Patrick Loobuyck
‘Veiligheid en weerbaarheid aan de universiteit? Academische vrijheid verdient beter dan een gepolariseerd wij-zij-debat’
‘Universiteiten dienen er alles aan te doen om het debat open te houden en de bandbreedte ervan te bewaken’, schrijven Patrick Loobuyck, Bert De Munck en François Levrau naar aanleiding van de oprichting van een meldpunt voor ‘woke-incidenten’, door een aantal academici die zich verenigden in de groep Hypatia. ‘We staan voor de uitdaging om uit het frame van de twee kampen te stappen en te vermijden dat de universiteit een instelling wordt die aan een chronische prikkelbare ontsteking lijdt.’
Recent richtte een kleine groep academici Hypatia op, met een meldpunt voor ‘woke-incidenten’. De oprichters zijn bezorgd over het ‘woke-activisme’ en de ‘cancelcultuur’ die de academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting zouden bedreigen. Ze reageren daarmee op een tweetal voorvallen aan de Universiteit Antwerpen, waar ook wij aan verbonden zijn. In juni 2022 werden twee collega’s geschorst nadat ze volgens rector Herman Van Goethem ontoelaatbare uitspraken over studenten met Marokkaanse roots hadden gemaakt. De universiteit zou te krampachtig gereageerd hebben in haar poging een ‘safe space’ te willen zijn.
In november 2022 was er ook commotie naar aanleiding van een lezingencyclus over ‘transgenderisme’ die georganiseerd was door de Vrijzinnige Dienst van de UA. Er werden op de uitnodiging ‘foute’ woorden en beelden gebruikt, de vraagstelling was niet correct en men had niet de juiste sprekers uitgenodigd. Vooral Griet Vandermassen werkt bij sommigen als een rode lap op een stier. Sprekers die wel het juiste morele etiket hadden, werden buiten de organisatie om gewaarschuwd dat ze zouden deelnemen aan een ‘transfobe’ lezingenreeks.
Twee kampen
Heel wat collega’s kijken wat verbouwereerd toe naar wat er gaande is. Ook wij waren niet gelukkig met de gang van zaken, maar hebben geaarzeld. Het gaat over gevoelige thema’s en genuanceerd reageren is niet eenvoudig. Je komt al gauw onder vuur te liggen en het verwijt aan de verkeerde kant te staan ligt steeds op de loer. Op dit moment zijn er in de discussie immers voornamelijk twee kampen: rechts-conservatieve mensen die zich opwerpen als strijders voor het vrije woord versus links-progressieven die de strijd aangaan tegen onrecht en kwetsuur en daardoor het label ‘woke’ krijgen opgekleefd.
Wie de samenstelling van en de schampere reacties op Hypatia bekijkt, ziet dit frame bevestigd. Voor de een is zo’n meldpunt broodnodig, voor de ander is het initiatief ridicuul. We moeten deze tegenstelling dringend overstijgen. Ze werkt polariserend en verhindert dat we met zijn allen in gesprek blijven over belangrijke onderwerpen zoals inclusie en gelijkheid, academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting.
(Lees verder onder het artikel.)
Aandacht vragen voor hoe minderheden worden benoemd en gerepresenteerd, is een blijk van toegenomen rechtvaardigheid. Daarin hebben de zogenoemde wokers een punt. Maar laat ons tegelijk waakzaam zijn voor overreactie. Als het spreken over anderen te snel als een onrecht wordt ervaren en geduid, kan dit de vrije meningsuiting, het vrije denken en het open debat bemoeilijken of onmogelijk maken. Hier hebben de woke– critici een punt.
Weerbaarheid
Vanuit de VS komt de gedachte overgewaaid dat de universiteit een safe space moet zijn. Vanuit de bezorgdheid voor inclusie valt daar iets voor te zeggen. Op de universiteit mag niemand omwille van een bepaalde identiteit of culturele achtergrond benadeeld worden en hoort iedereen zich veilig te voelen om met elkaar het gesprek aan te gaan. Tegelijk echter kan en mag een universiteit op intellectueel vlak geen safe space garanderen. Je moet er intellectueel kunnen botsen en dingen kunnen horen die uitdagend, confronterend en ongemakkelijk zijn. Dit vergt een vorm van weerbaarheid bij studenten en collega’s die we nu soms wat verloren zien gaan.
Ideologie
Aan universiteiten is het debat hierover om twee redenen extra moeilijk. Ten eerste is een universiteit niet alleen een publieke ruimte waar de vrije meningsuiting maximaal moet zijn. Ze is ook een organisatie die bepaalde waarden wenst uit te dragen. Soms blijkt het vrije spreken daarmee te botsen. Ten tweede draagt een universiteit een vorm van objectiviteit en neutraliteit hoog in het vaandel, omdat die de voorwaarden vormen voor wetenschappelijk onderzoek. Vooral in de menswetenschappen en de sociale wetenschappen is het echter niet altijd gemakkelijk om volledig abstractie te maken van het waardenkader van de onderzoeker en de lesgever. De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek zijn soms ideologisch geladen of zijn aanleiding voor een ideologisch debat. Onderzoeksresultaten die gelinkt kunnen worden met de ‘verkeerde’ waarden, kunnen het dan wel eens moeilijk krijgen. De grens tussen onderzoek en ideologie blijkt soms dunner dan we het graag zouden willen.
Door deze overlap tussen ideologie en wetenschap is het soms op eieren lopen als het gaat over kolonialisme, islam, diversiteit, Vlaamse identiteit en gendergelijkheid. Onder meer in discussies over man-vrouw-verschillen en non-binaire identiteiten worden inzichten over pakweg de impact van biologische kenmerken op identiteiten al snel gelinkt aan het ideologische uitgangspunt van de onderzoeker. Dat is al helemaal het geval als op basis van het onderzoek vervolgens een mening of een opinie wordt geformuleerd.
Voorbij ‘goed’ en ‘kwaad’
Het is belangrijk om te begrijpen dat er over morele, politieke en ideologische oordelen en inschattingen altijd discussie zal blijven bestaan, ook aan universiteiten. Aangezien het uitsluiten van benaderingen en perspectieven bovendien het onderzoek zélf versmalt, zou de universiteit de laatste plaats moeten zijn waar aan de vrije meningsuiting wordt getornd en waar het vrije denken op de helling wordt gezet. Universiteiten dienen er juist alles aan te doen om het debat open te houden en de bandbreedte ervan te bewaken. Studenten en alle personeelsleden zouden bereid moeten zijn om het debat rationeel aan te gaan en het oordeel over ‘goed’ en ‘kwaad’ zo lang mogelijk uit te stellen.
Dit is niet evident en vraagt van eenieder een inspanning. Ook onder academici geldt dat niet zelden de buik mee bepaalt wat het brein denkt en wat de stem verklankt. Het hoeft uiteraard niet te betekenen dat er geen moreel of politiek oordeel meer mág worden uitgesproken, alleen mag dat oordeel de wetenschappelijke discussies niet beslechten. De intellectuele ‘strijd’ wordt in principe alleen op basis van redelijke argumenten gevoerd, zeker ook als daarbij verschillende invalshoeken tegenover elkaar staan.
Ongemakkelijke feiten
Ook wij kunnen ons niet vinden in de manier waarop vaak welwillende mensen op hun woorden en benaderingen worden aangevallen. Tegelijk willen we de zoektocht naar een goede manier om ons uit te drukken allerminst opgeven. Laat ons daarover het gesprek aangaan zonder elkaar op voorhand moreel te veroordelen. We staan voor de uitdaging om uit het frame van de twee kampen te stappen en te vermijden dat de universiteit een instelling wordt die aan een chronische prikkelbare ontsteking lijdt. De universiteit, en bij uitbereiding de samenleving, is niet gebaat met een cultuur die het emotionele slachtofferschap en de kwetsuur cultiveert. Laat ons liever terug wat meer inzetten op intellectuele weerbaarheid.
In zijn beroemde tekst Wissenschaft als Beruf uit 1917 formuleert Max Weber het zo: “Als iemand een bruikbare docent is, is het zijn eerste taak zijn studenten ongemakkelijke feiten te leren aanvaarden – ik bedoel feiten die ongemakkelijk zijn voor zijn politieke overtuiging. En voor elke politieke overtuiging – bijvoorbeeld ook de mijne – bestaan er zulke uiterst ongemakkelijk feiten. Docenten die daarin slagen leveren niet alleen een intellectuele, maar ook een ‘morele prestatie’.” We sluiten ons daar graag bij aan.
Bert De Munck (Historicus UA), François Levrau (Sociaal filosoof UA) en Patrick Loobuyck (Politiek filosoof UA).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier