Verhalen uit 2022: de man die de Klaagmuur in Antwerpen maakte
Elke ochtend fiets ik voorbij de Klaagmuur. Geen flauw afkooksel van die van Jeruzalem, maar een Antwerpse. Hij ligt op een bijzondere plek: pal in de Jodenbuurt, net naast het Centraal Station.
In het midden van de Pelikaanstraat is daar een grote braakliggende vlakte. Er wapperen allemaal vlaggen van een projectontwikkelaar. Straks bouwt die, met goedkeurend geknik van het stadsbestuur, twee grote wolkentorens van honderd meter die het historische station belachelijk zullen maken.
Maar voorlopig is deze plek nog van de schoonheid en de kunst. Voor de vlakte staan allemaal houten panelen waarop iemand taferelen geschilderd heeft. Op een staat: ‘Blijven zaaaaagen voor een park.’ Op een ander: ‘Peace for Ukrain.’ En dan is er dus nog de Klaagmuur. De kunstenaar heeft er een zakelijk bordje op gehangen, waarop staat: ‘KLACHTEN/OPMERKINGEN/SUGGESTIES.’
***
Op een goede donderdag steek ik er een papiertje in: ‘Wie bent u?’
‘Mensen kennen misschien mijn naam niet,’ zegt Frederik Lizen, ‘maar elke dag passeren er duizenden mensen langs mijn werk in de Pelikaanstraat. Misschien blijft er wel een flard van mijn werk in hun achterhoofd zitten.’
Hij vindt dat best een goede plek om te vertoeven, in andermans achterhoofd – wereldberoemd worden hoeft niet per se. Ooit wilde Frederik bakker worden. Tot hij op zijn elfde met zijn ouders naar Madrid ging. In het Reina Sofíamuseum zag hij Guernica van Picasso en hoe krachtig een beeld kan zijn. ‘Mensen zeiden mij weleens: “Je kunt goed tekenen”, maar een echte uitblinker was ik niet. Op mijn achttiende ging ik naar Sint-Lucas, om illustratie te studeren. Daarna heb ik nog een jaar schilderkunst gedaan. Ze lieten mij daar het boek Painting Now zien. “Dat zijn de verschillende schildersstromingen”, zeiden ze. “Kies er een uit en laat je inspireren.”’
Het hoeft geen meesterwerk te zijn, want de volgende dag kan het al verwijderd zijn.
Maar hij wilde er geen uitkiezen, zegt hij. Hij wilde zijn weg gaan. Onderweg passeerde hij langs het Harmoniepark in Antwerpen. ‘Ooit stond daar een beeld van Gandhi, maar daarvan bleef alleen een sokkel met het bordje “Gandhi” over. Ik heb er een cowboyfiguur opgezet met het hoofd van Gandhi en een citaat van George Orwell: Saints should always be judged guilty until they are proved innocent. We hebben zelfs een inauguratie georganiseerd. Al na een paar dagen werd het beeld weggehaald, op verzoek van de Indiase gemeenschap.’
***
Frederik werkte intussen bij het bekende veilinghuis Bernaerts. Af en toe organiseerde hij ook een tentoonstelling in de publieke ruimte. Zoals in de Fierensblokken, een prachtige sociale woningblok in de Nationalestraat in Antwerpen. ‘Ze zijn die nu aan het restaureren, maar toen was het compleet verloederd. Guillaume Bijl deed ook mee aan de tentoonstelling. Hij kwam daar aan met een Franse bull-dog in terracotta. “Zet die op het balkon”, zei hij. Niet vanzelfsprekend, want om daar te raken, moest ik via de kelder die vol vuilnis en verdwaalde spuiten lag. Uiteindelijk raakte ik met die zware hond op dat balkon. “Nee, ’t is niet goed. Zet hem maar op dat andere balkon”, riep Bijl. Ik weer naar beneden met die hond, terug door die kelder, en zo naar dat andere balkon. “Nee, weer niet goed”, riep hij. “Zet hem maar daar.”’
Toen, zegt hij, met die zware bulldog van Guillaume Bijl in zijn handen, besefte hij: ik wil mijn eigen werk tonen.
Hij schilderde voort op zorgvuldig uitgekozen houten panelen van bouwprojecten. ‘Ik werk graag buiten. Daar voel ik de vrijheid die ik in een atelier niet heb. De ondergronden van die houten panelen inspireren me, net als de omgeving en de omstanders.’
Ooit heeft hij weleens geprobeerd om in een atelier op een wit canvas te schilderen, zoals iedereen. ‘Maar ik vroeg me voortdurend af: “Wat is nu het doel?” Op straat is dat doel duidelijk: daar wordt mijn werk voortdurend gelezen door andere mensen. Ik wil hen niet choqueren. Eerder het omgekeerde: ik wil schilderen over de dingen die mij choqueren. Zoals die twee wolkenkrabbers die ze willen bouwen aan het Centraal Station.’
Het werk staat er nu al maanden, net naast de vlaggen van de projectontwikkelaar. ‘Ach,’ zegt hij, ‘Cordeel is een grote firma. Ik denk dat ze daar niet wakker liggen van een kunstenaar.
‘Net omdat ik niet altijd toestemming vraag, moet het allemaal snel gaan. Maar dat heeft ook zijn voordelen. Ik moet directe en spontane keuzes maken. Het hoeft niet meteen een meesterwerk te zijn, want de volgende dag kan het al verwijderd zijn.’
***
Terwijl hij bezig is, reageren mensen vaak. ‘Teken Vlaams Blok’, roepen ze dan. Of: ‘Hey, je bent Jezus Christus aan het schilderen.’ ‘Dat had ik er nu nooit in gezien’, antwoordt hij.
‘Soms vragen ze: “Mag ik ook eens?” Vroeger weigerde ik dat, maar nu vraag ik wat ze willen doen.’
Na een tijd vertrekt Frederik en laat hij zijn werk leven. ‘Een dag later ziet het er vaak al helemaal anders uit door de regen. Soms wordt het overschilderd of gooit een aannemer het op de container. Dat is allemaal prima voor mij. Ik vind het boeiend om te zien wat ermee gebeurt. Het is een deel van het kunstwerk.’
Het gebeurt ook dat hij een werk zelf gaat terughalen. ‘Zoals dat’, zegt hij en hij wijst naar de muur. ‘Ooit maakte ik dat op de houten panelen van een bouwproject vlak bij café Tanger in de Kerkstraat in Borgerhout, een café waar veel Marokkanen thee drinken. Toen ik begon te schilderen, was de sfeer nogal grimmig. Achter mij stonden twee zware auto’s met louche mannen in een pelsjas. Dus portretteerde ik hen, terwijl er een familie eendjes voor hun auto stapte. Family First. Ik vroeg aan de Marokkanen van café Tanger of ze dat er ook in het Arabisch konden opzetten. Plots veranderde de sfeer helemaal. Ze vonden het zalig om deel te nemen.’
Het bouwproject staat er intussen en zijn werk is weggenomen. ‘Maar maanden later heb ik het kunnen recupereren via de bouwaannemer: 25 euro per paneel vroeg hij. Er was wel een stuk van een van de panelen – dat heb ik met korting gekregen.’
***
Soms verdwijnt zijn werk van de straat omdat mensen boos zijn. Zoals dat ene met een Joodse man op. ‘Ik had hem op straat zien staan met een mondmasker op en een reiskoffer in zijn hand. Zo had ik hem ook geportretteerd. Daarnaast had ik geschreven: “Voyage voyage”, naar het liedje van Desireless. Het contrast tussen het beeld en de tekst creëerde een bijzonder effect. Ik bedoelde er niets slechts mee, maar de Joodse gemeenschap heeft aan de stad gevraagd om het te verwijderen.’
Het was niet de eerste keer dat Lizens werk gecensureerd werd. ‘Een jaar eerder had ik in de Pelikaanstraat op een werk een verwijzing gemaakt naar George Floyd, de Afro-Amerikaanse man die in Minneapolis stierf nadat een politieagent hem had laten stikken. “I can’t breathe” had ik erbij geschreven.’
Ook dat werk werd verwijderd, zonder uitleg. Na een paar mails kreeg hij wel een reactie van de hoofdinspecteur van de politie: “Geachte Heer Lizen, uw tekening werd door vele medewerkers ervaren als storend, ongepast en aanstootgevend. (…) In ons land zijn er geen Amerikaanse toestanden. Wij zetten ons dagelijks in om de bevolking te dienen en zijn zelf ook verbouwereerd door de toestanden in de Verenigde Staten. (…) Ik vrees dat u uw artistieke vrijheid voorbij hebt gestreefd (…).”
‘Ik heb geantwoord dat die “I can’t breathe” niet alleen verwees naar de tragiek rond George Floyd, maar ook naar de houding van de politie tegenover anderskleurigen in onze maatschappij. Ik wil niet aanstootgevend zijn, maar ik vind wel dat de openbare ruimte een plek moet zijn waar ruimte is voor reflectie. Maar goed, uiteindelijk heeft de politie het laten zandstralen. Ayrton Eblé, een andere kunstenaar, heeft er dan opgezet: “Erased enpleinpublic painting, Stad Antwerpen 2020”. Ook dat hebben ze laten verwijderen. Het interessante was: door dat te zand- stralen, zag je de andere lagen er nog door. Zo werd het kunstwerk véél beter. Oorspronkelijk was ik helemaal niet zo tevreden over mijn eigen schilderij, maar die zandstralers hebben er een fantastisch werk van gemaakt. De aanklacht werd alleen maar groter en sterker, met dank aan de politie.’ (lacht)
***
Toch stak het een beetje. ‘Als reactie wilde ik op de plek waar dat werk verwijderd was de Klaagmuur maken. Dat viel natuurlijk op. Een paar orthodoxe Joden stopten en vroegen: “Wat ben je aan maken?”
“De Klaagmuur’, antwoordde ik.
“Zolang het maar een mooie muur wordt, is het oké”, reageerden ze. Joodse mensen hebben echt humor. Het interesseert me wat ze ervan vinden, maar ik weet het niet. Misschien vinden ze het grappig of interessant. Zeker niet aanstootgevend, want dan zou het er niet meer hangen.’
Binnenkort gaat Frederik verhuizen. Hij heeft samen met zijn vriendin een huisje gekocht in Borgerhout. Ook zijn kunst verhuist mee, want hij schildert bij voorkeur op houten panelen dicht bij huis – om zijn werk verder te zien leven. ‘Maar er zijn overal bouwprojecten, hé. Vandaag verdwijnt mijn werk trouwens steeds minder, omdat bouwmaterialen duurder worden. Ze gooien minder weg.’
Hij lacht. Toch één man die blij is met de crisis.