Terug naar de villa waar de wereld veranderd werd: ‘‘Wij zagen Sfinks niet als een experiment, het hoorde bij die tijd’

Paul Schyvens, Anne Van Put en Ferre Wyckmans in de Heuvelstraat in Boechout, onze eigen Abbey Road. © Foto Saskia Vanderstichele

‘Onze eigen Abbey Road’ noemden belpopkenners Jan Delvaux en Jimmy Dewit de Heuvelstraat in Boechout ooit. In Londen staat wel niet zo’n wulpse neoclassicistische villa. Vijftig jaar geleden, op 18 april 1975, openden daar de deuren van Sfinks: al gauw werd het het vossenhol van een generatie. In zowat elk interview benadrukt Bart Peeters dat Sfinks zijn leven veranderd heeft. Daar, op 7 september 1975, zag hij voor het eerst Raymond van het Groenewoud optreden in een rood-blauwe slobbertrui en een grijze broek met olifantenpijpen – de avond dat hij zijn orgel in het publiek keilde, zo veel rock-‘n-roll hadden ze nog nooit gezien in Boechout.

Tien jaar later, op 2 augustus 1985, leende hij daar zijn drumstokken uit aan Youssou N’Dour. ‘Ik had een vierdehandsdrumstel, maar op het podium van Sfinks klonk dat als het beste drumstel van de wereld’, herhaalde hij vaak. Achteraf besloot Peeters om zelf songs te gaan schrijven: I’m into folk, dat was vooral ‘met dank aan de Sfinks’.
Intussen discussieerde Hugo Matthysen, die bij Sfinks zijn burgerdienst deed, er aan de toog van de villa met Jan Leyers. Die woonde net om de hoek, net als Jan Decleir, die er vaak optrad met De Tijger en andere verhalen van Dario Fo. In de zomer traden er ook andere wereldsterren op in de tuin, op het festival van de Sfinksen: van Nina Simone tot Gilberto Gil en Astor Piazzolla. In de winter maakten de Boechout Beatles hun eigen bandjes: De Zweden Zijn Daar Een Goed Voorbeeld Van. Of Beri Beri.

○○○

Maar Sfinks was vooral de droom van de generatie voor hen, van een paar jongens en meisjes die groot werden in een slaapdorp uit de seventies. Vijftig jaar later kennen Paul Schyvens, Anne Van Put en Ferre Wyckmans nog altijd blindelings de weg naar de villa. Die is intussen allang dicht. Behalve op deze woensdagnamiddag: ze zijn nu hun Sfinks-jaren aan het archiveren.

Ferre (midden) en Paul (rechts) samen met Dree voor de villa in 1977: ‘Op een bepaald moment kwam zelfs de toenmalige CVP-voorzitster aankloppen bij ons thuis: ‘Het moet maar eens gedaan zijn met jullie zoon.’

Tussen de oude artikels zien ze ook schimmen van hun jonge zelf voorbijflitsen. ‘Ik was begin jaren zeventig een verschrikkelijk slechte student’, zegt Paul. ‘Op school al wilde ik vooral zelf dingen organiseren. Alles gebeurde toen in de stad, op plekken zoals de King Kong in Antwerpen of de Beursschouwburg in Brussel. In de dorpen zoals die van ons was er niets. Op een paar festivals na, zoals Jazz Bilzen.’ En in Gavere was er de KSA-zolder, en in Noorderwijk De Schuur. Maar die lagen heel ver van Boechout.

Paul vond al snel een partner in crime: Ferre Wyckmans, een vriend van de jeugdbeweging. Zij en nog vier anderen lieten hun oog vallen op de leegstaande villa Les Clématites in de Heuvelstraat. Die was eigendom van de broeders van Sint-Gabriël, maar een paar notabelen van het dorp wilden wel bemiddelen. En ze deden dat goed. De jongeren mochten de villa huren, op één voorwaarde: dat ze vooral veel klassieke muziek zouden draaien en verantwoorde Davidsfondskunst zouden tonen. Over een naam hoefden ze niet lang te denken: in de tuin stonden twee grote sfinksbeelden.

300.000 Belgische frank hadden ze nodig om alles op te starten, maar dat schrikte hen niet af. Zo jong en roekeloos waren ze wel. ‘We wisten ook hoe we geld moesten verdienen’, zegt Paul. ‘Het was de tijd van Wannes van de Velde en ’t Kliekske. We organiseerden kunstambachten, zoals spinnen en weven. Die cursussen draaiden meteen als een tierelier.’ Ook het café zette Sfinks op de kaart en bracht geld binnen. ‘Ze kwam van rechts, ik kwam van links. En toen zijn we iets gaan drinken in de Sfinks’, zong Hugo Matthysen op Red onze planeet. ‘Soms zat er zestig man op het gelijkvloers, de eerste én de tweede verdieping’, zegt Paul. ‘Dat de villa nooit uit elkaar gebarsten is, begrijp ik nog altijd niet. (lacht) Aan de brandveiligheid moesten en wilden we niet denken. Vandaag zou je nog geen minuut zo’n gebouw mogen openhouden.’

Sommigen keken meewarig naar de villa en haar nieuwe bewoners. ‘Mijn moeder schaamde zich dood’, zegt Paul. ‘Iemand die niet goed studeerde, ging in die tijd bij Agfa-Gevaert werken. Maar toch niet in de villa. Dat durfde ze tegen niemand te zeggen.’ 

‘Ik ging niet meer naar de mis, en dat was volgens ons vader allemaal de schuld van Sfinks’, zegt Ferre. ‘Op een bepaald moment is zelfs de toenmalige lokale CVP-voorzitster komen aankloppen: “Het moet maar eens gedaan zijn met jullie zoon”, zei ze. Toen heeft mijn vader mij wel verdedigd.’ (lacht)

In het dorp deed het gerucht de ronde dat zich in de villa seksuele orgieën afspeelden. Zeker omdat een paar jongeren, zoals Paul, permanent in het huis woonden. De roddels verstomden pas nadat de toenmalige minister van Cultuur Rika De Backer (CVP) op bezoek was gekomen voor het feest van 1 jaar Sfinks. ‘Maar ook omdat dit geen vuil kot was en hier geen hardrockmuziek gespeeld werd’, zegt Paul. ‘Daar stond ik op. Ooit heb ik Dave Swarbrick van Fairport Convention buitengezet omdat hij een joint aan het roken was.’

Hij herinnert zich ook dat ene meisje dat naar een vertoning van They Shoot Horses, Don’t They? van Sydney Pollack kwam kijken. Plots zag ze in het publiek haar vader zitten. ‘Niets tegen ons moeder zeggen, hè’, siste die. In het begin kreeg Sfinks geen subsidies, maar Paul kon als geen ander vrijwilligers rekruteren. Hugo Matthysen vertelde ooit aan De Standaard hoe dat ging. “‘Wil jij morgen om halfzeven de villa dweilen?” vroeg Paul dan. En dan zei je: “Dank u, Paul!”’ Al moest hij daar ook aan toevoegen dat Paul de hardste werker was van allemaal. ‘Er stond geen uur en geen maat op’, zegt Paul vandaag. ‘En ik verwachtte dat ook van de anderen. Ik was daar minstens niet tolerant in.’

○○○

Maar de Sfinks van Boechout bracht meer dan vertier. In de villa werd ook de wereld veranderd – Sfinks is niet toevallig een van de weinige woorden die rijmen op links. De tijden waren toen, net als nu, troebel: veel jongeren waren werkloos, en je kon maar beter aan de toekomst denken voordat de bom viel. Of dat beweerde Doe Maar toch. De Sfinksen wilden niet gaan vechten tegen de Russen. ‘Elke jongeman die toen zijn legerdienst niet wilde doen, moest bij de Dienst Gewetensbezwaren van madam Vercammen passeren’, zegt Ferre. ‘Die bepaalde mee waar je terechtkwam. Madam Vercammen was legendarisch, omdat ze een hekel had aan gewetensbezwaarden. Officieel had je dan wel het recht om voor burgerdienst te kiezen, maar als geen ander kon zij erin wrijven dat je de verkeerde keuze gemaakt had. (hilariteit) Je moest toch een beetje gestraft worden.’

Maar tegen de Sfinks kon madam Vercammen niet op: veel gewetensbezwaarden vonden er een huis. Ze leefden er zoals iedereen volgens de principes van de grote anarchist Peter Kropotkin: ze kweekten groenten en kookten samen, hadden een eigen wetswinkel, een natuurvoedingswinkel en een alternatieve kinderopvang. Maar er waren vooral ontzettend veel vormingscursussen georganiseerd over van alles en nog wat: over hoe te ijveren voor vrede, bijvoorbeeld, of over hoe om te gaan met de computer. Die was de grote boeman voor sommigen toen, zoals AI nu.

Eind jaren zeventig werd Anne Van Put ingelijfd bij de Bende van de Sfinks als BTK’er (Bijzonder Tijdelijk Kader) – een statuut waarmee de overheid de werkloosheid wilde beteugelen. ‘Ik heb hier leren leven zonder oogkleppen’, zegt ze. ‘Door al die tewerkstellingsprojecten werkte je samen met mensen die je elders nooit ontmoette: de tuinman, bijvoorbeeld, kwam uit de psychiatrie. Die man at en vergaderde mee. We vonden dat normaal. We zagen Sfinks ook helemaal niet als een experiment, het hoorde gewoon bij die tijd.’

Na een opzienbarende documentaire van Paula Semer begon Sfinks alfabetiseringscursussen te organiseren. Ze deden ook aan basiseducatie en zetten een vrouwenwerking op. ‘Veel vrouwen die in de sixties gewerkt hadden, waren in de jaren zeventig en tachtig werkloos’, zegt Anne. ‘Je kunt je niet voorstellen hoeveel huisvrouwen er toen nog waren. Dat zorgde vaak voor relatieproblemen.’ 

Er zijn toen zaden gepland, zegt Paul, die vijftig jaar later bomen zijn geworden. ‘Boechout wordt niet toevallig jaar na jaar tot de meest fietsvriendelijke gemeente van Vlaanderen verkozen. En wij waren al over lokale tv aan het praten toen het nog lang niet bestond.’

○○○

In 1982 stapte Paul uit Sfinks. ‘Het was op’, zegt hij vandaag.  ‘Het klikte niet meer met al die vormingswerkers en hun serieux. Er mag ook wel al eens een polonaise gedanst worden, vind ik, en de champagne mag af en toe van de trappen vloeien.’   

Ferre ging bij de vakbond werken en stopte als Sfinksbestuurder, Anne bleef nog jaren. De villa veranderde niet, de medewerkers wel. ‘De ene krijgt kinderen, de andere gaat studeren’, zegt Anne. ‘Onze persoonlijke situaties veranderen, maar van iedereen werd hetzelfde verwacht.’

In 1993 sloot de villa. Sfinks Vorming verhuisde naar een eigen plek. En het café ging naar het station, maar sinds een paar jaar is het daar stil. Alleen het Sfinksfestival floreert nog elke zomer. ‘Culturele centra hebben onze missie overgenomen’, zegt Paul. ‘Je moet eens zien hoeveel er vandaag georganiseerd wordt, ook in dorpen.’  ‘Dat is waar’, antwoordt Ferre. ‘Maar de sterkte van Sfinks was ook dat we in geen enkel hokje pasten. We deden alles: vormingswerk, film, theater… Er was toen geen regelgeving voor dit soort organisaties. En vandaag nog altijd niet. Toen Paul en vele anderen, onder wie ik, later De Roma in Borgerhout nieuw leven inbliezen, hebben we dat weer gemerkt: wie te creatief wil zijn of buiten de lijntjes kleurt, ondervindt de gevolgen. “We gaan onze decreten niet herschrijven voor één geval”, zeggen ze dan. “Jij moet je aanpassen.” Maar het gaat dan net over de eigenheid die je zo uniek maakt.’

Paul: ‘De overheid wil altijd vat krijgen op culturele organisaties. Wij spraken ons destijds bij Sfinks over zo veel onderwerpen uit, tegen de luchthaven van Deurne, bijvoorbeeld, of tegen het Duwvaartkanaal. Vandaag doet bijna geen enkel cultuurhuis dat nog. Ik erger mij aan die stilte, ook al begrijp ik ze wel: ze zijn allemaal met handen en voeten gebonden aan subsidies.’

Ferre: ‘Destijds wilde de overheid in het stedelijk convenant van De Roma laten zetten: “De Roma zal zich in haar programmatie onthouden van elke politieke, ideologische en filosofische overtuiging.” “Dat ondertekenen we niet”, zei ik direct. Hoe kun je in godsnaam een programmatie hebben die niet politiek, filosofisch en ideologisch is? Welke film mag je nog draaien? Mag een zanger nog een politiek lied zingen? Onwerkbaar is dat.’ 

Paul: ‘En dan al die politici in de raden van bestuur, wat is daar in godsnaam de meerwaarde van? Mensen uit de cultuurwereld zijn daar van ’s morgens tot ’s avonds mee bezig: dan wil je die ervaringen delen met mensen met dezelfde passie. Niet met iemand die er geen bal van kent en wiens voornaamste bekommernis is zo snel mogelijk een vrijkaart te hebben.’

Ook al daarom is het opvallend dat er vandaag, nu de bom weer dreigt te vallen, niet massaal veel nieuwe Sfinksen opstaan in dit land. ‘Er zijn veel meer regels dan vroeger’, zegt Anne. ‘Kijk naar al die kleine festivals die vandaag overkop gaan: het kost allemaal veel te veel om iets te organiseren, de risico’s zijn te groot.’
‘Dat was vroeger ook zo’, zegt Paul. ‘We hebben zelfs Emmylou Harris geweigerd omdat ze te veel vroeg. Rock-‘n-roll is een kwalijke uitwas van het kapitalisme.’

Met de Sfinks: ‘Ik erger mij vandaag aan die stilte van cultuurhuizen, al begrijp ik ze wel: ze zijn allemaal met handen en voeten gebonden aan subsidies.’ © Foto Saskia Vanderstichele

‘Soms moet je gewoon springen. Zwemmen leer je wel als je in het water zit.’

‘Het ligt niet alleen daaraan, er zijn ook meer regels’, zegt Anne. ‘Voor een jeugdbeweging is het zelfs niet meer zo vanzelfsprekend om een simpele fuif te organiseren. Daarnaast zijn er ook minder mecenassen. In Hove, een buurgemeente van Boechout, gaan ze nu eindelijk beginnen aan de renovatie van de compleet uitgewoonde scoutslokalen. Twaalf jaar is daarover gepalaverd! Niemand had daar geld voor veil. Nochtans is Hove een bijzonder welgestelde gemeente.’

‘Toch was vroeger zeker niet alles beter’, zegt Paul. ‘Een festival moet vandaag bijvoorbeeld een geluidsvergunning hebben. Als die tot 23 uur loopt, hoeft er geen enkele pipo daarvoor te protesteren over lawaai, dat is zinloos. In onze jonge jaren was dat anders. Zeker tijdens het festival liepen concerten soms uit.’


In de zomer van 1983 namen agenten op het Sfinksfestival zelfs de drumstokken van de stomverbaasde jazzdrummer Ronald Shannon Jackson in beslag, omdat hij er maar mee bleef meppen. ‘Dit heb ik nog nooit meegemaakt’, riep hij, terwijl hij in de boeien werd geslagen.

Het publiek was zo verontwaardigd dat het begon te trommelen op alles wat los en vast zat. De tamtam van Boechout haalde de Franse krant Libération:La police belge connaît la mesure’ kopte de krant. ‘Het leek wel een sketch van Monty Python.’ Later werd dat getrommel een ritueel, het lijflied waarmee elk Sfinksfestival eindigde.

○○○

Nooit vergeten ze die keer dat de flikken jazzdrummer Ronald Shannon Jackson op het podium in de boeien sloegen. Het publiek begon te trommelen op alles wat los en vast zat.

Misschien is de tamtam van de Sfinks straks weer te horen. Dan vieren ze in de tuin van de villa hun halve eeuw. Raymond komt ook, al zal hij deze keer geen rood-blauwe slobbertrui dragen en zijn orgel niet in het publiek smijten.

Frank Thiels, een andere prominente oud-strijder van Sfinks, zal er niet bij zijn: hij haalde het jubileum net niet. ‘Frank was een vormingswerker in Sfinks’, zegt Ferre. ‘En een heel graag geziene man in Boechout. Frank kende iedereen, en iedereen kende Frank.’ Ook al omdat hij een bourgondiër was die graag zout op zijn verhalen strooide. Toen de deuren van de villa sloten, bouwde hij het muziekcafé De Pomp in Hove uit. Zowat alle groten van dit land stonden er ooit op de scène. 

Een paar weken geleden, net na zijn begrafenis, deden ze dat nog één keer. Voor de bom valt op De Pomp, of beter: de bulldozers van de projectontwikkelaars. Op het podium zong Pieter Embrechts een van de mooiste songs van Tom Waits: ‘Well my time went so quickly, I went lickety-splickly out to my old ’55.’ 

Die goede Frank reed dan wel ooit met een oude BMW, maar alla. In het publiek stonden zijn oude collega’s van Sfinks. Alle overlevenden tekenden present. ‘Dat zegt veel’, zegt Anne. ‘We zijn allemaal andere richtingen uitgegaan in ons leven. En ook al zien we elkaar niet meer vaak, die band blijft.’

Hun Sfinksjaren neemt niemand hen af. ‘Ik heb hier in de villa geleerd dat je vooral dingen moet dóén’, zegt Paul. ‘Niet twijfelen, anders begin je je toch maar af te vragen of het wel een goed idee was en doe je het niet. Soms moet je gewoon springen. Zwemmen leer je wel als je in het water zit.’

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content