Gijs Van Essche
‘Van heilig naar commercieel: ook in Vlaanderen ontkomt de kerk niet aan toerisme’
Betalen we binnenkort allemaal voor een bezoek aan de kerk? Gijs Van Essche specialiseert zich aan de Thomas More-hogeschool in erfgoedtoerisme.
Betalen we binnenkort allemaal voor een bezoek aan een kerk? Als het van de Franse minister voor Cultuur Rachida Dati afhangt in ieder geval wel. Zij stelde afgelopen week voor om toeristen die de Parijse Notre Dame willen bezoeken een toegangsticket van € 5 aan te rekenen. Daarmee volgt ze het voorbeeld van verschillende andere Europese kathedralen die ook al entreegeld vragen, zoals die in Venetië of Barcelona. Daarbij wordt vooral gewezen op de financiële voordelen die hiermee gepaard zouden gaan – inkomsten worden in Parijs geschat op € 75 miljoen per jaar – en kan dergelijke beperking ook de druk op kwetsbaar erfgoed verminderen. Vanuit verschillende hoeken klinkt echter kritiek op het idee. Zo vragen velen zich af of het betalend maken van religieus erfgoed wel democratisch is, en of het in lijn ligt met de waarden waar de kerk voor staat.
Het vraagstuk rond betalend religieus erfgoed beperkt zich echter niet tot Frankrijk, maar wordt ook in Vlaanderen steeds relevanter. Het is geen geheim dat het aantal kerkgangers in Vlaanderen de laatste decennia sterk is gedaald, en ook het aantal religieuzen dat deel uitmaakt van een kloosterorde is drastisch afgenomen. Dat in combinatie met de vaak hoge kosten van het onderhoud en de werking van kerkelijk erfgoed, maakt een puur religieus gebruik nog moeilijk te rechtvaardigen.
In veel gevallen zien we dan ook dat religieuze gemeenschappen, zoals kloosters of parochies, op zoek gaan naar alternatieve manieren om financieel rond te komen, waarbij steeds vaker richting toerisme wordt gekeken. Dat hoeft niet te verbazen; het aantal mensen dat een kerk bezoekt om niet-religieuze redenen, zoals erfgoedbeleving of vrijetijdsbesteding, zit al enkele jaren in de lift. We merken dat veel religieuze gemeenschappen dan ook op die interesse willen inspelen door zich open te stellen voor toeristen, en zo extra inkomsten te genereren.
Van heilig naar commercieel?
Critici van het betalend maken van kerkelijk erfgoed wijzen vooral op de mogelijke commercialisering van wat eigenlijk een religieuze en publieke ruimte zou moeten zijn. Als de toegang tot kerken beperkt wordt door financiële drempels, rijst de vraag of dit nog strookt met de kernwaarden van een kerk. Het zijn immers plekken van bezinning en ontmoeting die iedereen, ongeacht afkomst of financiële status, zouden moeten kunnen bezoeken. Een kerk functioneert niet als een traditioneel museum of een toeristische attractie, en dat verschil lijkt men soms uit het oog te verliezen.
Wat men hierbij echter vergeet, is dat veel katholieke gemeenschappen al eeuwenlang economische doeleinden nastreven. De architecturale en artistieke rijkdom waarover de Vlaamse katholieke kerk beschikt, is juist het product van haar historisch ondernemerschap. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de vele abdijkazen en -bieren die nog steeds in Vlaanderen worden geproduceerd, of aan de overnachtingsmogelijkheden die veel kloosters aanbieden. Het toepassen van verdienmodellen is de kerk helemaal niet vreemd, en hoeft dus niet te botsen met de kernwaarden waar ze voor staat.
Een Vlaams compromis?
Het debat hoeft overigens niet zwart-wit te zijn: Zelf werken we bij Thomas More steeds met tussenoplossingen die zowel de financiële noden als de ethische bezwaren in overweging nemen. Zo kan men er bijvoorbeeld voor kiezen om slechts bepaalde delen van een kerk betalend te maken, terwijl andere delen gewoon vrij toegankelijk blijven. Een mooi voorbeeld hiervan is de Gentse Sint-Baafskathedraal.
Daar betaal je als bezoeker slechts voor een beperkt deel van het gebouw, met daarin het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck, terwijl het schip van de kathedraal en de gebedsruimtes vrij toegankelijk blijven. Op die manier respecteer je de religieuze functie van het gebouw, en haal je toch inkomsten uit de toeristisch meest interessante delen.
Een andere optie is prijssegmentatie. Zo stelt de Franse minister van Cultuur voor om Europese toeristen minder te laten betalen dan niet-Europese toeristen bij een bezoek aan het Louvre. De redenering? Europeanen dragen via belastingen al aanzienlijk bij aan het onderhoud van ons cultureel erfgoed, dus is het logisch dat zij aan de toegang minder betalen. Dergelijke prijssegmentatie hoeft zich overigens niet te beperken tot Europese versus niet-Europese toeristen. Zo hanteren de meeste musea en cultureel-erfgoedsites bijvoorbeeld al lagere tarieven voor studenten, senioren of mensen met beperkte mobiliteit, waardoor financiële drempels niet de foute doelgroepen tegenhouden.
In gebouwen waar toegangstickets niet mogelijk zijn, zijn er overigens nog tal van andere zaken die religieuze sites kunnen ondernemen om wat extra inkomsten te genereren. Ik noemde het voorbeeld van abdijkazen en -bieren, maar op veel plekken gaat men al verder dan dat. Zo beschikken veel kloosters en kathedralen over volledige winkeltjes en horecazaken met gerelateerde producten en diensten. Daarnaast bieden zaken als gegidste rondleidingen, tijdelijke tentoonstellingen of kleinschalige evenementen ook eenvoudige mogelijkheden om fondsen te werven.
De juiste mensen aan het roer
Ongeacht de keuzes die worden gemaakt, is het belangrijk dat we blijven vertrekken vanuit de lokale (geloofs)gemeenschap zelf. Zij kennen de noden en zorgen van hun plek immers het beste, en weten wat wel en niet mogelijk is. Door van onderuit te vertrekken, vangen we een deel van de zorgen rond ethiek en toegankelijkheid alvast op.
Ons onderzoek toont echter aan dat het bij die lokale gemeenschappen vaak nog ontbreekt aan de nodige kennis en inzichten om zelf met toerisme aan de slag te gaan. Hoe bereik je bijvoorbeeld een publiek? Welke prijzen kan je vragen? Waar kan je de nodige ondersteuning krijgen? Dat zijn doorgaans niet het soort vraagstukken waar veel parochies en ordes mee bezig zijn. Daarom is het belangrijk dat zij op termijn de nodige ondersteuning krijgen om deze uitdaging het hoofd te bieden, en zo hun kostbare erfgoed te vrijwaren voor de toekomst.
Gijs Van Essche is onderzoeker Innovatief Toerisme bij het Expertisecentrum Duurzaam Ondernemen en Digitale Innovatie aan de Thomas More-hogeschool, met een specialisatie in erfgoedtoerisme en governance. Hij doet onderzoek rond het verbeteren en verduurzamen van erfgoedbelevingen voor diverse doelgroepen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier