijn: Danckaert et al. 2013, Van linden et al. 2022 en LARA 2024.)
Dat de milieu-impact alleen al in Vlaanderen effectief groot is, bewijzen de monitoringsgegevens van onze omgevingskwaliteit (zie kaderstuk hieronder). Het is m.a.w. niet voor niets dat er nu al zeven opeenvolgende mestactieplannen opgemaakt werden in een poging om de waterkwaliteit te verbeteren en dat de Programmatische Aanpak Stikstof in het leven geroepen werd om de biodiversiteit in de Europees beschermde habitatrichtlijngebieden te vrijwaren.
Figuur 1 toont daarnaast ook aan dat er in Vlaanderen momenteel in grootteorde voldoende landbouwareaal aanwezig lijkt te zijn om te voorzien in onze eigen voedselvoorziening en zeker al indien er op grote schaal een transitie gemaakt wordt in de richting van een meer gezond dieet gebaseerd op een groter aandeel plantaardige producten. Zelfvoorzienendheid moet niet noodzakelijk als doel voorop gesteld worden net zomin als het niet langer inzetten op export, maar de cijfers tonen wel aan dat er letterlijk nog veel ruimte ligt tussen de huidige situatie en een soort van ondergrens waarbij er nog voldoende landbouwland voorhanden is om zelf te voorzien in een groot deel van onze voedselproductie.
Er kan m.a.w. bezwaarlijk gesteld worden dat Vlaamse landbouw geen grote impact heeft op het milieu in Vlaanderen (en daarbuiten) en op (milieu)vlak als de ‘meest duurzame ter wereld’ kan beschouwd worden. Bovendien vereist een breed duurzaamheidsperspectief dat er – naast de ecologische – ook naar sociale en economische duurzaamheidspijlers gekeken wordt. Die analyse lijkt bij de recente uitspraken in de media niet te zijn gemaakt, alhoewel sociale en financiële onvrede de aanleiding was voor de recente boerenprotesten.
Natuur, milieu én landbouwers zijn samen slachtoffer. Door de handen in elkaar te slaan kunnen we samen zoeken naar een landbouw die voor alle drie goed is.
Indicatoren voor landbouwgerelateerde milieu- en natuurkwaliteit in Vlaanderen
– De Vlaamse landbouw draagt aanzienlijk bij tot waterschaarste en verdroging. Door drainage verdween sinds de jaren 1950 zo’n 142.000 ha natuurlijke wetlands in Vlaanderen: 80 miljard liter grondwater wordt jaarlijks (legaal) opgepompt voor landbouwirrigatie. Mede hierdoor behoort Vlaanderen tot de gevoeligste regio’s voor watertekorten in de wereld.
– De Vlaamse landbouw is de belangrijkste bron van eutrofiëring in Vlaanderen. Via de lucht draagt ammoniak bij aan te hoge stikstofdeposities in ruim 39% van onze Europees beschermde zoete wateren, duinen, heiden, venen, graslanden en bossen. 94% van de ammoniakemissies in Vlaanderen is afkomstig van de landbouw. In 36% van de grondwatermeetpunten wordt de drinkwaternorm voor nitraat overschreden. Dit is nefast voor grondwaterafhankelijke natuur en sommige drinkwaterproductiecentra moesten omwille van nitraat hun winning stoppen. Onze waterlopen hebben ongeveer de slechtste waterkwaliteit van Europa. De Vlaamse landbouw is verantwoordelijk voor 59% van de stikstofemissie naar het oppervlaktewater en 35% van de fosforemissie.
– De blootstelling van de Vlaamse bevolking aan fijn stof is voor 26% aan de landbouw te wijten en blijft al jaren stabiel. Ammoniak is daarenboven een belangrijke precursor van secundair fijn stof.
– pesticiden logen uit naar het grond- en oppervlaktewater. Een derde van de Vlaamse grondwaterlichamen bevat te veel pesticiden. In oppervlaktewater wordt voor sommige pesticiden in 55% van de meetpunten de norm overschreden. Nergens in Europa worden hogere aantallen pesticidenresiduen in landbouwbodems aangetroffen dan in België. Het gebruik van (te veel) pesticiden heeft kwalijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en ecosystemen.
– Vlaanderen scoort slecht voor talrijke indicatoren van bodemgezondheid, zoals bodembiodiversiteit, bodemverlies door gewasoogst en bodemerosie, nitraat- en fosfaatresiduen, koolstofgehalte en bodemcompactie. Dit is ook voor de landbouw zelf een probleem.
– De Vlaamse landbouw is verantwoordelijk voor 10% van de Vlaamse broeikasgasemissies en toont, in tegenstelling tot andere sectoren, een stijgende trend. In de cijfers zijn de koolstofverliezen door het omzetten van oude graslanden in akkers en het droog leggen van natte gebieden niet vervat.
– Met de de biodiversiteit in het Vlaamse landbouwgebied gaat het erg slecht: de populaties akkervogels in Vlaanderen zijn al meerdere decennia in vrije val. Het is hard zoeken naar typische graslandvlinders in het landbouwgebied en de meest kwetsbare soorten zijn volledig verdwenen. Hoewel wilde bestuivers een grote economische waarde voor de productie van bepaalde landbouwgewassen vervullen, gingen hun populaties in het landbouwgebied dramatisch achteruit. Het areaal soortenrijk grasland in het landbouwgebied is de voorbije decennia steil afgenomen. Door schaalvergroting verdwenen de voorbije decennia ook grote hoeveelheden kleine landschapselementen (bv. hagen, houtkanten, dreven). Beide laatste dragen bij aan de versnippering van het areaal biologisch waardevolle natuur. Versnippering, in combinatie met de hoger vernoemde verdroging en eutrofiëring, zijn de oorzaak dat 41 van de 44 Europees beschermde habitats in Vlaanderen in een ongunstige toestand verkeren. Ongeveer de helft van de Vlaamse biodiversiteit staat op de Rode Lijst of verkeert in gevaar om er op te komen. De landbouw wordt wereldwijd erkend als de belangrijkste driver van biodiversiteitsverlies en de Vlaamse landbouw draagt er ook aan bij in de herkomstlanden van ons geïmporteerde veevoeder.
Kris Verheyen is verbonden aan de vakgroep Omgeving van de UGent.
Kris Decleer is verbonden aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier