Stripauteur Judith Vanistendael: ‘Ik wil nooit meer eenzaam zijn’
Ooit tekende ze haar schouder uit de kom. Sindsdien luistert stripauteur Judith Vanistendael wat vaker naar haar lichaam. ‘Ideaal voor mij is om jager-verzamelaar te worden, maar hoe valt dat te rijmen met alle boeken die ik nog wil maken?’
Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.
Na een reis van meer dan 3000 kilometer naar het oudste en meest noordelijke vluchtelingencentrum van Noorwegen is Judith Vanistendael weer thuis. De radio staat aan, een kaars brandt op tafel, de soep pruttelt op het vuur en Vanistendael wacht op de pakjesbezorger die haar vandaag een doos met haar nieuwste boek zal brengen.
Atan van Kea schreef en tekende ze tijdens de zes maanden dat ze op doktersvoorschrift thuiszat. Lesgeven ging even niet meer. ‘Er knapte iets. Ik kreeg hartritmestoornissen, koortsaanvallen, huilbuien. Burn-out, oordeelde de huisarts. Het was bijzonder interessant. Hoe je lichaam black-out gaat en schreeuwt: hier stopt het.’
Ik ben heel vaak ontslagen. Tot mijn 27e ben ik stevig op mijn bek gegaan.
Tekenen mocht wel. Omdat het haar gelukkig maakt. ‘Ik heb wel officieel toestemming moeten vragen aan de arts van het ziekenfonds.’ Voor het eerst werkte ze bijna volledig digitaal. Uit nieuwsgierigheid, maar ook uit noodzaak. ‘Soms heb ik gewoon te veel pijn.’ Ze staat op, strekt de spieren van haar linkerarm en zet de radio uit. Ze grimast. ‘Te veel achtergrondlawaai.’
U hebt uzelf al eens omschreven als een heel fysieke en lichamelijke tekenaar. Wat bedoelt u daarmee?
Judith Vanistendael:Ik gebruik mijn hele lichaam als ik teken. Je hebt tekenaars die alleen hun duim en wijsvinger gebruiken, en een beetje met hun pols werken. Maar ik beweeg heel veel, ik sta op, ik teken onrustig en wild, duw hard op mijn materiaal. Een keer heb ik mijn schouder uit de kom getekend. Ik had vierhonderd bladzijden in kleurpotlood getekend en al die tijd de pijn verbeten. Maar toen het boek af was, hing mijn schouder scheef. Sindsdien doe ik oefeningen. Powertraining. Ik zeg dat tegen al mijn studenten: je moet de spieren van je armen, schouders, rug en buik trainen of je krijgt later problemen.
Tekenen is belastend voor een lichaam?
Vanistendael: Behoorlijk belastend, ja. Bovendien heb ik een lichaam dat nogal hysterisch reageert. Ik luister er niet altijd naar, maar soms kan ik niet anders. Dan krijg ik op rare plekken vreselijke spierpijn.
Is dat een beroepskwaal?
Vanistendael: Ik vermoed dat het een beetje van alles samen is. Tien jaar geleden hebben ze daar de term fibromyalgie op geplakt, maar dat is een soort vuilnisbakziekte waarvan ze ook niet weten wat het precies is. Ik weet gewoon dat mijn lichaam op stress reageert met verhoogde spierspanning. Het verkeer in de stad, niet kunnen zwemmen, te veel onrust. Dan krijg ik knopen in mijn spieren en dat doet verschrikkelijk veel pijn. Het voordeel is dat het me heeft aangezet om veel te wandelen en te zwemmen, en mijn lichaam beter te verzorgen.
Wandelen verzacht de pijn?
Vanistendael: Oh ja, als ik een uur per dag wandel, word ik ontzettend gelukkig. Ideaal voor mij is het om jager-verzamelaar te worden. Als ik paddenstoelen ga plukken, heb ik minder pijn. Maar is dat het leven dat je wilt leiden? Ik denk wel dat wij een levensstijl hebben ontwikkeld die niet past bij wat ons lichaam nodig heeft. We zijn gemaakt om heel veel te wandelen, om rustig te bewegen, nu en dan een spurtje te trekken en onze blik op de horizon te richten. Dan komen onze zintuigen tot rust. Ik ben nogal overtuigd van ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’. Ik ben geen sporter, maar ik beweeg. Buiten, in goed of slecht weer.
U had het daarnet over zwemmen en dat u dat nodig hebt om de spierspanning te verdrijven.
Vanistendael: Klopt. Dat is bijna obsessief. Ik zwem het liefst buiten, in meren, wilde waters. Als ik naar een andere stad reis, zoek ik altijd uit waar ik in openlucht kan zwemmen, dat mis ik echt in Brussel. Dat je hier geen open water hebt waar je even in kunt springen. Ik wandel vaak langs het kanaal, omdat het het enige water is bij mij in de buurt. Maar het is toch een beetje een zielig watertje. We hebben een huis in Frankrijk en daar zwem ik elke dag in het meer. Weer of geen weer. Ik moet zwemmen. In de Lofoten, waar ik de voorbije twee weken was, was het jammer genoeg te koud. Anders was ik zo de golven in gewaad.
Omdat u er ook wel van houdt grenzen af te tasten en te verleggen?
Vanistendael: Geen mens is eenduidig, ik ook niet. Na al die jaren in het leven weet ik ondertussen dat ik veel baat heb bij rust. Alleen zijn brengt me tot rust. Of samen zijn met mensen die ik graag zie. Koude brengt me tot rust. Warmte niet. Ik word helemaal opgedraaid van een zomer zoals we er net een gehad hebben. Ik raak niet afgekoeld. Maar ik heb ook de neiging om me-zelf in moeilijke situaties te wringen, om het minder evidente op te zoeken. Wat dan weer veel energie kost, waarna ik me afvraag waarom ik toch weer migraine heb. Waarom moet ik het in mijn volgende boek over een asielcentrum boven de poolcirkel hebben? Waarom reis ik zo ver terwijl ik weet dat reizen me misselijk maakt? Volgens mijn beste vriendin heb ik die spanning nodig omdat ik me anders verveel en het leven een beetje te saai vind. Ze kent me al heel lang, dus zal ze wel gelijk hebben.
Is tekenen rustgevend of net uitdagend?
Vanistendael: Dat hangt ervan af in welke fase van het creatieproces ik zit en wat ik aan het tekenen ben. Onderzoekend tekenen, waarbij ik teken om te leren, om iets nieuws en iets anders te proberen, is eerder vermoeiend en frustrerend. Dat is wringen en wroeten tot ik voel dat ik het in de vingers heb en dan kan het weer verslavend worden. Uitvoerend tekenen, als ik alle schetsen voor een strip heb en enkel nog ‘mooi’ hoef te tekenen, is echt ontspannend. Dan kom ik in een flow. Maar het gebeurt zelden dat ik teken ter ontspanning. Of dat ik op vakantie spontaan naar mijn schetsblok grijp. Verleden jaar heb ik op reis mezelf opgelegd een tekening per dag te maken. Ik moest me daar echt toe dwingen. Het was niet zo dat ik het miste of ernaar hunkerde.
Kunt u leven zonder tekenen?
Vanistendael: Tja, ik vermoed van niet. Ik ben pas echt beginnen te tekenen toen ik 27 jaar was en ik herinner me dat ik tot dan toch niet zo gelukkig was. Ik deed dingen waar ik niet goed in was.
Welke dingen?
Vanistendael: Van alles. Ik heb allerlei coördinerende, organiserende jobs gehad en als je me iets níét moet vragen, dan is het wel coördineren en organiseren. Ik dacht dat het moest, dat dat het leven was, maar het was duidelijk dat ik er slecht in was, dat ik er niet blij van werd en dat ik zo geen interessante bijdrage aan de samenleving kon leveren. Want dat laatste wilde ik absoluut wel. Dat is altijd de drijfveer geweest. Nog steeds. Tekenen blijkt voor mij een goede manier om ergens thuis te komen en om te communiceren met de wereld. Maar toen zat ik in geëngageerde organisaties te coördineren, wat me niet lukte, waardoor ik geregeld werd ontslagen. Ik ben echt heel vaak ontslagen. Tot mijn 27e ben ik stevig op mijn bek gegaan.
U begon pas te tekenen toen u 27 was. Toch trok u als achttienjarige naar de Hochschule der Künste in Berlijn?
Vanistendael: Ik ging kunstenaar worden. Dat was het doel. Maar het liep fout. Sinds een jaar of vier begrijp ik pas wat daar gebeurd is. Ik belandde in het hart van het postmodernisme. Het figuratieve was dood, het narratieve was dood. Iedereen maakte installaties. Het waren de hoogdagen van de abstracte, conceptuele kunst. Als je naar mijn werk kijkt, tja, echt abstract is dat niet. Ik heb net talent voor het verhalende. Ik paste daar niet en dus dacht ik dat ik geen kunstenaar kon zijn. Wat ik deed, was misschien mooi, maar het was volgens de normen van die tijd absoluut geen kunst. Pas veel later, dankzij de vader van mijn kinderen, heb ik ontdekt dat het ook soort whiplash gehad. Ik ben heel ver van mezelf weggedreven om dan weer dicht bij mezelf te komen. Op het moment zie je dat niet. Het is een soep waarin je trappelt om overeind te blijven. Later kun je zeggen: ik heb daar veel uit geleerd.
Als ik mijn intuïtie was blijven volgen, zou ik waarschijnlijk in Afghanistan iets spannends gedaan hebben en ontploft zijn.
Wat hebt u daaruit geleerd?
Vanistendael: Dat ik nooit meer eenzaam wil zijn. Want dat ben ik in Berlijn geweest. Ontzettend eenzaam. Vroeger manoeuvreerde ik me heel vaak in situaties waardoor ik die eenzaamheid creëerde. Ik vertrok naar Berlijn, studeerde niet in Brussel, maar in Gent, in plaats van een Vlaams lief had ik een relatie met een zwarte moslimvluchteling die volledig ontheemd was. Het is vereenzamend om samen te zijn met een vluchteling. Het is een complexe situatie die weinig mensen begrijpen. De eenzaamheid leek aan mij te kleven. Uiteindelijk heb ik heel rationeel beslist dat ik dat niet meer wilde. Ik heb mezelf verplicht bepaalde situaties te vermijden en ik heb ervoor gekozen me te laten omringen. Dat is een heel bewuste keuze geweest.
Dat zegt wel iets over de kracht van onze geest?
Vanistendael: Misschien wel, maar ik heb door schade en schande ondervonden dat ik mijn intuïtie voor geen meter kan vertrouwen. Als ik die was blijven volgen, dan was het niet goed gekomen. Dan zou ik waarschijnlijk in Afghanistan iets spannends gedaan hebben en ontploft zijn, vermoed ik. En dus leg ik de hele tijd de keuzes die ik moet maken voor aan mijn omgeving. Tot vervelens toe misschien, maar ik heb het oordeel en de inschatting van mijn gezin of van goede vrienden nodig.
Uw nieuwste boek is geïnspireerd op uw zoon, op hoe iemand een talent ontdekt dat niet past binnen de geijkte kaders. Het klinkt als een echo van wat u zelf in Berlijn hebt meegemaakt?
Vanistendael: Hmm, zo heb ik het nog niet bekeken. Voor mij vat het verhaal de vragen samen die ik heb bij hoe we naar kunst kijken en hoe we jongeren onderwijzen. Ik heb een kind dat niet goed past in het schoolse systeem. Pas toen ik dat zag, zijn mijn ogen opengegaan. Wat doen we op scholen? Kinderen leren er om stil te zitten, om te gehoorzamen en ondertussen worden ze klaargestoomd om naar de arbeidsmarkt te rollen. Binnen de kunsten lopen we dan weer hoog op met individualiteit en uniek zijn. Tijdens de lockdown heeft mijn zoon zijn liefde voor kleien ontdekt. Dat was prachtig, zo’n explosie van talent. Atan van Kea vertelt het verhaal van zo’n jongen. Hij wil kunstenaar worden, maar de kunst die hij maakt is niet in lijn met de esthetiek van de tijd waarin hij leeft. De Cycladische kunst in het Louvre waaraan ik refereer is 5000 jaar oud, maar ziet er heel modernistisch uit. Het is het omgekeerde van wat mijn zoon maakt. Hij kleit dino’s, superhelden, figuren uit videogames tot in de kleinste details. De Cycladische kunst is gestileerd, afgelijnd, maar die kunst is ook bandwerk. Ze is niet zo moeilijk om te maken, een beetje schuren op marmer en de voorgeschreven vormen volgen. In die zin is het verhaal ook een reflectie over lesgeven. Hoe stimuleer je jonge mensen?
U geeft zelf les. Ik kaats graag de vraag terug: hoe stimuleert u jonge mensen?
Vanistendael: Ik ben op mezelf gebotst het voorbije jaar. Je geeft natuurlijk les binnen een kader en ik ben daar lange tijd in meegegaan. Ik was streng voor studenten, veeleisend. Generaal Vanistendael. Ik dacht dat het zo hoorde. Maar het klopte niet. Ik ben zes maanden out geweest. Fysiek ging het niet meer. Nu begin ik weer en ik wil het liefdevol aanpakken. Wat heb je eraan jonge mensen af te schrikken? Ik vind ze zo inspirerend en fantastisch. Ze verdienen alle liefde en aanmoediging die ze nodig hebben.
Het boek waaraan u nu werkt, raakt aan een ander thema dat u niet loslaat: vluchtelingen en ontheemd zijn in de wereld. Omdat u zichzelf soms als een vreemde in deze samenleving voelt?
Vanistendael: Ik kan niet goed opgaan in werelden. Mijn natuurlijke positie is waarschijnlijk die van de outsider. Maar vluchtelingen raken ook een gevoelige snaar omdat mijn eerste grote liefde een vluchteling was. Vier jaar heb ik met hem samengewoond, op een hele jonge, formatieve leeftijd. Voor veel mensen is de puberteit bepalend voor de rest van hun leven. Je hersenen zijn nog niet volledig gevormd. De indrukken die je opdoet, de vriendschappen die je opbouwt, de muziek die je beluistert, ze gaan allemaal recht naar je hart. Vluchtelingen waren in die jaren mijn leven. Ik was omringd door vluchtelingen. Dat is heel diep binnengekomen en laat me niet meer los.
Weet u ook wat zo bepalend is geweest en wat u niet meer loslaat?
Vanistendael: Ik heb daar natuurlijk veel over na- gedacht en stilaan ben ik in staat die vraag te beantwoorden. Het gaat over het spanningsveld tussen het individuele leven en de wetten en regels die een samenleving overeind houden. Je hebt natiestaten met grenzen, dat is hoe we de wereld op dit moment organiseren. Als je in een natiestaat opgroeit waar het leven goed is, prima. Maar zit je in een natiestaat – pakweg Togo, waar mijn eerste man vandaan kwam – die minder geslaagd is, dan heb je brute pech. Het is niet eens zo onlogisch dat je dan zegt: ik wil deel uitmaken van een natiestaat waar het wat beter gaat. Maar dan wordt het ontzettend moeilijk. Want je hebt een wetgevend kader en dat is behoorlijk zwart-wit. Je valt erbinnen of je valt erbuiten. Die duidelijkheid is nodig. Zonder werkt een samenleving niet. Maar voor het individu dat erbuiten valt, is dat natuurlijk een drama. Die spanning is schrijnend, en interessant. Je hebt de mens en de samenleving. Ik denk dat dat voor iedere samenleving geldt, ook voor die van de jagers-verzamelaars. Als je een karakter hebt dat niet hoort bij de regels van dat leven, dan sta je daar ook mooi. De vraag is: hoe ga je daarmee om? Als je lang genoeg leeft, ontdek je misschien het antwoord. En dan nog. Ik denk dat je vooral leert je eigen leven beter te begrijpen.
Judith Vanistendael
– 1974: geboren in Leuven
– Studeerde Kunstwetenschappen aan de UGent en volgde de opleiding Beeldverhaal aan Sint-Lukas in Brussel
– Debuteerde in 2007 met De maagd en de neger
– Werd voor Toen David zijn stem verloor genomineerd voor de Eisner Award
– Atan van Kea is haar achtste boek
– 2022: won de Bronzen Adhemar