‘We begonnen met tegenwind. De Vlaamse oppositiepartijen waren tegen, middenveldorganisaties reageerden sceptisch. Wel, we geven de criticasters ongelijk’, reageert grondwetspecialist Stefan Sottiaux op het jaarverslag van het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI).
In totaal ontving het instituut, waarvan Sottiaux voorzitter is, zo’n 1500 meldingen of klachten in 2024, dat zijn er zowat vier per dag. De meest gemelde discriminatiegronden waren raciale kenmerken en nationaliteit (33 procent) en handicap (28 procent).
In tegenstelling tot het interfederale gelijkekansencentrum Unia, dat 25 procent moet besparen van de regering-De Wever, behoudt het VMRI zijn budget van 5 miljoen euro en 40 medewerkers. Het VMRI kwam er destijds ter vervanging van Unia op enkele uitsluitend Vlaamse bevoegdheden, zoals onderwijs en welzijn. ‘Het Vlaams Parlement wilde afstappen van een conflictueus model en inzetten op bemiddeling’, zegt Sottiaux. ‘Op een vertrouwelijke manier en onder begeleiding van een neutrale persoon hebben we zo al in 60 zaken bemiddeld, waarvan de helft succesvol.’
‘Wij moeten geen oplossingen dicteren aan democratische meerderheden.’
Soms wordt het probleem opgelost voor de bemiddeling formeel van start gaat, blijkt uit uw jaarverslag.
Stefan Sottiaux: Dat klopt. Zo vernamen we dat een persoon met een visuele beperking geen blindengeleidehond mocht meenemen in een restaurant. We belden met de restauranthouder om meer uitleg te geven over de wet. Toen was het probleem opgelost.
Een kwart van de discriminatieklachten moet u doorverwijzen naar andere organen, vooral naar Unia. Loopt de burger niet verloren in het kluwen van mensenrechtenorganen?
Sottiaux: Het is uiteraard niet aan het vermeende slachtoffer om de bevoegdheidsverdeling te ontwarren. Wij verwijzen mensen warm door en nemen zelf contact op met bijvoorbeeld Unia.
De tweede grote pijler van uw instituut is de Geschillenkamer, die vorig jaar 13 dossiers behandelde. Wat doet die precies?
Sottiaux: Als de bemiddeling niet lukt, komt onze onafhankelijke Geschillenkamer tussenbeide. Dat zijn ervaren rechters, aangevuld met gerenommeerde experts zoals professor Koen Lemmens van de KU Leuven en professor Eva Brems van de UGent. Zoals dat ook in Nederland gebeurt, vellen zij niet-bindende uitspraken. De meeste zaken gaan over redelijke aanpassingen voor personen met een handicap. En in de meerderheid van de gevallen werd trouwens geen discriminatie vastgesteld.
In tegenstelling tot Unia staat het Vlaams Mensenrechteninstituut slachtoffers niet bij in de rechtbank. Oppositiepartij Groen noemt uw werk juridisch gezien een ‘doodlopend straatje’.
Sottiaux: Is problemen oplossen zonder het conflict op te zoeken een doodlopend straatje? Integendeel, zo werk je net spanningen weg. Bovendien is slachtoffers bijstaan voor de rechter duur en traag. Vaak gaat het trouwens om rechters die niet onderlegd zijn in de materie.
‘Ik heb het wel moeilijk met persoonlijke aanvallen op experts van de Geschillenkamer.’
Is uw instituut een papieren tijger? De Geschillenkamer adviseerde Vlaams-Brabant om het boerkiniverbod in de provinciale zwembaden te herzien. De reactie van de provincie: ‘De Geschillenkamer geeft slechts een advies. Wij gaan het reglement niet aanpassen.’
Sottiaux: Ik kan geen commentaar geven op concrete uitspraken, maar het klopt dat het oordeel niet bindend is. Maar de partijen kunnen zelf naar de rechter stappen met een mooi uitgewerkt advies onder de arm. Ik heb ook geen probleem met kritiek op onze uitspraken. Ik heb het wel moeilijk met persoonlijke aanvallen op experts van de Geschillenkamer (N-VA’er Theo Francken noemde Eva Brems na het boerkiniadvies de ‘groene coryfee en hevige tegenstander’, nvdr). Ik vind het ook frustrerend dat identitaire zaken zoals het boerkiniverbod zo veel aandacht krijgen. Slechts 5 procent van onze ontvangen klachten gaan over religieuze kentekens.
Hoe kijkt u als expert naar de ontwikkelingen in binnen- en buitenland, waar de rechtsstaat steeds meer onder druk komt?
Sottiaux: In de VS zet president Donald Trump rechters weg als radicale linkse zotten, sommige rechters werden al fysiek bedreigd. Dat moeten we te allen tijde vermijden. Tegelijk moeten wij als mensenrechteninstituut empathisch luisteren en naar compromissen zoeken. Let wel, wij moeten geen oplossingen dicteren aan democratische meerderheden. Steeds meer beleidsissues worden naar mensenrechten vertaald, van migratie tot klimaat. En het klopt: de mensenrechten moeten de minimumstandaarden vastleggen, maar het blijft aan de politiek om de knoop door te hakken. Als wij te veel een kant kiezen, ondergraven we onze eigen onafhankelijkheid.